Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 320 van 1088

...  308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333  ...
[12] Toen zei Ik: 'O, dat is nog lang niet nodig, want Ik heb immers nog niets tegen je dochter Helias kunnen zeggen omdat jij, als haar moeder, alleen maar met haar gesproken hebt! Laat Mij nu ook met de mooie Helias spreken, dan kan zij als een pientere jonge vrouw voor zichzelf en daarna ook voor vele anderen, met wie zij in aanraking zal komen, volledig naar waarheid te horen krijgen met wie zij in Mijn persoon te maken heeft. Want tot nu toe weet zij nog niets en jij als haar moeder nog minder! Spreek jij, moeder, daarom pas wanneer Ik je wat vraag!'
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ook al denk jij dat Elia nog voor de Messias moet komen en iedereen moet voorbereiden op de grote komst van de Messias, die Jehova wordt genoemd, dan zeg Ik je: Elia was er al in die Johannes, en Ikzelf ben er nu ook. Ik kwam naar Mijn eigendom en zie, de Mijnen herkennen Mij niet! Hoe bevalt je dit nu?'
Hoofdstuk 27: De verwijzing van de Heer naar Messiaanse voorspellingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Niets dan naar Mijn onderwijzingen luisteren, deze bewaren en ernaar leven, God boven alles liefhebben en je naaste als jezelf, dan heb Je daardoor alle zeven geesten van God in je gewekt en daardoor het eeuwige leven verkregen, zoals Ik daarnet heb uitgelegd. Ben je daarmee tevreden?'
Hoofdstuk 28: Uitleg van de eerste drie geboden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Gij zult niet doden! Wie is dan ten eerste eigenlijk die 'gij' die niet doden mag? Geldt dat voor ieder mens ongeacht geslacht, leeftijd en stand, of alleen voor het mannelijke geslacht en voor een bepaalde leeftijd en voor een zekere stand? En ten tweede: wie of wat mag men dan eigenlijk niet doden? Alleen de mensen niet of ook geen dieren? Naar mijn mening wordt noch het een noch het ander daaronder verstaan.
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] 'Gij zult niet doden!' betekent daarom zoveel als: gij zult niemand benijden, niet met afgunstige ogen kijken naar hen die gelukkiger zijn en niet in toorn ontsteken tegen je medemensen, want uit toorn ontstaat haat, en uit haat komt de boze, alles verwoestende wraak voort!
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Toch was je kritiek heel goed, omdat je precies die gebreken en leemten naar voren hebt gebracht, die weliswaar niet aan de wet, maar des te meer aan jullie kennis kleven, en om die aan te vullen laat Ik doorjou de oude Mozaïsche wet bekritiseren.
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Als het verstand van de mens goed verlicht is, dan zal ook weldra het hart van de mens, dat zich graag zal voegen naar de orde van het verstand, goed verlicht worden. De vrouw komt ook overeen met het hart van de man en wanneer dus de man als het hoofd goed verlicht is, dan zal ook de vrouw als zijn hart net zo goed verlicht worden en zijn.
Hoofdstuk 32: Het zesde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Goed, Helias, je bent Me nu al veel liever. Deze nu door jou geuite kritiek op het Mozaïsche, zuiver goddelijke en dus ook onberispelijk hoogst wijze gebod voor het ware welzijn van de mensen is Mij nu ongelooflijk veel meer waard dan al je eerdere kritiek. Maar dat moet ons er niet van weerhouden de nog resterende drie geboden aan heel scherpe kritiek te onderwerpen, dus gaan we dan ook meteen over naar het achtste gebod! Hoe luidt dit dan wel? Spreek nu maar heel vrijmoedig zoals het je voor de mond komt, dan doe je Mij daar een groot genoegen mee!'
Hoofdstuk 33: Het zevende gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Zal iemand die zo zijn ouders, broers, zusters en ook de andere medemensen liefheeft en eert en daarom ook God boven alles liefheeft en eert, wel ooit tegen iemand kunnen zondigen? Ik zegje: nee, want hij zal niemand benijden, niemand haten en vervloeken, niemand doden, niet lichamelijk en evenmin wat zijn ziel betreft door aanstoot te geven. Hij za1 zich kuis en welgemanierd tegen iedereen gedragen, zal ieder graag het zijne laten, zal niemand beliegen en bedriegen, en als hij langs de normale weg de man van een vrouw is geworden, of de ingetogen jonge vrouw de vrouw van een man, dan zal hij geen verlangen koesteren naar de vrouw van zijn naaste en zijn vrouw niet naar de man van haar buurvrouw, en daaruit kun je dan verstandelijk al heel goed afleiden hoe en op welke wijze de wet en alle profeten in de twee geboden der liefde zijn vervat, en hoe deze twee geboden, die Ik je nu heb meegedeeld, geen opheffing van de Wet van Mozes en de andere profeten toelaten, maar alleen de volledige vervulling daarvan zijn. Begrijp je het nu?'
