Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 320 van 1490

...  308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333  ...
[8] Na deze inleiding kwamen er meerderen naar voren en stelden de uitzonderlijkste vragen, en ieder kreeg een wonderlijk antwoord. Ook jij vroeg je leeftijd en naar je toekomstig lot. En wat de vrouw je heeft gezegd is tot nu toe allemaal haarfijn uitgekomen. En wat nog niet is uitgekomen, schijnt nu op dit moment en in het vervolg, in vervulling te gaan! - Zeg me, of het niet precies zo met je is gegaan!"
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[16] Wel, deze geheime leden van het magiërs gezelschap waren tijdens de voorstellingen heel eerbare toeschouwers, maar ze wisten precies wanneer ze zich op een gegeven teken konden laten gebruiken om het volk nog meer te misleiden. Er waren er dan ook enkelen bij die hun geheime dienst moesten verlenen bij de droomopwekking. leder wist allang waar hij van zou dromen als hij op verzoek van de magiër zogenaamd toevallig uit het midden van de toeschouwers naar voren trad en pathetisch en luid beweerde, dat hij om duizend pond wilde wedden dat de magiër bij hem geen droom kon opwekken, ondanks zijn magische inspanning.
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[17] De weddenschap werd gewoonlijk aangenomen en de lawaaimaker beklom het podium en moest pro forma een slaapdrank innemen, waar zeker geen enkel druppeltje maansap (opium) inzat. Kortom, de man viel op een rustbed spoedig in een diepe slaap, waaruit hij met alle lawaai niet meer te wekken was. Als onze man dan eenmaal -vanzelfsprekend slechts schijnbaar echt vast sliep, trad de magiër met veel eerbiedwekkend pathos naar voren en zei tegen het volk: 'Is er niet iemand onder de vele toeschouwers die graag wil wensen wat deze slaper, die mijn kunst met voeten wil treden, moet dromen?'
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[18] Al gauw meldde zich uit de menigte een van de vele aanwezige ingewijden, bijvoorbeeld in de gedaante van een met goud behangen, rijke koopman uit Rome of uit Persepolis, of in de gedaante van een andere, altijd zeer geachte gast en deze zei: 'Laat mij proberen of hij droomt wat ik denk en waarvan ik wil dat hij dit droomt!'
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Jij hebt ons dus zoals wij zijn in je droom duidelijk met de geestelijke ogen van je ziel gezien, en wij wisten goed dat jij, als de hardnekkigste wat je geloof betreft, ons zou moeten zien, en wij wilden het zo, om van te voren al iets te hebben waardoor je ogen alvast een beetje geopend zouden kunnen worden; want als wij nooit op de wereld, of zelfs helemaal niet hadden bestaan, -waarlijk, dan zou je ons nooit in een droom te zien hebben gekregen, al was die nog zo helder! Maar omdat wij hier zijn en wat onze geest betreft in God al van eeuwigheid af bestaan, was het ook niet moeilijk voor ons om jouw ziel ten behoeve van iets dat reeds lang voorzien was, in deze droomnacht voor enkele ogenblikken uit haar lichaam op te wekken, opdat ze datgene wat er zou gaan gebeuren in het grote licht van te voren kon zien. Kun je dat ook een spel van de grote natuur noemen!'
Hoofdstuk 182: De vormende kracht van de menselijke ziel in de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Ik wil de vele andere stukken, die nu voor ons gesprek niet belangrijk zijn, vanwege de kostbare tijd niet opnoemen, maar alleen degene die jou eigenlijk helemaal van je stuk hebben gebracht. En deze bestonden uit het volgende: Er trad een vitale, ongeveer dertig jaar oude Arabier naar voren die met heel ernstige en eerbied wekkende woorden aankondigde, dat hij een maagd alleen door de kracht van zijn wil en het opleggen van zijn blote handen ertoe kon brengen om aan iedereen die dat wenste zijn geheimen en verlangens en zelfs zijn gedachten kenbaar te maken. Ook zou ze ieders leeftijd, en als iemand dat zou wensen ook zijn toekomstige gelukkige en ongelukkige lotgevallen, precies en onfeilbaar voorspellen.
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Dat was voor jou een ware bliksem en donderslag. De vrouw werd nu naar voren geleid en op een rustbed geplaatst. De magiër legde haar zijn handen op, waarop ze insliep. Spoedig daarna raakte de maagd in een soort extase en begon met de magiër te praten, waarop deze zei: 'Wie nu iets wil vragen, kan komen, maar altijd hoogstens drie mensen, en onder de voorwaarde dat wanneer zij mensen aanwijst die zich moeten verwijderen, deze hier dan ook zonder meer gehoor aan geven, omdat hun anders iets onaangenaams zou kunnen overkomen! En iemand met een geweten dat niet helemaal zuiver is, moet vooral niet in de buurt van deze vrouw komen, maar via een bemiddelaar de vraag slechts aan mij stellen, dan zal haar door mij heel heimelijk het antwoord ingegeven worden! Deze toestand van de vrouw zal anderhalf uur duren!
