17481 resultaten - Pagina 330 van 1166
... 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 ...
[8] En toen hij dit van Mij vernomen en ook ingezien had zei HIJ: 'Als dat zo is, geef ik u de volle verzekering dat ik dit allemaal reeds vanaf mijn jongensjaren heb gedaan! Wat mankeert er nog aan mij?" (Matth. 19,20)Hoofdstuk 258: De rijke jongeling (Ev. Matth. 19, 16-26) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] En Ik voeg er nog aan toe: Wie zijn huis, broeders of zusters, vader of moeder, of zijn vrouwen kinderen, of zijn akkers, tuinen, weilanden en kudden verlaat omwille van Mijn naam, zal dit alles in Mijn rijk honderdvoudig terugkrijgen en daardoor het ware, eeuwige leven erven. (Matth. 19,29)
Hoofdstuk 259: De leerlingen vragen naar het hemelse loon (Ev. Matth. 19, 27 -30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] IK zei: 'We zullen een zeer verborgen plaats bezoeken en daar rust nemen; want we hebben tot nu toe hard gewerkt. Op ingespannen arbeid moet ook rust volgen; laten we daarom maar flink doorlopen, dan zullen wij deze verborgen plaats spoedig bereiken! Daar zullen jullie Mijn engelen waarachtig zien opstijgen en neerdalen; laten we dus maar flink doorlopen!"
Hoofdstuk 259: De leerlingen vragen naar het hemelse loon (Ev. Matth. 19, 27 -30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Jullie zijn ook joden en.zullen de tempel in Jeruzalem nog wel zeer hoog achten in verband met jullie zieleheil? Maar jullie zijn nooit schriftgeleerden en. dienaren van de tempel geweest en kunnen daarom ook helemaal met vermoeden wat voor een huiveringwekkend en elk beter menselijk gevoel tartend misbruik er binnen de muren van de tempel gemaakt wordt van de heiligste rechten van de mensen! Ik en verscheidene van mijn vrienden waren daar zeer verontwaardigd over! Wij gingen er vandoor en vonden dit dal, waar we meteen de nodige voeding voor ons lichaam vonden.
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Daarop antwoordde IK: 'Waarlijk, Ik zeg jullie die Mij zijn nagevolgd: Als jullie geheel wedergeboren zijn wanneer Ik zal zijn opgestaan en op de stoel van Mijn eeuwige heerlijkheid zal zitten, zullen ook jullie naast Mij eveneens op twaalf stoelen zitten en de twaalf stammen van Israël richten (Matth. 19,28), wat zoveel betekent, als dat jullie later in Mijn hemelen met Mij voor het eeuwige heil van alle mensen van deze aarde en ook van de andere werelden steeds zoals Ik bezig zullen zijn, en als beschermgeesten die voor de aardse mensen onzichtbaar zijn de mensen hier en ook nog aan gene zijde zullen bewaken, sturen en leiden! Want het ware hemelrijk en de groeiende zaligheid ervan bestaat enkel uit een steeds groeiende, ware liefdadigheid.
Hoofdstuk 259: De leerlingen vragen naar het hemelse loon (Ev. Matth. 19, 27 -30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] IK zei: 'Mijn beste zoon Simon Juda, daarom zeker niet; maar wanneer iemand van jullie denkt dat hij beter is alleen omdat Ik hem het eerst heb uitverkoren, dan zou hij daardoor immers al in een hoogmoedswaan verkeren waarmee hij in het hemelrijk zeker nooit tot de eersten zou kunnen behoren. Iemand die Ik over meer dan duizend jaar zou hebben opgewekt en uitverkoren, zou wat de uitverkiezing betreft zeker een van de laatsten zijn; maar als hij in hoge mate deemoedig zou zijn in zijn roeping, zodat hij zichzelf steeds als de onwaardigste beschouwt voor die genade, maar desondanks toch trouwen volhardend zou zijn in zijn roeping, -ofschoon hij geen bewijzen zou hebben van de volledige echtheid ervan, maar het enkel en alleen met het geloof zou moeten stellen, -zou zo'n geroepene dan niet tot de eersten behoren in het hemelrijk?
Hoofdstuk 259: De leerlingen vragen naar het hemelse loon (Ev. Matth. 19, 27 -30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] DE LEIDER sprak: 'Jullie zijn geen slechte mensen, dat heb ik op het eerste gezicht gezien; maar jullie zijn een soort avonturiers en dat geeft niets, daarom kunnen jullie wel onderdak krijgen in mijn woning. Maar jullie moeten mij heel veel vertellen over hoe het er nu in de wereld aan toe gaat; want ik ben nu al ongeveer twintig jaar lang niet naar beneden geweest, naar de zondige wereld en weet er dus weinig of helemaal niets van! Ook de bewoners van dit plaatsje gaan maar af en toe naar het in de buurt gelegen stadje of plaatsje Nahima, vanwege het zout dat wij hier niet hebben. Maar in Jeruzalem zijn we, ofschoon we overtuigde joden zijn, al in geen twintig jaar meer geweest. Want daar heerste toentertijd al niets anders dan leugen, bedrog, heerszucht en de stinkendste hoogmoed vanuit de tempel tot in alle lagen van het volk. Hoe zal het er nu dan wel niet uitzien?