Hoofdstuk 29: Het vierde gebod. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Het doden van mensen niet, omdat Jozua reeds de stad Jericho verwoest en haar bevolking gedood heeft, en dat in opdracht van Jehova. De slachting van de afgodenpriesters door de hand van de grote profeet Elia is bekend. Kijken we dan naar koning David, de man naar Gods hart, om over de anderen maar te zwijgen! Hoeveel duizenden en honderdduizenden zijn er door hen gedood en hoeveel worden er ieder jaar nu nog gedood! De machtigen der aarde hebben ondanks het heel nadrukkelijk uitgesproken goddelijke gebod toch van Gods we ge het volste recht om hun medemensen te doden. En dus geldt dit gebod alleen maar voor verdrukte arme duivels van mensen. In hoeverre dit gebod ook de vrouw aangaat, is helemaal niet te overzien, hoewel de kroniek ook aantoont dat ook vrouwen het zwaard gehanteerd hebben, en hoe!
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Wie is die 'gij' die niet mag echtbreken? In de wet is het enkelvoudige gebod slechts op één mens of alleen op één geslacht gericht en wel duidelijk op het mannelijke, en aan het vrouwelijke is niet gedacht. Je kunt natuurlijk wel zeggen: als de man niet mag echtbreken, dan kan een vrouw dat ook niet, omdat zij zonder een man niet kan zondigen. Maar naar mijn mening is juist de vrouw door haar bekoorlijkheid het element dat de man het meest tot echtbreuk verleidt en daarom zou dan ook speciaal tegen de vrouw gezegd moeten worden dat zij geen man tot echtbreuk mag verleiden en ook zelf geen echtbreuk mag plegen. Want als de vrouw de man volledig trouw is, dan zal er beslist nergens meer sprake zijn van echtbreuk. Maar in de basiswet vormt de vrouw echt een uitzondering en pas in de latere voorschriften van Mozes wordt er aan haar gedacht.
Hoofdstuk 32: Het zesde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik zei: 'Daartoe wordt door Mij niemand aangespoord, maar dat staat jullie vrij! En dus gaan we nu over naar het negende gebod! Hoe luidt dat?'
Hoofdstuk 34: Het achtste gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zei: 'In het begin, M'n lieve Helias, echt maar negen, maar later, toen hij gedwongen was de gebroken eerste stenen tafelen van de wet weer door nieuwe te vervangen, heeft hij zelf het laatste gebod in tweeën gesplitst om de overspelige begeerte naar de vrouw van een naaste - wat de joden in Egypte hadden geleerd, waardoor zij in voortdurende onmin en aanhoudende tweedracht leefden en elkaars doodsvijanden werden - goed duidelijk te maken, en uiteindelijk zette hij op echtbreuk zelfs de lichamelijke doodstraf, omdat dit woord, al was het nog zo wijs, niets hielp bij de door en door zinnelijk geworden joden.
Hoofdstuk 35: Het negende en tiende gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Helias zei: 'O Heer en Meester over alles! Spreken zou voor mijn tong, die reeds vanaf mijn geboorte erg vaardig was, wel goed zijn, maar ik zie hier ook alweer bij voorbaat in, dat ik weer voor niets zal spreken. Want wie kan vanuit zijn grote domheid voor U iets naar voren brengen wat U niet meteen duizendvoudig zou kunnen weerleggen! Waarom zou ik dan nog iets zeggen?'
Hoofdstuk 35: Het negende en tiende gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Wat is er nu op tegen als iemand die arm is en die er vanaf zijn geboorte toe veroordeeld was om zijn hele leven lang te dienen en hard te werken voor een beetje eten en een slecht loon, er zo nu en dan aan denkt en er ook naar gaat verlangen om ook eens een huis of een lieve vrouw of een os of ezel te bezitten?! Want zijn vrome wens zal immers toch nooit vervuld worden! Als hij zelfs die begeerte daarnaar ook niet mag hebben, moet hem immers eerst het denken, voelen en gewaarworden helemaal worden ontnomen.
Hoofdstuk 35: Het negende en tiende gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333  ...