10915 resultaten - Pagina 321 van 728
... 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 ...
[3] Als Ik echter zeg: 'Wie Mijn vlees eet', dan is daarmee ook al aangegeven dat hij Mijn woord niet alleen in zijn geheugen en in zijn hersenen heeft opgenomen, maar tegelijkertijd ook in zijn hart, dat -zoals Ik al zei - de maag van de ziel is, en dat ook heeft gedaan met de wijn van de daadwerkelijke liefde, die daardoor geen wijn meer is, maar reeds het bloed des levens; want het geheugen en het verstand van de mens verhouden zich precies zo tot het hart als de mond tot de natuurlijke maag. Zolang het natuurlijke brood zich nog tussen de tanden in de mond bevindt is het nog geen vlees, maar brood; als het echter fijngekauwd in de maag aankomt en daar met de maagsappen wordt vermengd, is het wat zijn fijne voedende delen betreft al vlees, omdat het overeenkomt met het vlees. Zo is het ook met de wijn of met water, dat zeker ook wijnstof bevat, omdat zonder water, dat de aarde in zich draagt om alle planten en dieren te voeden, de wijnstok zou sterven. Zolang je de wijn in je mond houdt, gaat hij niet in het bloed over; maar in de maag zal hij daar heel snel in overgaan.Hoofdstuk 73: De Heer geeft uitleg over het eten van Zijn vlees en het drinken van Zijn bloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Waarlijk Ik zeg jullie: naar degene die Mij werkelijk lief zal hebben en zich aan Mijn geboden zal houden, zal Ik toekomen en Mijzelf aan hem openbaren, en dan zal iedereen zich ervan kunnen overtuigen dat hij zich niet als een wees in de wereld bevindt! Degene aan wie Ik Mij op die manier zal openbaren moet dat echter niet voor zichzelf houden, maar die troost ook aan zijn broeders meedelen, opdat ook zij daardoor getroost en gesterkt worden.
Hoofdstuk 74: De betekenis van het handelen volgens Gods woord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Na een uur werd het echter onrustig op straat; want er stak een harde wind op, die met onstuimig geweld door de deuren en vensters van het huis loeide. Daardoor raakten de Farizeeën zo erg ontsteld, dat twee van hen naar ons toekwamen en de waard angstig vroegen hoe het zou aflopen.
Hoofdstuk 75: Het nachtelijke onweer (7.12.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Eén van de Farizeeën zei:'Nou, nou, blaas maar niet direct zo hoog van de toren, omdat je een burger van Rome bent! Misschien weet die wonderbaarlijke Nazarener, die zeker goed ingewijd is in alle geheimen van de natuur, ons iets te vertellen? Want zoiets hebben we werkelijk nog nooit meegemaakt! Een storm, zoals die nu steeds erger begint te woeden, begint toch altijd met een tamelijk zachte wind, die steeds heviger wordt, net zo lang tot hij in een orkaan overgaat. Aan deze storm is echter niet het minste zuchtje voorafgegaan, maar hij kwam volkomen plotseling, als een machtige vloed, en loeit en raast nu met almaar toenemende hevigheid voort; in dat geval mag men toch wel vragen hoe dat moet aflopen?'
Hoofdstuk 75: Het nachtelijke onweer (7.12.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Waar echter nog enige waarheid en het leven daarvan in het hart van een mens woont, krijgt ook een hogere waarheid gemakkelijk ruimte, die dan het levende geloof en de kracht daarvan voortbrengt. En dat was bij deze metgezel van jullie het geval, en daarom heb Ik het ook laten gebeuren zoals hij geloofde. Dat is de reden van jullie ongeloof en hardheid van jullie hart, die jullie even blind maakt en houdt als jullie soortgenoten overal in het hele land der Joden. Nu heb Ik gesproken en zal Ik weer naar de herberg gaan.'
Hoofdstuk 77: In de beschadigde synagoge - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Luister! Ik bevond mij tussen hoge bergen, en waar ik ook keek, overal zag ik enkel goud en zilvermijnen; en ik zag een heleboel mijnwerkers, die die metalen in grote klompen uit de bergen haalden. Toen ik dat metaal echter in zo'n enorm grote hoeveelheid voor mij zag, begon het elke waarde voor mij te verliezen, en toen de mijnwerkers steeds maar meer van dat metaal boven de grond haalden werd ik bang, en ik begon een uitweg te zoeken, maar waar ik ook heenging om daar weg te komen, steeds was de weg zodanig met de grootste klompen goud en zilver versperd dat het onmogelijk was om daar ooit overheen te komen en een uitweg te vinden.
Hoofdstuk 79: De droom van de schriftgeleerde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] In één tuin zag je ook heel mooie vrouwen en meisjes, waar je graag mee zou willen praten en nader kennis maken. Maar als zij, die de diepste levende waarheden zijn, jou als een puur, uiterlijk verstandsmens in het oog krijgen, vluchten ze van jou weg en jij denkt: 'Waarom willen ze mij eigenlijk niet, waarom vluchten ze van mij weg?' Dan ontwaakt je geweten weer en het laat je zien hoe arm je bent aan werken van liefde tot God en je naaste, en hoeveel onrecht, datje de arme weduwen en wezen hebt aangedaan,jij nog moet goedmaken -waar je verstand echter nog voor terugschrikt.
