Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 324 van 1112

...  312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337  ...
[15] Toen zeiden zij onder elkaar (DE JODEN): 'Wil hij zich soms nu, omdat hij de Farizeeën zo razend gemaakt heeft en hun wraak niet gemakkelijk meer ontlopen kan, uit vertwijfeling zelf doden? Want anders zou hij met een beetje gezond verstand niet zeggen: 'Waar Ik heenga, kunnen jullie niet komen! ' (Joh. 8,22)
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] IK zei: 'O ja, jullie horen Mij beslist wel met je lichamelijke oren, maar Ik vraag jullie alleen maar, waarom de betekenis van Mijn woorden jullie niet bevalt. Waarom bevalt die dan wel aan heel veel anderen, zelfs aan de Romeinen daar, die zich om de offerkist van God opgesteld hebben?'
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Maar deze blinde nakomelingen van degenen die reeds in de woestijn aan de voet van de Sinaï, terwijl Jehova op de berg onder bliksem en donder de heilige wetten aan Mozes gaf, het gouden kalf aanbeden en Jehova niet geëerd hebben -ofschoon Hij vlak voor hun neus luid Zijn wetten verkondigde -, zijn nu voor het aangezicht van God nog dezelfde aanbidders van hun gouden kalveren, en bij al hun mateloze domheid toch nog brutaal genoeg zich zelfs aan U o Heer te vergrijpen. O Heer, laat ze gaan, en leer ons U beter en dieper kennen - en ook onze erge zonden die wij zo vaak tegenover U begaan hebben! ,
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei tegen het volk: 'Houd je rustig, want Ik moet immers ook deze mensen zeggen wie Ik ben, opdat zij zich eens niet verontschuldigen kunnen dat het hun niet gezegd en hun er niet op gewezen zou zijn! Ik heb al tegen hen gezegd dat Ik Mijn eer niet zoek, en bij deze mensen al helemaal niet, en dat er Eén is die hen zoekt en richt. (Joh. 8,50) Maar deze blinde en verkeerde soort zal dat nooit inzien en begrijpen, tot de bijl aan hun wortels gelegd zal worden. Daarom zeg Ik echter nog eenmaal tegen hen: Waarlijk, waarlijk, als iemand Mijn woord zal houden, zal hij de dood eeuwiglijk niet zien! ' {Joh. 8,51)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Toen zeiden de JODEN die nu al helemaal blind van woede waren: 'Nu beseffen we pas goed dat je de duivel in je hebt! Als jouw woord gelijk is aan Gods woord, dan was het toch ook Gods woord waaraan Abraham, Izaak en Jacob en alle profeten zich gehouden hebben, en toch zijn zij allemaal gestorven! Is dan jouw woord goddelijker dan dat van de Vader en de profeten, zodat je kunt zeggen: 'Wie Mijn woord zal houden, zal de dood in eeuwigheid niet smaken!' (Joh.8,52) Ben je dan meer dan onze vader Abraham, die gestorven is, en de profeten, die allen gestorven zijn? Wie denk je wel dat je bent?' (Joh.8,53)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Dat deed de joden van woede barsten. Zij hadden geen woorden meer om hun overgrote verontwaardiging uit te drukken. Toen bukten zij zich en raapten losse brokken steen op, waarvan er genoeg In de tempel lagen omdat men aan de bodem zelden tijd besteedde, en wilden die naar Mij gooien; maar Ik verborg Mij snel, werd volledig onzichtbaar en midden tussen hen door gaand verdween Ik uit de tempel. (Joh. 8,59) De leerlingen en Lazarus met de Romeinen kwamen Mij al gauw achterna, en wij gingen vervolgens snel weer onze Olijfberg op.
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Maar in de tempel vond nu iets zeldzaams plaats, dat zich tijdens feestdagen vrijwel nog nooit had voorgedaan. Het volk stortte zich op de joden en begon hen dermate in het nauw te drijven dat er soldaten bij gehaald moesten worden om de rust enigermate te herstellen. Maar het volk liet zich nauwelijks kalmeren en eiste van de Romeinse soldaten dat alle woedende joden die de rust zo geweldig verstoord hadden, geboeid aan het gerecht overgeleverd zouden worden, wat dan -in ieder geval pro forma ook gebeurde. Toen pas was het volk weer tevreden.
