Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 318 van 1166

...  306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331  ...
[9] IK zeg: 'Mijn beste Johannes, dat zal nu met meer zo zeer nodig zijn. Hiram zal met betrekking tot de Messias nog wel menige tegenwerping naar voren brengen die je een beetje in verlegenheid zal brengen; maar wij beiden zullen hem ook wat dat betreft nu spoedig op de juiste weg brengen. Ga jij nu naar de hut en maak een vuur voor hen; want ze proberen nu al sinds ze ons verlieten, vuur te maken door stenen en hout tegen elkaar te wrijven, maar het lukt niet!"
Hoofdstuk 190: Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Maar toch moet je innerlijke geest reeds lang van tevoren bestaan hebben, opdat hij als een onzichtbare getuige bij al mijn handelingen, die hem misschien om voor mij onbekende redenen nader aangaan, aanwezig kon zijn. Alleen op die manier kan ik mij jouw volledige kennis en volledige inzicht in al mijn levensomstandigheden een beetje voorstellen! Weliswaar was je van de levensomstandigheden van Aziona even goed op de hoogte als van de mijne. Maar dat maakt nu niet bepaald veel verschil; want jij, als een nog zuivere oergeest, hebt je alziende geestelijke ogen zeker zowel op hem als ook op mij gericht! Een pre-existentie van je innerlijke geest valt zodoende niet gemakkelijk meer te ontkennen, en ook niet het gelijktijdig bestaan ervan met je lichaam; maar hoe ziet het er nu uit met het voortbestaan van die geest na het lichamelijk leven? Dat lijkt tot nu toe nog geheel vergrendeld te zijn!"
Hoofdstuk 184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke leven en erná - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Wat jij gezegd hebt geloven wij nu vast en zeker. Het puur geestelijke bestaan vóór de geboorte en het materiële proefbestaan op deze wereld ter ontwikkeling van de ziel volgens jouw beschrijving laat weliswaar nagenoeg geen verdere vragen meer toe, omdat het alleen maar zo en onmogelijk anders gedacht kan worden en ook maar kan zijn -want die bepaalde en steeds gelijke gevolgen moeten immers ook steeds dezelfde oorzaken hebben; dat is nu bij ons wel een uitgemaakte zaak! -; maar wat het bestaan na de dood betreft, zijn er nog wel een groot aantal uiterst belangrijke vragen te stellen, waarvan de grondige beantwoording waarschijnlijk toch wel een beetje moeilijker voor je zal zijn.
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Voor mijn part laat ik mij wel een tienduizend jaar durend leven onder zeer gunstige levensomstandigheden welgevallen, maar dan wel in mijn lichaam op deze aarde; want hier is niemand ooit uitgeleerd zodat hij kan zeggen: 'Nu bestaat er op de hele aarde niets meer wat mij niet volledig bekend is!' Maar plaats nu eens een hoogst volmaakte, met jouw hoogst wonderbaarlijke alwetendheid begaafde geest op deze aarde! Met één enkele scherpe blik heeft hij meteen alle geheimen van alle toekomstige en ook voorbije tijden door! En wat dan, als hij strikt op deze aarde zou moeten blijven? Hij zou zich nu met de domheden van de mensen moeten vermaken en met zijn macht de tijd moeten verdrijven door met allerlei spektakelstukken de volkeren door elkaar te jagen, -anders zou hij zich immers onvoorstelbaar wanhopig vervelen!
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] JOHANNES zegt: 'Ja, mijn beste vrienden, dat is natuurlijk geheel afhankelijk van het standpunt van waaruit men eigenlijk het leven, en dan met name het leven van de geest, beschouwt, en of men daarbij de juiste kennis van zichzelf heeft en daardoor een juiste en ware kennis van God en Zijn talloos vele wonderwerken en scheppingen, die reeds op het eindeloze gebied van de materie zulke dingen voor jullie bevatten, dat er aan jullie hoogst verwonderde beschouwing daarvan in een aeon van jaren nooit een einde zou komen, laat staan van de puur geestelijke scheppingen, waarvan men kan zeggen: Tot nog toe is het nog niemand in de zin gekomen om ook maar te vermoeden en enigszins aan te voelen, wat voor zaligheden God heeft bestemd voor degenen die Hem waarachtig kennen en Hem dan ook boven alles liefhebben en uit liefde voor Hem ook waar dat mogelijk is, met raad en daad hun medemensen. Hoe kan er ooit sprake zijn van verveling, zodra de zo volmaakt mogelijke geest begint in te zien, dat hij nog maar aan het begin staat van de onthulling van de talloze wonderen van de eeuwige macht en wijsheid en de hoogste liefde van God de Heer en Vader van eeuwigheid? 0, welke gedachten maken zich toch van jullie meester door jullie grote beperktheid in ieder dieper inzicht in het leven!
Hoofdstuk 186: Oneindigheid, eeuwigheid en zaligheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Hierop begon JOHANNES weer te spreken en zei: 'Mijn beste vrienden als jullie inzicht maar half zo ver ontwikkeld zou zijn, zou ik weinig woorden nodig hebben; maar nu zijn er natuurlijk meer voor nodig. Maar opdat jullie dat begrijpen, moet ik jullie eerst iets geheel nieuws onthullen en duidelijk maken hoe het een het ander tot gevolg heeft. En nog voor jullie eraan dachten om met die drie kritische vragen te komen, wist ik daar al van en heb er in mijn zojuist gedane uiteenzetting van de materiële schepping al rekening mee gehouden. O, jullie komen immers nooit met een vraag bij mij waar ik niet allang van te voren van wist! En daar ik reeds lang van te voren wist welke vraag zou komen en ook jullie reisgeschiedenis kende, kunnen jullie je ook wel gemakkelijk voorstellen, dat het voor mij met bepaald te moeilijk zal zijn om daar een definitief antwoord op te geven. - Wat denk jij hiervan, Hiram?"
Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] JOHANNES ging naar de hut en zei: 'Beste vrienden, ik geloof dat het jullie vandaag niet wil lukken om vuur te maken; want ik heb nu al een poosje naar de hut gekeken, maar nog geen vuur kunnen ontdekken en mijn vriend zei tegen mij: 'Ga voor deze goede en bezorgde mensen vuur maken!' En dus ben ik nu dan hier o m jullie te helpen met het maken van vuur'
Hoofdstuk 190: Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] En nu zei ook HIRAM: 'Ja, mijn beste en wonderlijke vrienden, nu zal ik ook voor korte tijd naar huis gaan om mijn zeker reeds gekookte vissen zonder zout of andere kruiden te gaan eten; daarna zal ik jullie onmiddellijk weer ten dienste staan!"
Hoofdstuk 191: Het vuurwonder van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] HIRAM zei: 'Edelste vriend, dat zou voor mij meer dan teveel zijn van jullie steeds meer onbegrijpelijke goedheid! Maar ik moet voor jullie toch ook voor een nachtverblijf zorgen, daarom is het noodzakelijk dat ik even naar huis ga om in mijn hut althans voor één van jullie, vanwege de beperkte ruimte, een behoorlijke slaapplaats klaar te maken!"
Hoofdstuk 191: Het vuurwonder van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Deze keer was het Jacobus die hem een wenk gaf en hem aan Mijn eerdere vermaning herinnerde. Toen werd hij stil en zei geen woord meer.
Hoofdstuk 192: Het wonderbaarlijke nachtmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Zijn VROUW, die een Griekse uit Athene was en derhalve een nog echt overtuigde heidin, zei: '0 man, zoiets heb ik van de hoge goden meermaals gehoord! Want de goden houden alleen in hun hoge hemelen van de allergrootste pracht; maar op aarde nemen ze altijd slechts bij de eenvoudigste en meest gewone mensen hun intrek en zijn ze tevreden met de eenvoudigste kost. Ja, ja, mijn lieve man, zo is het vast en zeker'
Hoofdstuk 192: Het wonderbaarlijke nachtmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] HIRAM zegt: 'Neen, mijn edelste en wijze vriend! Er bestaat bij ons nu absoluut geen twijfel meer over deze dingen! Maar nu wij al bijna tot aan het einde van deze prachtige dag over heel wat dingen hebben gesproken, zou ik je toch nog graag één ding willen vragen. Ik ben weliswaar slechts een pure Griek, maar desondanks heb ik me in de loop der tijd van het jodendom al heel wat eigen gemaakt, wat mij erg amuseerde, met name hun bewering over een Messias die niets minder dan meteen maar het hoogste Godswezen Zelf zou zijn. Hij zou hen allemaal natuurlijk onmiddellijk onsterfelijk maken en in Jeruzalem resideren als hun eeuwige onoverwinnelijke koning en van daaruit meteen de hele wereld en tegelijk natuurlijk ook de hele eeuwige oneindigheid beheersen.
Hoofdstuk 189: De vraag over de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Toen kwam JOHANNES, Mijn lieveling, naar Mij toe en zei: 'Heer, zijn we met hen nu wel enigszins op de goede weg gekomen? Want als het nog moeilijker met hen wordt, zou ik U toch wel willen vragen of U het Zelf tegen hen op wilt nemen; want soms beklemt me de gedachte, dat mijn hart misschien toch mogelijkerwijs iets wat van U komt niet juist en snel genoeg kan begrijpen en dat het dan gemakkelijk iets van mijzelf in plaats van iets van U aangeeft, waardoor ik dan bij deze scherpzinnige denkers ogenblikkelijk in de grootste moeilijkheden zou komen! Zij letten immers op ieder woord en op iedere gezichtsuitdrukking daarbij, zoals een slimme vos zijn buit in de gaten houdt! Maar één onjuist woordje en zij laten het helemaal afweten!
Hoofdstuk 190: Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Hierna pas stond HIRAM op, staarde een poosje naar buiten naar de baai en zei toen met een zekere bedruktheid: 'Mijn vrienden, dat lijkt me niet in orde; voor ons allen dreigt een groot gevaar! Ik zie een met vele krijgers en gerechtsdienaren bemand schip de baai binnenvaren! Waarlijk, die hebben niets goeds in de zin! Vriend,jij hebt dit licht zo mooi geschapen, doof het, zodat ze de richting verliezen en in de nacht op een zandbank terechtkomen! Morgen zullen we hun dan vragen wat ze hier te zoeken hadden, en hun schip zal voor ons een goede buit zijn als ze ons met vijandige bedoelingen wilden bezoeken"
Hoofdstuk 193: Het naderende schip met de achtervolgers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] IK zei nu met een zeer machtige en ernstige stem: 'Goed dan! Omdat in jullie geen vonkje barmhartigheid aanwezig is en jullie tot ware aartsduivels zijn geworden, is ook uit Mijn hart alle erbarming voor jullie geheel verdwenen! Jullie geschiede overeenkomstig jullie hart, gezindheid en onnoemelijk boosaardige daden!"
Hoofdstuk 194: De achtervolgers staan terecht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331  ...