Hoofdstuk 80: De Farizeeër verklaart de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] De betere Farizeeër liep echter weer naar Mij toe en zei: 'Meester, U hebt gehoord wat ik tegen onze schriftgeleerde over U heb gezegd; daar kon hij mij geen steekhoudend antwoord op geven en zweeg dus liever, maar ging toch naar buiten om te zien of het wellicht nog de moeite zou lonen de synagoge te blussen en zo ook nog enkele kostbaarheden te redden. Daarmee heeft hij willen aangeven dat hij ook in U zou gaan geloven, als U door Uw wondermacht de brand in de synagoge zou blussen en op die manier ook een paar schatten zou redden. Maar omdat het kwade vuur alles nu wel snel verteerd en vernietigd zal hebben, zal hij nu bij zichzelf denken: 'Daar valt noch met natuurlijke noch met wonderbaarlijke middelen meer iets te redden, en dus blijf ik bij mijn ongeloof.'
Hoofdstuk 76: De jongste Farizeeër begint de Heer te herkennen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Zijn woorden lijken op die van een blinde die God er ook voor een deel de schuld van geeft dat hij blind is en niet begrijpt dat andere mensen kunnen zien, aangezien hijzelf immers niets ziet. Bij iemand die lichamelijk blind is zijn dergelijke woorden echter te verontschuldigen als hij zichzelf niet moedwillig blind heeft gemaakt; maar bij iemand die blind is aan zijn ziel zijn dergelijke woorden niet te verontschuldigen, aangezien hij net als vele anderen allang ziende had kunnen worden als hij de hem welbekende middelen daarvoor getrouw had gebruikt. -Maar we zullen dat nu laten rusten; morgen is er ook nog tijd om te praten over de middelen waarmee het innerlijke licht bereikt kan worden. De vier uur die we vannacht nog over hebben zullen we besteden aan de rust van ons lichaam!'
Hoofdstuk 78: De geestelijke duisternis van de schriftgeleerde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] De twee liepen echter snel naar de heuvel en bereikten ons juist op het moment dat wij van de grond opstonden om naar de herberg terug te keren.
Hoofdstuk 81: De twee tempeldienaren zoeken de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Ik zei: 'Daar doe je goed aan, als je dat gelooft; degenen die in hun geloof 'Heer, Heer en Meester' tegen Mij zullen zeggen, zullen Mijn rijk des levens echter niet geheel en al binnengaan, maar alleen diegenen die volgens Mijn leer zullen handelen en leven. Want Mijn woorden zijn leven en goddelijke kracht, als ze metterdaad door een mens worden uitgevoerd; maar bij mensen die de woorden wel horen en ze ook in hun herinnering bewaren, maar er niet naar handelen en leven, hebben ze geen nut voor het eeuwige leven van hun ziel, - maar zullen daarentegen voor hun tot een gericht zijn, wat de andere dood in het andere leven is. Ik heb het jullie nu gezegd, opdat niemand zich kan verontschuldigen dat hij het niet zou hebben geweten!'
Hoofdstuk 82: Het wijnwonder en de gevolgen ervan (11.12.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] De levende geest in de mens is Mijn eeuwige liefde en wijsheid, die alles schept, ordent en in stand houdt; en deze geest is eigenlijk de ware en in zichzelf reeds eeuwige mens in de mens, die om zelfstandig te kunnen worden, zichzelf echter volgens Mijn eeuwige orde in hem pas mettertijd met een ziel en een lichaam bekleedt en zo een uiterlijk waarneembare vorm aanneemt.
Hoofdstuk 85: De Heer spreekt over Zijn menswording - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Wie Mij echter vol levend geloof in zijn hart om iets goeds zal bidden, zal ook krijgen waar hij om gevraagd heeft.
Hoofdstuk 86: Over het ware vrezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] De rechtvaardige rechter zag dat op het eerste gezicht ook wel in; maar hij was niet in de juiste stemming en wilde het proces van de weduwe niet op zich nemen. De weduwe hield echter niet op, kwam herhaalde malen bij de rechter en smeekte hem op haar knieën om haar zaak op zich te nemen.
Hoofdstuk 88: Waar onophoudelijk bidden toe leidt De gelijkenis van de verdrukte weduwe en de hardvochtige rechter (Luc.18:1-8) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Welnu, het geven van een antwoord op Uw vraag valt nog geheel en al buiten het bereik van datgene waar wij over kunnen spreken, en daar kan ik U dus geen antwoord op geven. U zult Zelf echter wel het beste weten hoe het in de verre toekomst met het geloof van de mensen gesteld zal zijn, en als U wilt kunt U het ons nog nader aanduiden dan U bij verscheidene andere gelegenheden al gedaan hebt.'
Hoofdstuk 88: Waar onophoudelijk bidden toe leidt De gelijkenis van de verdrukte weduwe en de hardvochtige rechter (Luc.18:1-8) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)