17481 resultaten - Pagina 329 van 1166
... 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 ...
[5] DE WAARD kwam naar Mij toe, boog en zei: 'Wilt U met Uw mensen in mijn herberg Uw intrek nemen? Mijn huis is groot, zeer ruim en heeft vele vertrekken; bovendien ben ik een van de goedkoopsten in deze hele, niet onbelangrijke plaats."Hoofdstuk 253: De genezing van de blindgeborene en van andere zieken (Ev. Matth. 19,2) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Hierop verliet DE WAARD snel de oever, spoedde zich naar huis en bracht zijn veertien jaar oude, geheel blinde zoon mee, leidde hem voor Mij en zei: 'Hier beste vriend, is mijn blinde zoon! Zo blind als hij nu voor u staat werd hij geboren. Alle artsen en magiërs hebben al geprobeerd hem te genezen; maar alles was puur tevergeefs! Nu, zoals u zojuist hebt opgemerkt, is er een werkelijke wonderdokter uit Jeruzalem bij mij in huis; maar hij kan precies zoveel als de vorigen! Nu komt het op u aan, beste vriend! Waarlijk, als u hem geneest, behoort mijn halve vermogen u toe!'
Hoofdstuk 253: De genezing van de blindgeborene en van andere zieken (Ev. Matth. 19,2) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] En DE WAARD keek Mij recht aan en zei: 'Ja, vriend, van u kan ik het geloven! In uw ogen ligt immers zo'n vastberadenheid, dat ze me zeggen: Uit deze mond is nog nooit een leugenachtig woord gekomen! En daarom geloof ik nu dan ook vast, dat u mijn zoon zult genezen."
Hoofdstuk 253: De genezing van de blindgeborene en van andere zieken (Ev. Matth. 19,2) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] IK zei: 'De andere artsen hebben hun zalfjes, en de magiërs hun toverstaf, - Ik heb echter noch een zalfje en nog minder een toverstaf; Mijn wil is alles, en als Ik het nu wil, wordt je zoon onmiddellijk ziende!'
Hoofdstuk 253: De genezing van de blindgeborene en van andere zieken (Ev. Matth. 19,2) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[16] DE WAARD kwam dicht op Mij toe en zei: 'O, u grote en waarachtigste heiland, hoe moet ik u nu op passende wijze bedanken voor deze waarachtige genade? Want waarlijk, alleen wie dat kan wat u kunt, kan genade uitdelen; want wat heeft een blinde aan duizend genadegaven en weldaden van de kant van de machthebbers van deze aarde, als zij hem ondanks al hun macht en goedheid het licht van zijn ogen niet kunnen geven!? Maar u heeft hem vanuit een innerlijke, mij geheelonbegrijpelijke macht het gezichtsvermogen gegeven en daarmee heeft u mij en mijn liefste zoon een onuitsprekelijk grote genade bewezen. Maar als loon daarvoor is hetgeen ik u voorheen beloofd heb veel te weinig! 0, zeg mij wat ik u nu schuldig ben, dan zal ik met alle liefde en vreugde gevolg geven aan uw wens!'
Hoofdstuk 253: De genezing van de blindgeborene en van andere zieken (Ev. Matth. 19,2) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] IK zei: 'Hier om Mij heen zitten Mijn leerlingen, vraag het aan hen, zij zullen het je wel uitleggen; want het is beter om over zich te laten spreken dan om zelf te spreken! Ikzelf ga intussen naar buiten om Mij te verkwikken in de koele avondlucht:'
Hoofdstuk 254: De Heer met de Zijnen in het huis van de Griekse herbergier. Waarheid maakt vrij - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Op uitnodiging van onze waard gingen ook wij nu aan het ochtendmaal. We waren hier nog maar nauwelijks mee klaar, of er kwamen ook al andere mensen om Mij, de wonderman zoals ze zeiden, te zien en te spreken. Daaronder waren ook joden en Grieken en ze vertelden elkaar wat Ik door Mijn pure wil allemaal tot stand had gebracht.
Hoofdstuk 255: Het verbod van echtscheiding (Ev. Matth. 19, 3-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Maar nu heb ik nog een verzoek aan U, die nu een ware God voor mij bent geworden. Zie, wij hebben in deze plaats een groot aantal kinderen en ik denk dat wanneer U hen zegent op Uw waarlijk almachtige wijze dit later voor hen als volwassenen van groot zedelijk nut zal zijn! Heer, en -ik zeg -mijn God, heb ik een juiste wens aan U gericht?"
Hoofdstuk 257: De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Daarop moedigde Ik de kleintjes aan om zonder angst en schuwheid bij Me te komen. Toen kregen ze weer moed en snelden naar Mij toe. Ik legde hun allen Mijn handen op en zegende hen.
