Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 329 van 1088

...  317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342  ...
[12] Ik zei: 'Ga maar rustig naar beneden en wees niet bang, geen mens zal je dat vragen, en wat je zult moeten zeggen, zal je in de mond gelegd worden! Vanavond kun je, als je wilt, wel weer hier komen, want Ik zal hier nog de hele dag blijven.'
Hoofdstuk 63: Het volk en de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Toen ging Nikodemus naar beneden, maar hij keek onderweg meer dan eens om, om te zien of er soms een echte jood was die hem zag. Maar Ik stuurde Rafaël achter hem aan en liet hem tot de stadspoort begeleiden, zodat niemand Nikodemus kon zien. Bij de poort echter verdween de engel ineens en was op datzelfde moment weer in ons midden.
Hoofdstuk 63: Het volk en de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Maar het volk zal zeggen: 'Waarom zeggen jullie ons dat nu pas, terwijl jullie toch allang van God hadden kunnen en moeten horen hoe het in Zijn ogen met ons gesteld is? Want wij weten van vroeger dat God Zijn volk, als het Hem lichtzinnig vergat, altijd jaren van tevoren door profeten en zieners liet zeggen, wat er met hen zou gebeuren als zij niet weer tot God terugkeerden. Maar dit keer zijn er geen profeten gekomen die ons op tijd hadden kunnen verkondigen hoe wij er voor God voorstaan! En als er in de afgelopen tijd al profeten opstonden, die ons vermaanden om boete te doen en ons leven echt te beteren, dan verklaarden jullie hen voor valse profeten en vervolgden hen en ook degenen die naar hen luisterden en zich wilden bekeren. En nu jullie net als wij de verschrikkelijke tekenen gezien hebben, waaruit gemakkelijk valt op te maken dat Gods toorn in hoge mate over ons is gekomen, nu willen jullie de schuld helemaal bij ons leggen; maar dat zullen we niet accepteren, en we zullen ons zonder jullie gebed zelf tot God wenden en Hem smeken om ons onze zonden te vergeven, en dat zullen we doen omdat jullie ons niet reeds lang van te voren gezegd hebben, hoe wij voor het aangezicht van Jehova staan.'
Hoofdstuk 63: Het volk en de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Daarop zei Ik tegen een paar leerlingen, dat ook zij, als zij wilden, tot de middag naar de tempel konden gaan om getuige te zijn van wat zich daar zou afspelen. Toen gingen ook de leerlingen naar beneden en bleven in de tempel tot na het middaguur, waarna zij weer bij ons kwamen en vertelden wat ze beleefd hadden.
Hoofdstuk 63: Het volk en de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Daarop zei Lazarus tegen Mij: 'Heer, zelf ben ik ook wel een beetje nieuwsgierig hoe deze geschiedenis in de tempel vandaag zal aflopen, want Ik zie nog veel mensen langs alle straten voorbij komen. Als dat allemaal naar de tempel gaat, zal er een gedrang en een geschreeuw ontstaan zoals men beslist in lange tijd niet heeft meegemaakt. Daar zal Nikodemus met zijn zwakke stem niet veel kunnen uitrichten! Er kan daar werkelijk heel gemakkelijk veel tumult ontstaan!'
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Nu zijn onze jonge mensen echter ook al wakker geworden en hebben honger: Rafaël, ga jij daarom naar hen toe en zorg dat zij eten krijgen en wat wijn, maar gemengd met twee derde water!'
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] In korte tijd stonden zij allen helemaal gesterkt buiten en Rafaël bracht hen naar Mij toe. Daar stelden zij zich in een lange rij op, bedankten Mij luid voor de goede verzorging en vroegen Mij om bij hen te komen, zodat ieder Mij één voor één blijk kon geven van zijn liefde; want omdat ze met zo velen waren, konden zij niet allemaal tegelijk naar Mij toekomen om Mij hun grote liefde te betonen.
