Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 328 van 1110

...  316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341  ...
[6] Waarlijk Ik zeg jullie: Als bij iemand die dag in zijn ziel aanbreekt, zal hij in eeuwigheid geen dood meer zien, voelen of smaken, en bij het verlaten van zijn lichaam zal hij lijken op een gevangene in een kerker die begenadigd is en wiens cipier met een vriendelijk gezicht de kerkerdeur komt openen en tegen hem zegt: 'Sta op, want je bent begenadigd en vrij! Hier, trek het erekleed aan, verlaat deze kerker en wees voortaan een vrij mens voor het aangezicht van hem die je deze genade bewees!'
Hoofdstuk 1: Een zonsopgang en de betekenis daarvan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Denken jullie soms dat een ziel droefheid zal voelen als Mijn engel zo tot haar zal komen?'
Hoofdstuk 1: Een zonsopgang en de betekenis daarvan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zei: 'Ja, zo is het! Daarom zeg Ik jullie dan ook: Wie het leven van deze wereld liefheeft, zal het ware leven van de ziel verliezen; wie het echter niet liefheeft en zich van de eigenlijke hoedanigheid ervan afwendt, zal het verwerven, dat wil zeggen, het ware, eeuwige leven van de ziel.
Hoofdstuk 1: Een zonsopgang en de betekenis daarvan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Laat je niet verblinden door de wereld en luister niet naar haar verlokkingen, want al haar goederen zijn ijdel en vergankelijk! Mochten jullie je echter in deze wereld al schatten verzamelen, verzamel dan vooral die welke niet roesten en niet door de motten verteerd worden! Dat zijn schatten voor de geest tot het eeuwige leven, waarvoor jullie alles moeten doen om ze zoveel mogelijk in je bezit te krijgen. Iemand die echter ook aardse schatten heeft verkregen, moet die net als onze broeder Lazarus gebruiken, dan zal hij daarvoor hemelse schatten oogsten. Want wie veel heeft, dient veel te geven, en wie weinig heeft, laat die weinig geven!
Hoofdstuk 1: Een zonsopgang en de betekenis daarvan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Maar in jullie tempel zal de handel nu ook wel gauw beginnen. Zou je het prettig vinden als ik tegen je zou zeggen: 'Vriend, kijk daar beneden eens, het wordt al behoorlijk druk voor de tempelhallen! Interesseren de grote winsten die daar te verwachten zijn je niet? Zuiver goud en zilver en edelstenen en parels zullen er in overvloed zijn, en aan jullie moet van alles de tiende worden gegeven. Zal men jullie daar iets van geven als je niet aanwezig bent?'
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Wij tollenaars, die in jullie ogen zondaars zijn, weten nu dat jullie de tempel voor altijd de rug hebben toegekeerd, en dus zou zo'n vraag aan jullie nu wel erg dom zijn. Wij hebben in elk geval het vaste besluit genomen om, uit liefde tot de Heer, iedereen die wij ooit bewust bedrogen hebben het tienvoudige terug te geven, en daarom mogen vandaag al die handelslieden in ieder geval onze douaneposten en tolhuizen helemaal voor niets passeren, daardoor zullen wij allen nog lang. niet verhongeren. Daarom laten wij ze nu maar heel rustig voorbijgaan! ,
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Deze mensen, die nu de genoemde slaven hier naar de markt brengen, zijn weliswaar zeer op winst uit, maar tevens in hoge mate bijgelovig. Dit blinde bijgeloof is hun grootste vijand. Daarom weet Ik al van te voren wat er gedaan moet worden om deze mensen zo te straffen dat zij niet alleen hun koopwaar, maar nog veel méér graag willen afstaan om toch maar heelhuids weg te kunnen komen. Zo gauw ze hier zijn, zullen jullie allen wel zien en duidelijk merken wat Gods wijsheid en macht allemaal kan bewerkstelligen
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Maar daar op de brede weg van Galilea naar Jeruzalem zien we met ossen bespannen wagens en karren. Die brengen slaven uit de omstreken van de Pontus hierheen om te verkopen. Het zijn mooie en goed gebouwde jongemannen en meisjes van veertien tot achttien jaar. In totaal zijn het honderd twintig mannen en honderd zeventig vrouwen. Wel, deze verkoop zullen wij verhinderen en vervolgens voor de vorming en vrijheid van deze arme kinderen zorgen! Binnen de stadsmuur mag er geen mensenhandel plaatsvinden, maar deze berg bevindt zich al buiten de stadsmuur en is toch nog heel dicht bij de stad en daarom zullen jullie zo dadelijk zien, dat deze wagen en karreneigenaars precies aan de voet van deze berg hun verkooptenten zullen opzetten en daarna meteen hun omroepers in alle richtingen proberen uit te zenden! Alleen, wij zullen ze vóór zijn en al hun koopwaar afnemen en daarna ook met die laaghartige kooplui een woordje spreken dat hun handel voor lange tijd zal vergallen!'