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] Kijk, het hele magiërs gezelschap was zeer groot! Er waren er maar weinig die in het openbaar optraden, maar gasten die met hen een afspraak hadden gemaakt, waren er zeer velen. Die mochten echter nooit tegelijkertijd met de hoofdmagiërs naar een grote stad komen. Ze kwamen pas naderhand, gedeeltelijk als handelslieden, gedeeltelijk als andere reizigers en deels als nieuwsgierigen die van de grote wonderbaarlijke kunstenaars die in deze stad binnenkort zouden optreden, al de zeldzaamste dingen hadden vernomen en hen hier wilden zien. Dat waren de zogeheten 'alarmeerders van het volk' die allen royaal van een en hetzelfde beroep leefden, omdat ze in een grote stad altijd duizenden ponden binnenhaalden.
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[19] Daarop sprak de magiër heel vriendelijk: 'Hooggeachte gast en bezoeker van dit grote optreden, wees nu zo vriendelijk om heel heimelijk uw gedachten aan de andere zeer geëerde gasten ter getuigenis mee te delen, maar niet aan mij; want ik zal ze door deze toverstaf uit de lucht opzuigen en dan aan deze slaper in een heldere droom laten verschijnen!'
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[24] Daar heb je nu uitvoerig alles over de Egyptische droomopwekkingen! Hoe bevalt je nu dit kunststuk, en welk verschil zie je tussen deze en onze droomopwekkingen?"
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] JOHANNES zegt: 'Veel minder dan voor het bestaan vóór dit leven! Zeker, er is ook wel sprake van een pré-existentie, maar die is niet zo vrij, individueel, als het bestaan na dit leven; want opdat het geestelijk bestaan met voortdurend zeer sterk gebonden blijft aan en in de oergeest van de eeuwige en oneindige Godheid, heeft de Godheid Zelf de materie geplaatst tussen Zichzelf en de geest die mens moet worden, opdat de oorspronkelijk goddelijke mensengeest, als hij een godgelijke zelfstandigheid wil bereiken, uit de meer etherische delen van de ziel een op hemzelf gelijkend wezen maakt, het met een substantiële, maar toch ook geestelijk intelligente ziel tot leven brengt, en deze ziel dan ongemerkt verder ontwikkelt in de grootst mogelijke vrijheid van haar wil. En wanneer deze ziel dan in alle goede kennis en de werkzaamheid die het gevolg daarvan is, zo zeer is gegroeid, dat zij op haar oergoddelijke geest is gaan lijken, -hoofdzakelijk door de ware kennis van de enig ware, eeuwige God, in de liefde tot Hem en daardoor ook tot de naaste -en daarbij vol deemoed, geduld en bescheidenheid is, dan vindt er een voor alle eeuwigheden onscheidbare eenwording plaats van de ziel met haar oereeuwige geest.
Hoofdstuk 184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke leven en erná - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] HIRAM, die zich het gemakkelijkst uit kan drukken, zegt: 'Beste vriend van een helder inzicht in hetgeen jij hebt gesproken is bij ons nog geen sprake, - maar wij geloven je vanwege je grote wijsheid; want wie eenmaal van alle mogelijke verschijnselen op deze aarde zo'n alles doordringende kennis en inzicht heeft en zelfs de geheimste gedachten van de mensen als uit een open boek kan oplezen, moet ook in alle mogelijke sferen en op alle wegen van het leven het diepst en waarachtigst thuis zijn, waarover ook niet de minste twijfel meer kan bestaan.
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Met mijn verstand zie ik de eigenlijke en boven alles gelukkig makende reden van een eeuwig bestaan na dit leven niet in. En tenslotte begint ons mensen nog de vraag naar ruimte en plaats zeer te benauwen! Wanneer bijvoorbeeld op deze aarde honderdduizend maal honderdduizend jaar achtereen mensen verwekt worden zoals nu, en niet alle zeeën in land veranderen, waar -waar moeten dan alle mensen plaats en voedsel vinden! En welke ruimte zullen al die eeuwig voortlevende geesten nodig hebben? Want ook geesten moeten in een of andere ruimte zijn, omdat buiten de ruimte die volgens Plato oneindig moet zijn, nergens een bestaan denkbaar is.
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] En als jou op deze magere aarde een tienduizend jarig leven onder vrij goede levensomstandigheden al niet bepaald onaangenaam zou zijn, dan zou ik wel eens van je willen weten hoeveel jaar je onder goede omstandigheden in de zon zou willen leven!
Hoofdstuk 186: Oneindigheid, eeuwigheid en zaligheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Maar toch moet ik hierbij wel opmerken, en dat moeten jullie je zeer ter harte nemen, dat de ontwikkeling van een ziel als deze pas aan gene zijde plaats vindt, ten eerste veellanger duurt en dan ook nooit helemaal zo'n allerhoogste graad kan bereiken, als wanneer de vorming en ontwikkeling van de ziel reeds hier, nog in het lichaam, is geschied; want daardoor wordt ook het edelere deel van het lichaam mede geheiligd, en bijna al het vlees bereikt met de ziel en met haar hiermee één geworden geest een soort verheerlijking en onmiddellijke opstanding, en vormt dan voor eeuwig een met ziel en geest volledig één geworden wezen. Maar dat bereiken op aarde slechts uiterst weinigen, - kort na de lichamelijke dood echter zeer velen. -En zie, kaarsrecht, precies overeenkomstig de diepste waarheid, heb je nu het bestaan van ieder mens na dit leven voor je!
Hoofdstuk 184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke leven en erná - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333  ...