Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 317 van 1037

...  305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330  ...
[1] Toen wij Jeruzalem achter ons hadden gelaten en bijna bij de zuil waren gekomen die door Rafaël daar neergezet was, kwamen we twee arme mensen tegen die naar Jeruzalem gingen om daar om een aalmoes te bedelen. Van deze twee was de een blind, de ander kon zien en leidde de blinde. Beiden zagen er echter erg meelijwekkend uit en vroegen ons of wij hun soms een aalmoes wilden geven; want zij waren erg arm en waren er ellendig aan toe.
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De blinde zei: 'Dat bij God alle dingen mogelijk zijn, weten en geloven wij beiden; maar God doet nu geen wonderen meer, omdat de mensen te slecht en boosaardig zijn geworden, te beginnen bij de hogepriester tot aan ons toe. Want Gods geboden heeft men verworpen en daarvoor in de plaats andere gegeven, die slecht en miserabel zijn; als de wetten echter slecht zijn, dan worden ook de mensen die zich aan de slechte wetten moeten houden, slecht, want zoals de leer is, is ook het geloof en zijn de inzichten van de mensen. De mensen hebben zodoende God verworpen en vereren nu weer het gouden kalf, en daarom heeft God hen ook verworpen en zal Hij weldra een boos gericht over hen laten komen; want mijn gids, die kan zien, heeft mij de tekenen in de nacht van eergisteren beschreven, en die duiden werkelijk op niets goeds voor de mensen die God volledig de rug hebben toegekeerd. En zo ziet u, vriendelijke man, want naar uw stem te oordelen bent u dat, dat God nu in deze kwade tijd heel zeker geen wonderen meer zal doen en dat ook niet kan en wil!'
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ook de gids, die enigszins verlamd was, voelde zich plotseling helemaal gezond en sterk, dankte Mij ook op zijn knieën en vroeg Mij (de genezen lamme): 'Heer, wonderbaarlijk grote profeet, die zulke wonderen doet en wist hoe mijn metgezel het licht uit zijn ogen verloren had, u zult ons ook wel kunnen vertellen waar we naar toe kunnen gaan om tegen een matig loon werk te krijgen; want het is nu in deze tijd moeilijk om snel ergens werk te krijgen!'
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik zei: 'Ga naar Bethanië naar Lazarus en zeg tegen zijn beide zusters, die nu alleen thuis zijn, wat jullie is overkomen en dat Ik jullie stuur, dan zullen jullie meteen opgenomen en in dienst genomen worden! Maar sta nu op en doe wat Ik jullie gezegd heb!'
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Op weg naar Bethanië beraadslaagden zij hevig over Mij en over degenen die bij Mij waren; ze vroegen zich af, wie Ik toch wel was, en wat en wie de anderen waren. Mij hielden zij voor een groot profeet, misschien wel de teruggekomen Elia. Maar wat en wie Mijn metgezellen waren, daarover konden zij het niets eens worden; dat hoopten zij in Bethanië te weten te komen.
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Maar Ik zei onderweg naar Emmaüs: 'Wees toch kalm, jullie zeggen dat omdat je niet weet wat een mens in zich heeft; maar in Emmaüs zullen jullie daar vandaag meer over horen!'
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] In de buurt van Emmaüs kwam ons weer een bedelares tegemoet, die heel erbarmelijk begon te roepen dat zij, zoals wij zagen, een heel arme weduwe was en moeder van twee kinderen, die zij op haar armen moeizaam, van plaats naar plaats, mee moest dragen om toch maar voldoende aalmoezen te krijgen om het hoogstnoodzakelijke voedsel te kunnen kopen voor zichzelf en de twee kinderen. Of we haar toch alsjeblieft niet met lege handen verder wilden laten gaan.
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Kijk, je draagt een bundel op je rug! Wat zit daar in verborgen? Wel, daarin bewaar je een prachtige jurk van Perzische zijde, die je een pond zuiver zilver heeft gekost toen je nog vermogend was! Als je in een herberg komt leg je de tweeling te slapen, daarna trek je je mooie jurk aan, dan zie je er uit als een heel aantrekkelijke en goed gevormde vrouw en probeer je je als vreemdelinge aan iemand te verkopen. Zodra dan de nieuwe dag aanbreekt, zie je er weer net zo uit als nu, en roep je naar alle mensen om een aalmoes. Zeg nu zelf of dat voor God en de mensen ooit juist kan zijn! Ik veroordeel je daar echter nog niet om, maar Ik vraag je naar je eigen mening. Spreek! Wat heb je Mij daarop te zeggen?'
