Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 328 van 1112

...  316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341  ...
[12] Hij zei tegen mij: 'Kijk, vriend, de reuzenfiguren aan de rechterkant stellen de zeven geesten Gods voor, waardoor de mens op deze aarde tot allerlei kennis komt en zich daarop dan vele en grootse dingen inbeeldt! De figuren aan de linkerkant zijn voorstellingen van de wilde en onbeheerste hartstochten van de mens, en daarom zie je ook aan hun voeten allerlei tekenen van dood en gericht. En kijk eens naar de tweede hal! Die is wat lager dan de eerste, en je komt er door een tamelijk nauwe deur in. Dat geeft de deemoed van de mens weer, zonder welke je onmogelijk tot het echte kennen van God komt. Daarom zie je hier ook heel bescheiden mensenfiguren in diepgebogen houding. En nu hier in de derde en laatste hal zie je alleen maar geestelijke zaken, voorgesteld door overeenkomstige tekens. En daar, helemaal bovenin zie je in een kring de tekens: ja-bu-sim-bil, -dat is: Gods woord in het hart van ieder mens die God liefheeft en zoekt. En de tekens betekenen: Ik was -ben -en zal zijn. Ik ben de Al-Ene, en buiten Mij is er geen God!'
Hoofdstuk 214: Over het boek job en over de tempel te Jabusimbil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Wat is de ziel van de mens, en waar bevindt zij zich in het lichaam? Dat is toch zeker een heel behoorlijke vraag waartegen toch echt niets in te brengen is!'
Hoofdstuk 217: Over het Hooglied van Salomo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE ROMEIN:) 'Kijk, de ziel als geestelijke substantie is helemaal mens, zowel wat betreft gedaante alsook wat betreft alle ledematen en bestanddelen van het lichaam! En als dat niet zo zou zijn, kon zij ook niet van haar lichaam zo volmaakt mogelijk gebruik maken. De handen van de ziel bevinden zich in de handen van het lichaam, haar voeten in de voeten van het lichaam, en zo verder alle delen van de ziel in de overeenkomstige delen van het lichaam. Wordt het lichaam ergens ziek, dan is de zielook in de zieke lichaamsdelen aanwezig en spant zich erg in om deze weer gezond te maken. Lukt haar dat niet, dan wordt zij daarin passief en het gevolg daarvan is dat zo'n lichaamsdeel helemaal verlamd, vrijwel gevoelloos en dus inactief schijnt te zijn. Dat is een goede en juiste leer van alle oude en ook nieuwe psychologen. Maar nu vraagje je af hoe die geleerden achter dat geheim kwamen. Die vraag is heel gemakkelijk te beantwoorden.
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] De gedaante keek mij strak en ernstig aan en zei luid en goed verstaanbaar: 'Ik ben geen tovenaar en eis geen offer van je. Maar omdat jij de bescherming van de God der joden vroeg, werd ik hierheen gezonden om je voor de ondergang te bewaren. Want wanneer je vandaag afvaart, ben je in het derde uur van de nacht samen met het schip een prooi van de zee! Twintig uur gaans van hier over het water zal een zware storm woeden. Wee degene, die zijn woede treft! Morgen kun je echter afvaren, en dan zul je je vaart gelukkig volbrengen,'
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Ogenblikkelijk richtte het wezen zich op en zei: 'Ik ben een dochter van Sesostris en mijn naam is Isia.Jij bent ook van dezelfde stam en je kunt mij vrijmaken uit deze vesting van ellende en vertwijfeling waarin ik al een lange aardse tijd verblijf. Vertel mij over een echte, ware God! Die alleen zal mij bevrijden van deze lange kwelling; maarjouwen mijn goden zijn alleen maar dode gedachten van de blinde mensen.'
Hoofdstuk 219: Ziel en lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Uit dit ware voorval kan ook weer meteen geconcludeerd worden, dat de ziel in de eerste plaats het hele lichaam doordringt en geen ledemaat verliest ook al wordt het lichaam helemaal verminkt, en ten tweede dat de ziel zelf onsterfelijk is en na de lichamelijke dood verder blijft leven en zich verder ontwikkelt.
Hoofdstuk 219: Ziel en lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarop zei IK: 'En zalig is ook hij die zich aan Mij niet ergert! Jullie blinde Farizeeën zeggen: 'Als de lucht 's avonds rood is, zal het morgen een mooie dag worden; maar is de ochtend rood, dan zal de dag somber zijn!' Deze tekenen kunnen jullie beoordelen; waarom zien jullie dan de grote tekenen van deze tijd niet, die jullie door Mij gegeven worden? Die tekenen zien jullie ook wel en je begrijpt ze ook; maar vanwege jullie wereldse rijk wil je ze niet aannemen en houd je ook het volk ervan af. En dus willen jullie zelf niet in het hemelrijk, maar laten jullie ook niemand anders erin; en daarom zullen jullie eens ook des te meer verdoemd zijn!