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen zei Ik tegen hen: 'Mijn lieve kinderen, dat is nu niet nodig! Maar als jullie dat toch willen doen, kom dan liever één voor één naar Mij toe om Mij je liefde te laten blijken, want als Ik naar jullie toe zou gaan, dan zou er licht naijver onder jullie kunnen ontstaan, omdat je dan onder elkaar zou overleggen en zeggen: 'Maar waarom wendde de goede vader zich niet tot mij of tot deze of gene? Hij heeft de een of de ander beslist liever dan mij of mijn buurman!' Kom echter, om dat te voorkomen, zelf, alleen of met z'n tweeën naar Mij toe en geef Mij blijk van je liefde, dan zullen jullie niet kunnen zeggen: 'Kijk, die of die heeft de goede vader meer aandacht gegeven!' Want het hangt zuiver van jullie zelf af wie van jullie het eerst bij Mij wil komen.'
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Deze regeling beviel de jongeren en dus snelden zij nu, het ene paar na het andere, en wel eerst de jongens en daarna ook de meisjes vanaf de rechter kant naar Mij toe. Voor Mij aangekomen bogen zij diep, daarna pakten zij Mijn handen en drukten die tegen hun borst, bogen daarna weer en gingen heel ordelijk weer terug naar hun rij .
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Wij gingen echter nog wat verder, en wel naar het hoogste punt van deze berg. Daar was een aardig olijvenbosje, waar zich onder de bomen een groot aantal banken en zitplaatsen bevonden, waarop allen zich neerlieten, terwijl zij Lazarus prezen om de doelmatige aanleg van zoveel gezellige rustbanken en zitplaatsen. Lazarus dankte allen voor die lovende woorden, die hem veel genoegen deden. Vanaf deze hoogte, die naar alle kanten vrij uitzicht bood, genoot men van het prachtige vergezicht. Men zag van hieruit de Jordaan en het dal daarvan, en - weliswaar heel in de verte - ook een stuk van de Dode Zee.
Hoofdstuk 65: Het gezichtsvermogen van de ziel na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Zonder iets te zeggen keken allen een tijdlang vol verrukking naar de mooie omgeving met de omliggende steden, gehuchten en dorpen en Agricola zei, toen hij alles goed bekeken had: 'Beste vrienden, alle aanwezigen hier, en vooral U, o Heer en Meester, ik moet heel openlijk toegeven dat ik in ons uitgestrekte rijk nog nooit zo'n schitterende omgeving en zo'n prachtig landschap heb gezien als hier! Waarlijk, in zo'n heerlijke omgeving moet een mens het sterven nog bitterder en moeilijker toeschijnen dan in een woester en minder mooie omgeving! Want hier zou men eeuwig verder willen leven en genieten van zo'n aanblik! - Wat zegt U, o Heer en Meester, daarvan?'
Hoofdstuk 65: Het gezichtsvermogen van de ziel na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Stel je eens voor, datje hier zeg maar gedurende honderd jaar aan één stuk door dit landschap zou moeten bekijken, waarbij er ook in alle andere levensbehoeften rijkelijk voorzien zou zijn, dan sta Ik ervoor in dat dit mooie landschap je al gauw dermate zou gaan vervelen, datje het daarna in je hele leven nooit meer zou willen zien.]a, zo nu en dan temidden van goede vrienden maakt de aanblik van een mooie omgeving op het menselijke gemoed altijd een verheffende indruk, maar daarna verlangt de ziel al gauw naar veranderingen om daardoor grotere en uitgebreidere ervaringen op te doen en daaruit ook steeds wat nieuws te leren.
Hoofdstuk 65: Het gezichtsvermogen van de ziel na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De vele aanwezige tollenaars kwamen nu ook naar Mij toe en vroegen, of Ik het hun niet kwalijk nam als zij tot de avond naar huis gingen om te zien, of daar alles wel in orde was en of hun bedienden het nog steeds door alle straten binnentrekkende volk bij deze gelegenheid niet teveel afpersten.
Hoofdstuk 65: Het gezichtsvermogen van de ziel na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Daarop zei Ik nogmaals tegen Agricola: 'Nu kun je je vragen naar voren brengen, spreek nu dus maar!'
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Agricola zei: 'Heer en Meester, dat de ziel van de mens ook na de dood van het lichaam verder leeft, is een volkomen uitgemaakte zaak van de helderste waarheid. Maar waar gaat zij naar toe, en wat is eigenlijk haar wezen en wat is het wezen van de zuivere geest? Omdat volgens Uw onderricht de ruimte oneindig is, moeten ook de zielen en zelfs de zuiverste geesten zich binnen de eindeloos eeuwig grote ruimte bevinden, want een ruimte buiten deze kan immers onmogelijk ergens bestaan.
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342  ...