Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 318 van 1037

...  306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331  ...
[14] Toen knielden de kinderen neer en baden met hun handen opgeheven naar de hemel: 'O grote, lieve, goede, heilige Vader in de hemel, wij danken U dat U ons uit onze grote nood geholpen hebt, door ons deze vaders te zenden! Neem onze dank genadig aan, lieve, goede, heilige Vader!'
Hoofdstuk 133: De bedelende kinderen uit Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Ik zei tegen de jongen: ' Achter die naar voren springende rots, die op een grot lijkt en die jullie tot nu toe als woning heeft gediend, zul je drie bundels vinden; breng die hier naar binnen, dan zullen jullie je meteen goed in de kleren kunnen steken!'
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Toen de jongen dat gehoord had, ging hij vlug met zijn broertjes en zusjes naar buiten en zij brachten drie bundels de hut binnen. De ouders maakten ze snel open en vonden daarin kleding voor zichzelf en voor hun kinderen. Toen waren de woorden van dank en lof en de vreugdetranen niet van de lucht, en ook aan verbazing van alle kanten ontbrak het niet.
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] En Ik zei nogmaals tegen de kinderen: 'Kinderen ga nu nog een keer naar de plaats waar je zojuist de bundels met kleding hebt gevonden! Daar zul je nu ook brood en wijn vinden; breng alles naar binnen en sterk en verzadig je daarmee!'
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Toen renden de kinderen nogmaals naar buiten en vonden in een mand een aantal broden en kruiken wijn van de beste soort. Zij brachten hun vondst ook direct naar de hut, om zich ermee te verzadigden en te sterken. De ouders zeiden onder veel tranen van vreugde en dankbaarheid, dat zij zulk goed brood nog nooit geproefd en zulke goede wijn nog nooit gedronken hadden. Dat brood en die wijn moest beslist door de engelen uit Gods hemelen gebracht zijn; want op aarde zou zoiets puur hemels nooit groeien en gedijen, omdat de mensen daarvoor al te slecht en goddeloos waren.
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nadat Ik dat tegen deze arme mensen had gezegd, kwamen er enkele herders naar de hut om te kijken of de zieken soms al gestorven waren.
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Toen ze ons zagen wilden ze meteen weer weggaan; maar onze Agricola ging vlug naar buiten, sprak de herders aan en zei: 'Hebben jullie deze arme mensen soms eten en drinken gebracht, of wilden jullie hen op een andere manier helpen of troosten?'
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] De oudste jongen ging echter naar die ene goedhartige herder en zei: 'Wat u in de hut zult vinden is van u!'
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Toen Agricola weer bij ons terug was, gingen we naar de stad. Bij de poort stonden al veel mensen te wachten die ons vanaf de Olijfberg gevolgd waren; zij verwelkomden ons.
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] En Agricola zei, terwijl hij naar het arme gezin wees: 'De wegen van de Heer zijn steeds vol wonderen en weldaden!'
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Nikodemus begaf zich nu snel naar de Romeinen om hen op de hoogte te brengen van alles wat Ik hem gezegd had en de beide Romeinen wisten toen niet hoe gauw ze met Nikodemus naar ons toe moesten komen.
Hoofdstuk 136: De Heer spreekt met Nicodémus over de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Toen de beide Romeinen bij ons kwamen en de hun welbekende Agricola in het oog kregen, wisten ze van pure blijdschap niet wat ze moesten doen. Want zij hadden al hun aardse geluk aan Agricola te danken, en zij waren ook naar het joodse land gekomen om daar de ware God en Zijn wil nader te leren kennen. Zij vertelden hem natuurlijk dadelijk wat zij intussen allemaal al te weten waren gekomen; maar Agricola zei dat dat allemaal zo goed als niets betekende, vergeleken bij datgene wat zij vandaag nog zouden horen, zien en meemaken. Dat bracht de beide Romeinen natuurlijk erg in verbazing en zij vroegen hem of hij wel zeker wist dat de Opper Egyptenaren vandaag zou komen.
Hoofdstuk 137: De nieuwsgierige burgers van Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Maar Agricola en nu ook de andere reeds aanwezige Romeinen zeiden: 'Het lijkt er wel op, - maar het ligt toch heel anders! Vraag nu echter nergens naar; want jullie zullen over alles nog op de juiste tijd ingelicht worden!'
Hoofdstuk 137: De nieuwsgierige burgers van Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Daarna informeerde Nikodemus naar het gezin dat zich bij ons bevond, en Ik zei tegen Nikodemus: 'Vriend, dit gezin zou het recht hebben zich bitter over jullie, mensen van Emmaüs, te beklagen; want omdat het jullie niet ontgaan kan zijn dat er zeker al meermalen naakte en van honger huilende kinderen hier in en om de stad de mensen om brood smeekten, hadden jullie wel eens na kunnen gaan waar die kinderen vandaan kwamen, en waarom deze kinderen zo helemaal alleen ronddwaalden. Maar dat deden jullie niet en dat strekt jullie tegenover Mij niet bijzonder tot eer en lof! Jij bent er weliswaar minder schuldig aan, omdat je nu meestal in de stad woont evenals je vriend Jozef van Arimatea, maar er zijn hier nog genoeg burgers die ook niet arm zijn, en een arm gezin heel gemakkelijk kunnen verzorgen. Maar dat deden zij niet en daarom zal ook Ik niets voor hen doen, hoewel er hier velen zijn die Mijn hulp heel goed zouden kunnen gebruiken.
Hoofdstuk 136: De Heer spreekt met Nicodémus over de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Je kent daar buiten wel de oude vervallen schaapshut van een zekere Barabe, die in Jeruzalem woont. Wel, in die hut trof Ik dit gezin werkelijk in de grootste ellende aan! Man en vrouw zaten ziek van de jicht op de vochtige grond en konden natuurlijk niets meer verdienen; alleen de zeven kinderen bedelden naakt bij de onbarmhartige mensen in Emmaüs om brood. In de laatste twee dagen kregen ze ook geen brood meer en vandaag heeft de rijke Barabe hun bovendien nog laten weten, dat zij ook uit de oude hut moesten. Als Ik niet hier naar toe was gekomen en hen wat geholpen had, vertel me dan eens wat deze mensen, daar jullie zo hardvochtig zijn, dan had moeten beginnen. Nu zijn zij natuurlijk voor altijd uit de nood; maar de onbarmhartige mensen in Emmaüs zullen daarom niet geholpen worden. - Nu weet je wat er met dit gezin aan de hand is! ,
Hoofdstuk 136: De Heer spreekt met Nicodémus over de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331  ...