Hoofdstuk 257: De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] DE WAARD kwam nogmaals naar Me toe en zei: "Heer en Mijn God! Zou U mijn huis de grote genade willen bewijzen om nog enkele dagenweken of maanden hier te verblijven?"
Hoofdstuk 257: De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] De waard was van mening dat deze wetten wel heel erg goed waren, -maar men hield zich er niet aan, en het allerminst deden dat de joodse priesters, die hun geloofsgenoten toch altijd een goed voorbeeld zouden moeten geven. Daar Ik zo'n grote, en zeker hoogst wijze heiland was, zou Ik hem ook wat dat betreft een juiste verklaring kunnen geven. Maar het belangrijkste was, dat Ik hem goede raad gaf over de kwestie, of hij na meerdere verzoeken van de kant van de Farizeeën tot het jodendom moest overgaan of verder Griek moest blijven. De leer van de joden beviel hem in feite beter dan zijn eigen leer die eigenlijk alleen maar een poëtisch produkt van de fantasie was, waar maar heel weinig waars in school.
Hoofdstuk 254: De Heer met de Zijnen in het huis van de Griekse herbergier. Waarheid maakt vrij - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Ten tweede spreekt het vanzelf dat Ik jullie door Mozes nooit een scheidbrief gegeven zou hebben als Ik hiervan niet in sommige gevallen, die wel met redenen te omkleden zijn, de noodzaak had ingezien. Maar weten jullie dan niet wat voor een verderfelijk misbruik de Farizeeën in deze tijd en ook reeds lang daarvoor met echtscheidingen begaan?! Zijzelf stichten heimelijk allerlei onvrede in een overigens goed huwelijk en brengen het tenslotte zover, dat de echtelieden zich moeten laten scheiden. Wel, de echtscheiding wordt door de priesters voltrokken en kost veel geld, en dat is precies de reden waarom er in deze tijd zoveel echtscheidingen voorkomen en waarom Ik in dit opzicht de Farizeeën Gods oerwetten voor ogen heb gehouden. Mijn macht kennen ze en daarom zijn ze ook met heimelijke boosheid verdwenen.
Hoofdstuk 256: Uitzonderingsgevallen met betrekking tot huwelijkszaken (Ev. Matth. 19, 10-12) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] IK zei: 'Je kunt je van zo'n vrouw die duidelijk echtbreuk pleegt zonder meer laten scheiden, - maar zolang ze leeft mag je geen andere vrouw huwen! Want je kunt niet weten of je vrouw zich in de toekomst niet bekeert en vol berouw terugkeert naar je huis, zodat je dan een trouwe vrouw hebt die haar leven gebeterd heeft. Heb je echter in die tussentijd een andere vrouw gehuwd, en je vroegere vrouw die zich heeft gebeterd zou dan vol berouw bij je terugkomen, dan zou je haar vanwege je nieuwe vrouw niet meer kunnen aannemen, en zie, dat zou immers toch iets slechts zijn voor jou en nog slechter voor jouw nu beide vrouwen; want de eerste zou je geen barmhartigheid kunnen schenken en van de laatste zou je niet kunnen scheiden, en toch moet je zo barmhartig zijn als je Vader in de hemel barmhartig is. Maar als je de barmhartigheid niet kunt beoefenen, wat ben je dan en wat wil je dan doen om in Mijn orde te blijven? Heb je echter aandrang en veel natuur, kijk dan terug naar de oude vaderen; maar wees in je hart God trouwen hoed je voor geilheid, ontucht en hoererij! Want zij die hoererij en echtbreuk plegen zullen Gods rijk niet binnengaan. - Heb je dat nu goed begrepen?"
Hoofdstuk 256: Uitzonderingsgevallen met betrekking tot huwelijkszaken (Ev. Matth. 19, 10-12) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Toen we een klein uurtje verwijderd waren van de plaats die we hadden bezocht, kwam ons een jonge man uit dezelfde plaats onderweg tegemoet. Hij was de dag tevoren ook getuige geweest van Mijn daden en lessen en was bovendien voor zijn jeugdige leeftijd zelfs een zeer bekwame schriftgeleerde, maar niet van beroep. Toen hij mij zag en herkende, kwam hij op Me af en vroeg Me of het hem toegestaan was een vraag tot Mij te richten.
Hoofdstuk 258: De rijke jongeling (Ev. Matth. 19, 16-26) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Hierop vroeg DE JONGELING: 'Wie moet of kan ik echter als mijn naaste beschouwen?"
Hoofdstuk 258: De rijke jongeling (Ev. Matth. 19, 16-26) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)