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] In de loop der tijd bouwden we hier deze werkelijk aardige huizen en. we leven hier nu heel gemoedelijk en vreedzaam met elkaar en geven altijd alleen God de eer. Maar één ding moet ik jullie vragen, namelijk dat jullie ons tegenover niemand verraden wanneer jullie weer terugkeren naar de zondige wereld! Dan zijn jullie hier zeer welkome gasten. Laten we nu naar mijn huls gaan dat God de Heer nu zeker welgevalliger is dan de tempel van Salomo in Jeruzalem. In mijn huis bij een goede maaltijd zullen we nog veel bespreken en daar zullen jullie ons pas goed leren kennen!"
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] IK zei: 'Beste vriend, op je eerste vraag kan Ik je op het moment geen antwoord geven; maar morgen zul je er wel vanzelf achterkomen! Maar op je tweede vraag kan Ik je zeggen, dat eigenlijk niets Mij onmogelijk is en dat Ik je enkel en alleen door de macht en kracht van Mijn wil talloze wonderdaden zou kunnen laten zien! Ben je het daarmee eens?"
Hoofdstuk 261: In het huis van het plaatselijk hoofd. De wonderbaarlijke wijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Maar nu begrijp ik ook de eerste begroeting van onze dierbare wonderbaarlijke gast: 'Vrede zij met je!' en 'Gods rijk is nabij gekomen!' Luister, mijn huisgenoten, dit is een hoogst bijzondere lieveling van God, een nieuwe, grote profeet! Hem moeten wij hoog vereren omwille van God en we moeten naar hem luisteren!"
Hoofdstuk 262: De genezing van de kreupele dochter van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] DE WAARD zei: 'Ja, helaas, - een van mijn liefste dochters; - maar zij zal moeilijke te helpen zijn! Ze is nu twintig jaar oud en was een monter en vlijtig kind. Ze ging een jaar geleden met deze oudste en sterkste zoon van mij naar Nahim om zout te halen. op de terugweg, gleed ze daar uit waar het 't steilst is en viel meer dan vijf manshoogten diep op een uitspringende rots en brak door de val haar.handen en voeten. Meer dan driekwart jaar leed ze de ergste pijnen; na die tijd werd de pijn weliswaar minder, maar ze verschrompelde wel en werd dermate kreupel dat ze haar bed nooit meer heeft kunnen verlaten. Meester der meesters, als u in staat bent om deze dochter van mij te genezen, zou ik bijna gaan geloven, dat u nagenoeg geen ding meer onmogelijk is!"
Hoofdstuk 262: De genezing van de kreupele dochter van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Hierop richtte DE WAARD zich tot Mij en zei: 'Verheven vriend en meester aller meesters, ik heb geen woorden waarmee ik mijn gevoel van dankbaarheid jegens God en u, zijn waarachtige grote profeet, ook maar enigszins kan uitdrukken! O, vergeef me als ik me in het begin van ons samenzijn onbetamelijk tegenover u heb uitgedrukt! Maar nu u zich toch hebt voorgenomen om een tijd bij ons te blijven, zal ik mijn uiterste best doen om mij tegenover u en uw leerlingen zo dankbaar mogelijk te betonen.
Hoofdstuk 262: De genezing van de kreupele dochter van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] O, u hebt me mijn liefste kind teruggegeven en dat is meer dan wanneer u mij alle rijken van de wereld gegeven zou hebben! Daarom komt u, na God, van mij ook de grootste dankbaarheid toe!'
Hoofdstuk 262: De genezing van de kreupele dochter van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[16] Dit gebeurde en HET GENEZEN MEISJE stond van haar bed op, trok snel het hoogstnodige aan, liep toen snel naar Mij toe, pakte haastig Mijn hand en drukte die met tranen van dankbaarheid tegen haar mooie mond en haar hart, en zei toen snikkend van dankbaarheid en grote, zalige vreugde: 'O, waarachtig almachtige vriend en meester! Daar u alles mogelijk is, zal het u ook niet onmogelijk zijn om in mijn hart te kijken; daar zult u in het gloeiendste liefdesschrift de dank geschreven vinden die ik u eeuwig verschuldigd zal zijn!"
Hoofdstuk 262: De genezing van de kreupele dochter van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[17] IK zei: 'Blijf in deze liefde, zij zal je veel zegen brengen! Maar ga nu aan onze tafel zitten, eet en drink en wees blij! En als je weer naar Nahim gaat, moetje niet zo huppelen als een gazelle, maar heel bescheiden op het enigszins gevaarlijke voetpad lopen, dan zul je niet meer een dergelijke schade aan je lichaam oplopen! Zorg datje het onthoudt, Mijn overigens allerliefste dochter Eliza! Ga nu zitten, wees rustig, en eet en drink!"
Hoofdstuk 262: De genezing van de kreupele dochter van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)