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Maar dat is niet de enige ervaring op dit gebied. Toen ik een aantal jaren geleden naar Egypte moest reizen, maakte ik de volgende heel vreemde gebeurtenis mee: Ik was met de meeste van mijn hier aanwezige metgezellen in Sicilië om vandaar per schip naar Egypte te reizen. Wij scheepten ons 's morgens in op ons grote, stevige schip, dat reeds vele stormen getrotseerd had. Wij bevalen ons aandachtig en innig in de hoede van de goden aan en ik riep heimelijk ook nog de bescherming van de God der joden in, die ik uit jullie Schrift had leren kennen. Toen wij af wilden varen, was het schip met geen mogelijkheid vlot te krijgen. Ik liet meteen alles heel zorgvuldig onderzoeken en nergens was iets te vinden dat het schip ook maar in het minst had kunnen belemmeren om vlot te komen. Toen werd van alles geprobeerd om het schip, dat toch in zeer diep water lag, van land te duwen; maar alles, was vergeefse moeite. Ik stond met een aantal van mijn metgezellen vol woedende gedachten op het dek, keek omhoog en omlaag en links en rechts en over boord naar beneden in zee om eventueel toch de een of andere reden te ontdekken waarom het wegvaren niet lukte.
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Op de derde dag, nog heel vroeg, merkte ik dat er zich iets in mijn grote slaapvertrek ophield en bewoog. Ook de bedienden die bij mij de wacht hielden, merkten het. Ik vroeg hun meteen wat het was, en wat het te betekenen had. Maar de bedienden wisten het niet en bezwoeren zoiets nog nooit eerder waargenomen te hebben. Het leek nu eens een schaduw op de wand en dan weer rook die zich van de vloer van de kamer verhief en heen en weer zweefde alsof hij door een licht zuchtje wind bewogen werd. Er kon daar echt niets gemakkelijk in brand vliegen omdat vrijwel alles van steen was, zelfs de tafels, bedden en stoelen. Wij staarden een tijdje in stomme berusting naar dit schijnbare spel van de natuur, en iedereen wachtte met een zekere angst op wat er tenslotte uit voort zou komen.
Hoofdstuk 219: Ziel en lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Jullie kunnen wel leerlingen van Mij worden, maar niet zo gemakkelijk als je denkt; want wie leerling van Mij wil worden, moet helemaal met de wereld breken en mag niet naar haar verlokkingen kijken; want de hele wereld is een constant gericht en een voortdurende dood! Wie de wereld liefheeft is niet geschikt en is ondeugdelijk om een echte leerling van Mij te worden; want de liefde tot de wereld heeft geen leven in zich maar alleen het gericht en de dood. Ik heb echter geen dode, maar volkomen vrije, levende leerlingen nodig. Als jullie dat kunnen worden, dan kun je ook bij Mij blijven!
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Ja, als je daar maar een beetje goed over nadenkt, dringt zich onwillekeurig de belangrijke vraag aan je op: Waarom ben ik eigenlijk een mens? Wie heeft mij in dit tranendal geplaatst, en waarom?
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Luister, hoe de mensheid op deze aarde behandeld moet worden, weet alleen Hij die haar geschapen heeft heus het allerbeste! En Hij heeft het zelfs geen dag laten ontbreken aan allerlei aanwijzingen uit de hoogste levenshemelen, om de mensen op de juiste wegen te wijzen waarop zij moeten wandelen om het doel dat God hun gesteld heeft op eenvoudige wijze te bereiken. Als de mensen zich echter door wereldse lekkernijen en haar valse en vergankelijke prikkels steeds opnieuw hebben laten verleiden en steeds opnieuw van God zijn afgevallen en het gouden kalf en de mammon van de wereld hebben aanbeden die zij in hun blinde inbeelding en ijdele fantasie zelf tot iets heel belangrijks hebben verheven, kan God er dan wat aan doen dat de mensen Zijn onderricht en Zijn raadgevingen verwerpen en zich in plaats daarvan wetten maken waardoor zij zich steeds meer van de verderfelijke mammon kunnen toeëigenen?!
Hoofdstuk 221: De goddelijke leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] God gaf de mens een vrije wil om uit zichzelf en voor zichzelf te kunnen handelen; God gaf de mens echter ook de rede en het verstand, opdat hij de raadgevingen en wetten van God vatten en begrijpen kan, en heeft hem ook de kracht verleend daarnaar te handelen. Als een mens zich daarbij echter toch uit eigen vrije wil door de wereld laat beheersen en geen acht wil slaan op de raad van God, is het dan niet zijn eigen schuld als hij, omdat hij door eigen schuld van de hele orde van God niets weet, van de ene ellende in de andere moet vallen?!
Hoofdstuk 221: De goddelijke leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Omdat Ik echter al voor het heil van alle mensen in deze wereld zelfs in het vlees tot jullie gekomen ben, moet Ik jullie toch wel laten weten dat Ik er ben, opdat jullie niet weer kunnen zeggen dat niemand dat tegen jullie gezegd heeft, en dat God de mensen wel geschapen heeft en ze uit vrouwen geboren laat worden, maar Zich dan helemaal niet meer om hen bekommert en hen steeds maar laat versmachten.
Hoofdstuk 221: De goddelijke leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Ik ben er nu om alle mensen te helpen, en zend Mijn engelen uit naar alle volkeren der aarde om hun wijzen op de juiste manier voor te lichten. Wie zich daarnaar richt, zal niet verloren gaan ook al bevindt hij zich nog zo ver hiervandaan. Maar niemand zal daartoe gedwongen worden. Dit zei Ik jullie nu, opdat je weet dat Ik er ben en waarom. Maar jullie kunnen doen wat je wilt.'
Hoofdstuk 221: De goddelijke leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341  ...