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] DE MANNEN zeiden: 'Waar hij zich nu ophoudt, kunnen wij echt niet zeggen; maar we hebben wel gehoord dat hij, als hij naar Jeruzalem komt, altijd bij Lazarus van Bethanië verblijft. Daar willen wij hem zelf gaan opzoeken. Doe dat ook! We horen daar in ieder geval waar hij eventueel heengegaan kan zijn.'
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] DE MAN zei: 'Dan is hij misschien op de Olijfberg, omdat Lazarus zich tijdens de feesten gewoonlijk daar pleegt op te houden, want hij bezit daar een grote herberg die druk door vreemdelingen bezocht wordt.'
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] De man en ook zijn vrouw bedankten de mannen en maakten zich reisvaardig. Hij sloot zijn kleine behuizing af en ging met de mannen mee, wat bij hen in goede aarde viel. Onderweg kwamen zij echter een aantal Farizeeën tegen, waaronder er één was die de vrouwen ook de man meteen duidelijk herkenden als de vreemdeling die in Romeinse kledij die ochtend de mooie jonge vrouw voor geld tot echtbreekster maakte. De twee zeiden dat tegen de mannen die hen begeleidden.
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen begonnen de drie te smeken en wilden de man veel geld geven. Deze nam dat echter niet aan, maar eiste van hen dat hij in het vervolg door de tempel met rust gelaten zou worden. Dat beloofden zij dan ook plechtig, en de mannen lieten de drie verder gaan, maar wel na hen gedreigd te hebben meteen naar de landvoogd te gaan als ze ook maar de minste aanwijzing kregen dat de tempel zich ongunstig over hen uitgelaten mocht hebben. Dat dit echtpaar daarna volkomen door de tempeldienaren met rust gelaten werd, kan men zich gemakkelijk voorstellen.
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarna gingen allen de Olijfberg op, waar Ik juist met de leerlingen en met Lazarus zat te eten en waar zich ook de dertig Romeinen bevonden en zaten te eten. Daar aangekomen, vroegen zij een knecht van de herberg of Ik er was. En de knecht beaamde dat. Toen de ongeveer zeventig man dit heugelijke bericht hoorden, juichten zij en vroegen de knecht om naar binnen te gaan en Mij te vragen of zij bij Mij in de kamer mochten komen.
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Toen zij dat hoorden, wisten zij niet waar zij aan toe waren en vroegen zich af of Ik hun hier soms voor niets wilde laten eten, maar zij vonden zichzelf te onwaardig om dat aan te nemen.
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] DE MANNEN zeiden: 'O heer, wat bent u goed en wijs! Als u het toestaat, zouden we graag in de kamer komen en daar wachten op die geestelijke spijs van u, tot het u, o heer en meester, belieft ons met een paar woorden te sterken en op te wekken. Maar kijk, bij ons bevindt zich degene, die door uw grote wijsheid vandaag in de tempel aan de brutaliteit van de Farizeeën ontkomen is, en ook haar armzalige echtgenoot! Zij kwamen beiden met ons mee om u nog eens te bedanken voor de grote weldaad die hun bewezen is! Als u wilt, komen zij ook met ons mee in de kamer.'
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Daarop antwoordde EEN van hen: 'Vriend, wij zijn allemaal min of meer arm en hebben niet voldoende geld om een beker wijn te kunnen bestellen; breng ons daarom alleen maar brood en een paar kruiken water , daarmee zijn we ook tevreden! Wij zijn allemaal dagloners en leven van het werk van onze handen. Deze tien feestdagen zijn voor ons de slechtste tijd, omdat we dan niet mogen werken. Als we echter geen werk hebben, hebben we ook geen inkomsten en dus geen geld waarmee wij behalve ons dagelijkse brood nog iets anders zouden kunnen aanschaffen, omdat het beetje wat we gespaard hebben al bijna op is.'
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337  ...