10915 resultaten - Pagina 323 van 728
... 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 ...
[8] Door dit bericht, waar ook onze zevenhonderd patriarchen aan geloofden, zij het met een zuur gezicht, bleef tot op heden het opnieuw kiezen van een koning achterwege. Sinds die tijd is er echter al meer dan dertig jaar verstreken, en er werden door ons verschillende keren verkenners hierheen gestuurd, om te horen hoe het ervoor staat met de koning van alle joden, waar. ter wereld Hij ook moge wonen. Zelfs onze drie oude sterrenkundigen hebben zich een paar jaar geleden weer hierheen begeven; of zij alweer met goede berichten thuisgekomen zijn weten wij niet, aangezien het land waar wij wonen nu veel groter is dan toen wij het voor het eerst in bezit namen, en er nu .vaak enkele jaren voor nodig zijn voordat het gehele, nu zeer grote en ver uit elkaar wonende volk hoort welke berichten er van buitenaf het land binnen zijn gekomen.Hoofdstuk 105: De Indo-joden doen verslag van het doel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Het twaalfjarige meisje dat nu goed gesterkt was met spijs en drank, vatte ook moed om te spreken en zei tegen haar vader: 'Luister, vader, drie dagen geleden, toen wij ook het geluk hadden om in de waard van een herberg een mensenvriend te treffen, heb ik een voorspellende droom gehad! Zoals altijd hebt u natuurlijk tegen mij gezegd dat dromen van kinderen niets te betekenen hebben; maar in die droom heb ik deze kamer gezien en ook dat wij meer dan vriendelijk in deze herberg werden opgenomen. In mijn droom heb Ik echter nog veel meer gezien, wat u, toen ik het u wilde vertellen, niet wilde horen en waarna u mij beval te zwijgen; maar ik heb nu het gevoel dat mijn droom helemaal in vervulling zal gaan!'
Hoofdstuk 106: De droom van het meisje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] En de wijze zei: 'Sinds het eeuwige oerbegin heeft nog geen engel de naam van de Allerhoogste kunnen uitspreken; want Zijn naam is zo oneindig groot als de oneindige ruimte van Zijn scheppingen, waarvan de aarde die jij bewoont nauwelijks zo groot is als het nietigste stofje ten opzichte van de hele grote aarde zelf. Maar de eeuwige God, Schepper en Vader is uit overgrote liefde voor jullie, Zijn kinderen, Zelf in jullie vlees gekomen, opdat jullie Hem helemaal kunnen naderen, en daarmee heeft Hij Zichzelf ook een naam gegeven die ieder mens van deze aarde en ook iedere engel kan voelen en uitspreken; - en die allerheiligste naam luidt: Vader, Liefde, Waarheid en Leven; maar als Mensenzoon heet Hij Jezus!'
Hoofdstuk 107: Het meisje herkent de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] Nadat Ik de vier goed had onderricht over het rijk Gods in de mens op deze aarde en hun ook had verteld wat dat teweeg brengt, alsook dat Mijn koningschap en Mijn rijk niet van deze wereld is, zei Ik tegen de waard dat hij de vier een rustplaats moest wijzen, aangezien het al een uur na middernacht was geworden. De waard deed dat onmiddellijk, en de vier begaven zich ter ruste. Wij bleven echter, zoals wel vaker, aan onze tafel zitten en rustten daar tot zonsopgang; ook de waard rustte naast ons aan een kleine tafel.
Hoofdstuk 108: Over de kracht van de geest (13.1.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] De waard kwam Mij echter direct achterna, begroette Mij en ook de leerlingen zeer eerbiedig en vroeg Mij: 'O Heer en Meester, wat moet er nu gebeuren? Het is sabbat vandaag! Het ochtendmaal is al vóór zonsopgang klaargemaakt. Wilt U het nu ook na zonsopgang tot U nemen, en moet ik ook de vier uit India overdag te eten geven?'
Hoofdstuk 109: De ware sabbatsheiliging - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Mozes had echter gedurende veertig jaar in de woestijn met de dagelijks zichtbare hulp van Jehova de handen vol om het ontaarde volk door wijze leringen, en ook door passende wetten tot die staat te verheffen, waarin een mens zich volgens Gods orde moet bevinden. Daar waren voor een ontaard volk ook nog wetten voor nodig, die de mens voorschreven wanneer, wat, hoeveel en hoe vaak hij op een dag moest eten en drinken, en hoe hij zich moest kleden en zijn lichaam moest reinigen.
Hoofdstuk 109: De ware sabbatsheiliging - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Enkele buren, die sterk hechtten aan het houden van de sabbat, merkten echter dat het personeel van de waard even druk bezig was als op een werkdag, en daarom kwamen ze naar de waard toe en zeiden: Je schijnt met te weten dat het vandaag een nieuwemaanssabbat is?'
