Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 327 van 728

...  315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340  ...
[2] Ik zei: 'Als jullie in Mij blijven, zal Ik ook in jullie blijven. Zonder Mij zullen jullie echter tot niets in staat zijn.
Hoofdstuk 145: De deemoed van de arbeiders in de wijngaard van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Daarbij zullen jullie echter toch tegen niemand 'heer' zeggen; want slechts één is jullie Heer en Meester, en dat ben Ik! ook zullen jullie tegen niemand 'vader' zeggen; want slechts één is jullie Vader -namelijk die in de hemel woont! Zo moeten jullie ook niemand goed en heilig noemen; want alleen God is goed en heilig!
Hoofdstuk 145: De deemoed van de arbeiders in de wijngaard van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Onthoud bovendien nog, dat ieder puur uiterlijk woord evenals een letter op zichzelf dood is en niemand tot leven wekt; alleen de innerlijke geest in het woord - of het nu uitgesproken wordt of in letters geschreven -is het, die iedereen levend maakt die volgens de innerlijke, levende betekenis ervan denkt, handelt en leeft. Wie echter alleen volgens de uiterlijke betekenis van het woord gelooft, handelt en leeft zoals de Farizeeën, blijft dood zoals ook de letter van het woord op zichzelf dood is. - Dat zeg Ik dus om jullie gerust te stellen!'
Hoofdstuk 145: De deemoed van de arbeiders in de wijngaard van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Als dit levenselement in de ziel echter volledig ontwaakt is, zodanig dat de ziel op die manier zelf dit levenselement wordt -wat wil zeggen dat de hele mens in de geest opnieuw en derhalve wedergeboren is -dan blijft de ziel ondanks haar innerlijke helderheid, die een gevolg is van de tot het hoogst mogelijke niveau gestegen werkzaamheid van de liefde, ook steeds in de hoogst mogelijke graad werkzaam, en haar zaligheid en helderheid nemen toe al naargelang de graad van haar liefdesactiviteit -en niet naargelang de graad van haar helderheid, die ze zonder liefdesactiviteit trouwens nooit ofte nimmer kan bereiken; want God heeft al sinds eeuwigheid bepaald dat geen enkele geest en geen enkele mensenziel zonder de overeenkomstige werkzaamheid ooit het licht kan bereiken.
Hoofdstuk 142: De werkzaamheid van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Nu zei Petrus: 'O Heer en Meester, wij waren zojuist immers ook niet geërgerd, en wij zullen des te minder geërgerd zijn omdat wij nu inzien dat wij nooit tegen kunnen houden wat U met al Uw almacht niet wilt en wenst tegen te houden. Wat er met Uw voortdurende hulp echter nog gedaan kan worden, zal ook gebeuren; want wij willen voor de waarheid altijd met ons leven instaan tegen de vijanden van de waarheid, en voordat ik val, zullen er als het erop aan komt duizend vijanden van de waarheid en het leven vallen want wij willen niet alleen leraren in Uw naam zijn, maar ook helden, en met het woord en het zwaard tegen de tegenstanders en vijanden van de waarheid strijden. Met Uw naam in ons hart en ons schild overwinnen wij de hele wereld! Als U ons maar nooit verlaat met Uw genade!'
Hoofdstuk 145: De deemoed van de arbeiders in de wijngaard van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Kijk, niet ver hier vandaan, in de richting van Caesarea Philippi, heeft dit Meer van Galilea een van zijn grootste inhammen, die echter met een groter schip nauwelijks te bevaren is; met kleinere bootjes kan men echter de tamelijk uitgestrekte oevers ervan bereiken, die jij nog niet kent. Op die oevers bevindt zich een klein vissersdorp, dicht tegen een steil gebergte aanleunend en de Griekse bewoners daarvan voeden zich meestal met vis en de melk van een paar geiten. Het eventuele overschot van hun vissen verkopen ze altijd in Caesarea Philippi en ze nemen in ruil daarvoor zout, brood en enkele gereedschappen die ze nodig hebben voor hun kleine huishouding en voor hun werk.