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Hierop zei Agricola: 'Heer, er moet hier met nog iets rekening worden gehouden! Ik geloof dat er in dit opzicht van Rome uit voor alle landen een speciale wet bestaat met betrekking tot de mensenhandel. Volgens deze mag zonder toestemming van een Romeinse opperstadhouder geen enkele slaaf uit een vreemd, niet Romeins land ingevoerd worden in landen die onder Romeinse heerschappij staan; zo'n toestemming kost echter ontzettend veel. Wel, het gebeurt dan ook heel vaak dat zulke slavenhandelaars hun slaven langs geheime wegen en ook vaak door middel van valse vergunningen onze landen binnensmokkelen. Als dat bij deze slavenhandelaars het geval mocht zijn, dan is het gemakkelijk om hun de koopwaar af te nemen; maar wanneer zij in het bezit zijn van zo'n eerdergenoemde dure bevoegdheid, dan zit er langs de normale weg niet veel anders op dan de handelaars het gevraagde geld te geven en hen dan ongehinderd verder te laten gaan, omdat ze in dat geval onder bescherming van de wet staan.'
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Dat zullen jullie weldra zien! Dit verschijnsel is voor onze slavenhandelaars al het begin; want terwijl wij hier aten en dronken, arriveerden zij onder aan de berg, en al hun wagens en karren staan daar al. Zij zouden direct met de verkoop van hun waar zijn begonnen als deze bliksem hen niet had gewaarschuwd.
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Voor zij echter met hun koopwaar uit hun land vertrokken, raadpleegden zij ook een waarzegger of zij geluk zouden hebben met hun handel. En hij zei met een heel ernstig gezicht: ' Als jullie geen bliksem zullen zien en geen donder zullen horen, zullen jullie je waar wel aan de man brengen.' Dat was alles wat de waarzegger tegen hen zei. De slavenhandelaars beschouwden dat als een goede voorspelling, omdat zij dachten dat er zo laat in het jaar wel geen onweer meer zou komen. Maar deze geweldige bliksem met die hevige donderslag heeft hen nu uit de droom geholpen, en nu staan ze radeloos beneden aan de berg. Maar voor wij naar beneden gaan, zullen er nog een paar van die bliksems volgen, waardoor onze slavenhandelaars nog meer schrik wordt aangejaagd, en wij gemakkelijker met hen kunnen praten!'
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] De jongeman zei: Ja, Heer, volgens Uw heilige wil!'
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Maar de jongeman zei tegen hen: 'O, jullie gelukkigen, die steeds bij de Heer kunnen zijn die hier in Zijn hoogste wezen aanwezig is! - Geef mij, voor wij overgaan tot een groot en belangrijk werk, ook wat te eten en te drinken!'
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Pas toen het volk zich op die manier snel helemaal verspreid had, liep Ik met Rafaël, Agricola en Lazarus naar de voornaamste handelaar toe en zei in zijn taal tegen hem: 'Wie gaf jullie om te beginnen het recht om mensen en hun kinderen als koopwaar op de publieke markten te verkopen en hen daardoor tot slaven van tirannieke, geile kopers te maken?'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik zei: 'Heeft jullie waarzegger niet ooit gezegd dat er nog een grotere god was, over wie hij enkel uit oude, geheime schriften gehoord had? Maar voor stervelingen was dat te groot en onbegrijpelijk en daarom moesten zij zich daar verder niet druk over maken! Heeft jullie waarzegger dat niet zo gezegd?'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341  ...