Hoofdstuk 110: De karavaan uit Perzië in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] De tolk zei: 'Beste vriend, wij hebben hier al enkele keren onze intrek genomen en hebben in jou steeds een rechtvaardige, billijke en derhalve ook zeldzame mensenvriend gevonden, daarom hebben we jou ook deze keer bezocht op onze handelsreis naar Tyrus. Wij zijn altijd tevreden over je geweest, en ook jij zult nooit reden hebben gehad om je over ons te beklagen. Deze keer zijn wij op onze reis hierheen door een ondoorgrondelijk raadsbesluit van een god echter door tegenspoed bezocht, wat zeer negatieve gevolgen heeft voor de zaken die wij hier doen ten behoeve van onze familieleden thuis.
Hoofdstuk 111: De Heer geneest de zieke leider van de kooplieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Ik zei tegen de waard: 'Ik ben nu een hele tijd bij je gebleven, en die tijd was vruchtbaar voor Mij en ook voor jou. Je zult in Mijn plaats door de Perzen goed bedacht worden; denk dan echter ook in Mijn naam aan degenen die werkelijk arm zijn, zoals je dat ook zonder buitengewone aardse middelen steeds hebt gedaan, dan zal Mijn zegen niet van je wijken!
Hoofdstuk 113: De Heer vertrekt uit Kana De Heer in Kis aan het meer van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] In die tijd woonde echter ook de moeder van Mijn lichaam in Kis, samen met Joël, een zoon van Jozef, in een huis dat Kisjonah voor haar ingericht had; en Kisjonah vroeg Mij of hij haar van Mijn aanwezigheid op de hoogte moest stellen.
Hoofdstuk 114: De ontmoeting van de Heer met Philopold (22.1.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] En als je eindelijk na veel moeite en ongemakken in de buurt van ons land komt, dan kun je er een jaar of nog veel langer omheen dwalen, terwijl je toch geen ingang vindt. Die kent alleen jehova, en degene aan wie de geest van Jehova het wil openbaren. En zo zijn wij tot nu toe door geen mens ontdekt, hoeveel er op de grote aarde ook mogen zijn -wat wij aan de bescherming van jehova te danken hebben. Maar wijzelf kunnen -als wij dat willen -wel naar de mensen toegaan die in de laagvlakten wonen, wanneer wij willen' en met hen af en toe ruilhandel drijven; maar zij kunnen niet naar ons toekomen, behalve als wijzelf hen naar ons toe zouden brengen, wat wij echter niet doen en ook nooit zullen doen.
Hoofdstuk 115: Het land van de Indo-joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Maar Ik kalmeerde hen en zei: 'Beeld je daardoor niets in; want aarde is aarde, en land blijft land! Van nu af aan zal er geen aards Eden meer zijn, maar alleen een Eden in het hart van de mens. Streef daar allen naar en bescherm het tegen de vijand, die 'wereldse gezindheid' heet; want dat is de bron van alle zonden en de ondergang van alle menselijke gelukzaligheid!'
Hoofdstuk 115: Het land van de Indo-joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Als de plaatselijke priesters jou vanavond echter zullen vragen wat voor mensen je geherbergd hebt, mag je Mijn naam wel noemen; en als je gevraagd wordt wat Ik gezegd en gedaan heb, zeg dan tegen hen: 'Niets dan goeds!' Als ze je nog meer vragen zullen stellen, ga daar dan niet op in; want dit overspelige geslacht verdient het niet deel te hebben aan het rijk Gods! Houd dat voor jezelf, voor je huis en voor de armen van geest; aan hen kun je bij een goede gelegenheid het evangelie verkondigen dat Ik je heb toevertrouwd, dan zul je op die manier in Mijn naam op volmaakte wijze de hongerigen voeden, de dorstigen laven, de naakten kleden en de gevangenen verlossen, waarvoor je later in het andere leven in Mijn rijk een groot loon zult krijgen.
Hoofdstuk 113: De Heer vertrekt uit Kana De Heer in Kis aan het meer van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Als eerste waren er goed toebereide edelvissen uit het Meer van Galilea, waarvan Ik er enkele at, evenals Maria, die zelf een ervaren visbereidster was en buitengewoon lovend was over de bereiding van de vissen. Maar er stonden ook nog gebraden kippen, twee vette lammeren en een heel kalf goed klaargemaakt op tafel en fruit van de allerbeste soort, waar de leerlingen en ook de andere gasten zich tegoed aan deden. Ik hield het echter bij de vissen, hoewel Maria vond dat Ik toch van alles iets moest proeven.
Hoofdstuk 116: Het vreugdemaal bij Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Daarop nam Maria samen met Mij nog een vis en at die met brood en wat wijn. De vier vreemdelingen lieten zich echter alles goed smaken, evenals Mijn leerlingen; alleen de met Mij meetrekkende leerlingen van Johannes deden net als Ik.
Hoofdstuk 116: Het vreugdemaal bij Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)