Hoofdstuk 146: De Heer bezoekt de arme vissers in de baai (16.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Toen wij deze drie schepen in het oog kregen, verboden wij die in Uw naam ook direct om deze inham binnen te varen; de schepen stopten echter niet, maar drongen onstuitbaar steeds dieper onze inham binnen. Toen werden we allemaal echt bang, en bleef ons niets anders over dan op de vlucht te slaan en ons te verstoppen in het struikgewas van het bos en in het grote hol, waarvan de onopvallende ingang zich achter het bos bevindt, maar die van binnen zo uitgestrekt is dat daar royaal plaats is voor vele duizenden mensen.
Hoofdstuk 147: De vissers begroeten de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Toch hebben we een wacht uitgezet, die ons moest meedelen wie er aan land zouden stappen uit de drie schepen, die niet wilden gehoorzamen aan de macht van Uw woord en wil in ons, en wat zij zouden doen. De wacht berichtte ons echter onmiddellijk dat degenen die aan land gegaan waren geen Romeinen noch onderdanen van Herodes waren, maar een groep vriendelijk ogende mensen, bestaande uit Joden en Grieken, en die geen aanstalten maakten om onze woonhuizen binnen te dringen.
Hoofdstuk 147: De vissers begroeten de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Aan het einde van Mijn tijd op deze aarde, dat in de komende paastijd in Jeruzalem zal zijn, zal Ik echter voor alle mensen een zeer groot teken doen, waardoor velen tot het eeuwige leven en heel velen tot het gericht en de eeuwige dood zullen komen. Wie zich dan niet aan Mij zal ergeren, zal het leven van de ziel ontvangen.'
Hoofdstuk 149: De Heer voorspelt Zijn einde in de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] En Ik zei: 'Waarom zijn jullie daar bedroefd over? Denken jullie soms dat Ik jullie na de dood van Mijn lichaam zal verlaten? O, geenszins! Dan zal Ik pas echt bij de Mijnen blijven tot aan het einde der tijden van deze aarde, en voor iedereen die in Mij gelooft de poorten tot het eeuwige leven in Mijn hemelen openhouden. Weliswaar zullen Mijn schapen verstrooid worden als Ik, hun Herder, gedood word -maar Ikzelf zal ze dan weer verzamelen, en dan zal er voor altijd slechts één kudde en één Herder zijn; de bokken en de wolven in schaapskleren zullen echter verwijderd en aan het gericht en de dood van de materie overgeleverd worden.'
Hoofdstuk 149: De Heer voorspelt Zijn einde in de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[22] De vrede zij met jullie -echter niet een vrede zoals de wereld die heeft en geeft, maar de innerlijke vrede van het hart, van de ziel in Mijn liefde, die het eeuwige leven is! Amen.'
Hoofdstuk 149: De Heer voorspelt Zijn einde in de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Wij voeren echter met een gunstige wind, die onze schippers het roeien zeer gemakkelijk maakte, naar de plaats van onze bestemming, die wij weldra bereikten.
Hoofdstuk 150: De reis van Kis naar Marcus bij Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Dat Ik echter 's morgens vroeg al graag buiten ben, en ook vaak tot laat in de avond, heeft een dubbele reden. Want ten eerste moeten jullie daarvan leren dat ook in de ziel van de mens de geestelijke ochtend, evenals die van deze aarde, vroeg moet ontwaken en dat Ik op zo'n vroege ochtend in de mens ook eerder aanwezig zal zijn dan wanneer de zon in hem al volledig is opgegaan, en Mij over de steeds lichter wordende levensochtend net zo. zal verheugen als Ik Mij, voor jullie zichtbaar en als een echt voorbeeld voor jullie' over iedere natuurlijke ochtend heb verheugd.
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Ik zei: 'leder mens die veel liefde heeft, heeft ook veel geduld; Ik heb echter de meeste, hoogste en zuiverste liefde voor jullie, en dus heb Ik ook zeker het grootste geduld met jullie. Wie in Mij blijft door zijn liefde tot Mij, in hem blijf Ik ook; want Ikzelf ben immers zijn liefde en geduld.'
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Toen wilden de twee een gesprek met Mij beginnen; maar er kwam een dienaar die ons voor het ochtendmaal uitnodigde. De beide Grieken volgden ons echter tot aan het huis en wachtten tot Ik weer uit het huis zou komen; want ze wilden Mij tot iedere prijs nader leren kennen.
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340  ...