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Zie, daarmee doe je God onrecht aan, en toch veroordeelt Hij je daarvoor niet, maar wil Hij je helpen, naar lichaam en ziel, opdat ook je ziel niet voor altijd te gronde zal gaan!
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[22] Toen bedankte zij voor de les; vervolgens gaven onze Agricola en ook de drie magiërs haar een aalmoes en zij ging verder naar Jeruzalem. Wij gingen echter ook verder en kwamen dicht bij de muren van Emmaüs.
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Het oudste kind, een jongen, zei: 'O, beste goede vader, als u zich maar over ons zou willen ontfermen, dan zou u ons ook wel hier brood en kleren kunnen geven! In de stad is brood in overvloed; maar als we naar iemand toegaan en om brood vragen, jaagt men ons met stokken weg en geeft ons geen brood. Maar u en die mensen die bij u zijn, zien er zo vriendelijk uit en daarom vragen wij u om ons brood te geven!'
Hoofdstuk 133: De bedelende kinderen uit Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De jongen zei: 'Ja, die kennen we wel en we hebben al veel goeds over hem gehoord; maar we durven er niet heen te gaan, omdat hij een veel te hoge en grote heer is. Er zijn nog meer van zulke grote heren hier, die beslist ook heel goede vaders zullen zijn; maar daar hebben we niets aan, omdat we niet naar hen toe durven gaan.'
Hoofdstuk 133: De bedelende kinderen uit Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Na een ogenblik, waarin zij de kalmte herwon in haar nogal lichtzinnige gemoed, zei zij (de bedelares): Maar, Heer, ik heb u nog nooit ergens gezien of gesproken! Hoe kunt u dat weten? Dat moeten een paar van uw geheime speurders hebben overgebriefd! Ja, ja, helaas heeft u gelijk; maar wat kan een arme verlaten weduwe er aan doen, als zij zich in haar nood af en toe met zaken inlaat, die inderdaad tegenover God niet in orde kunnen zijn? Maar daarom is de arme weduwe die ik ben nog lang niet slecht; kijk maar eens naar de vrouwen van de Farizeeën, van de schriftgeleerden en ook zelfs van de Levieten, die toch altijd allemaal rein moeten zijn, dan zult u heel andere redenen vinden om hen terecht te wijzen dan mij, die vaak door de nood dermate geplaagd word dat u zich daar niet gemakkelijk een voorstelling van kunt vormen! Overigens geef ik openlijk toe dat u de volle waarheid over mij gezegd heeft; maar help mij, dan zal ik nooit meer mijn toevlucht nemen tot zulke ellendige manieren om in mijn onderhoud te voorzien! Vriend, berechten en straffen is gemakkelijk; maar helpen wil niemand!'
Hoofdstuk 132: De Heer en de bedelares - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zei tegen de kinderen: 'Wees gerust Mijn kinderen, jullie zullen geholpen worden! Breng ons maar naar jullie zieke ouders! Ik zal hen helpen en wij zullen ook voor brood en goede kleding zorgen!'
Hoofdstuk 133: De bedelende kinderen uit Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Alle kinderen zeiden: 'We hebben iedere dag tot God gebeden om ons te helpen en toen wij vanmorgen weer gebeden hadden, leek het alsof wij een stem hoorden die zei: 'Vandaag nog zullen jullie geholpen worden! , Dat zeiden wij tegen onze zieke ouders en die zeiden: 'Bij God is alles mogelijk; maar ons zal slechts de dood het zekerst helpen!' Wij troostten onze arme ouders zo goed wij maar konden en gingen op weg om te bedelen. En zie, beste goede vaders, we hebben niet voor niets gebeden, want de grote, heilige en lieve Vader in de hemel heeft u naar ons toegestuurd! O, we moeten nu dadelijk, voor we nog een stap terug naar onze ouders doen, de lieve Vader in de hemel danken dat Hij Zich zo genadig over ons ontfermd heeft!'
Hoofdstuk 133: De bedelende kinderen uit Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330  ...