5587 resultaten - Pagina 334 van 373
... 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 ...
[3] 'Broeders, zie, dat is nu een mooie plaats om te weiden. Ik draag deze lammeren aan jullie over. Weidt ze en mest ze goed voor Mijn stal, opdat ze tot een goede spijs voor Mij worden en Ik vreugde over hen heb in Mijn hart. Til hen nu voorzichtig uit het vat van Mijn zorg en laat hen dan vrij grazen op deze uitgestrekte weiden van Mijn liefde, genade en erbarming. Zo zij het!'Hoofdstuk 86: De eeuwige, grote held - De heerlijke verlossing - De gelijkenis van zaaien, groeien en oogsten - De grote oogst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] O, luister, jullie hemelen, luister, serafijnen en cherubijnen, o luister, alle engelen! God, - God de eeuwige Geest in al Zijn volheid van de goddelijke volmaaktheid, waarvan geen gedachte in de hemel eeuwig ooit de grootheid volledig kan bevatten, is onze Vader, wandelend onder ons, alsof Hij niet méér was dan wij! O, laten wij Hem daarom verheffen in ons hart, omdat Hij zich zo eindeloos diep vernedert om ons zondaars tegemoet te komen!
Hoofdstuk 86: De eeuwige, grote held - De heerlijke verlossing - De gelijkenis van zaaien, groeien en oogsten - De grote oogst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] O Heer, o Vader, nu is er naast U in mijn hart voor niets meer plaats: want U alleen bent nu voor mij alles in alles geworden! U was ooit wel heel klein in mij, toen ik een zondaar was. Nu bent U echter oneindig groot geworden in mijn hart, daarom ben ik nu zalig. Maar dat alles, Vader, is alleen Uw werk; ik echter was, ben nu nog, en zal eeuwig een uiterst nutteloze knecht blijven!
Hoofdstuk 86: De eeuwige, grote held - De heerlijke verlossing - De gelijkenis van zaaien, groeien en oogsten - De grote oogst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] Deze tarwekorrels, deze broeders en zusters van ons zijn nu echter zoals altijd uitsluitend door de zorg van de Heer Zelf gerijpt. Nu is de tijd voor ons aangebroken om de oogst binnen te halen. En zo willen wij ook de grote zegen in naam van de Heer op de juiste manier in bezit nemen en willen voor dit doel de handen van ons hart nogmaals volop aan het werk zetten!
Hoofdstuk 86: De eeuwige, grote held - De heerlijke verlossing - De gelijkenis van zaaien, groeien en oogsten - De grote oogst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Ik ben blij, dat mijn hart nu eindelijk eens in die staat verkeert, die de Heer alleen welgevallig is. Wat dus de kleding van mijn uiterlijk betreft, ben ik daarom voor eeuwig met deze boerenkiel tevreden.
Hoofdstuk 87: Martinus' bescheidenheid, geleid door Borems wijsheid – Martinus in feestgewaad - De uitbreiding van het huis van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Echt, mij is nu aan al dergelijke pracht niets gelegen, of deze nu hemels of aards is, dat is mij nu om het even. Des te meer is me nu echter gelegen aan de uitsluitende liefde tot de Heer, waartoe mij alleen mijn hart kan brengen en nooit een schitterende mantel en hoed. Daarom blijf ik zoals ik ben, een boer!'
Hoofdstuk 87: Martinus' bescheidenheid, geleid door Borems wijsheid – Martinus in feestgewaad - De uitbreiding van het huis van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] BOREM zegt: 'Je hebt gelijk, beste broeder, het is inderdaad alleen het hart, waarnaar de Heer kijkt. En onze deemoed, waardoor de ware liefde tot de Heer blijkt, is wel de kostbaarste kleding van iedere engel. Maar desalniettemin vereist toch de orde van de Heer, dat in Zijn Rijk het kleed van de wedergeboorte en eeuwige onsterfelijkheid elke bewoner van de hemel zal sieren als een kleed, dat met zijn innerlijk overeenkomt. Want deemoediger dan de Heer Zelf is geen enkel wezen in de hele oneindigheid; maar desalniettemin kun je je toch geen pracht hier of daar denken, die niet van Hem afkomstig zou zijn.
Hoofdstuk 87: Martinus' bescheidenheid, geleid door Borems wijsheid – Martinus in feestgewaad - De uitbreiding van het huis van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Open daarom nu allen wijd je hart, opdat de Heer van alle eer en glorie spoedig bij ons allen de volledige intocht zal houden en op die manier dan eeuwig in en bij ons zal verblijven!'
Hoofdstuk 88: Begroeting van Martinus door het gelukkige gezelschap - Martinus' verwijzing naar de Heer als de enige weldoener - Het ene, wat nog ontbreekt - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Jullie zien nu allemaal, hoe Zijn liefde voor ons onbegrensd is; daarom echter moet ook de onze voor eeuwig onbegrensd zijn. Alles hebben wij nu als volmaakt zaligen; slechts één ding ontbreekt ons nog bij dit alles, en dit ene, mijn lieve broeders en zusters, dit ene is de Heer in ons aller midden te zien! Laten wij daarom in ons hart Hem smeken, opdat Hij ons ook deze allerhoogste genade zou willen verlenen.'
Hoofdstuk 88: Begroeting van Martinus door het gelukkige gezelschap - Martinus' verwijzing naar de Heer als de enige weldoener - Het ene, wat nog ontbreekt - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] BISSCHOP MARTINUS observeert deze mens een korte tijd, gaat dan naar hem toe en spreekt hem als volgt aan: 'Lieve, beste vriend en broeder, was jij het niet, die mij zojuist uit het huis dat mij door de Heer gegeven is, naar buiten riep? Als jij het was, wees dan ook zo goed om mij te zeggen, waarmee mijn hart je kan en moet dienen.'
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] DE BOTANICUS zegt: 'O vriend en broeder, jij bent voor Mijn hart een kostelijk balsem geworden! Kom daarom vlug met Mij mee, we zullen dadelijk bij hen zijn.'
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] DE BOTANICUS zegt: 'O broeder, jij Mijn hart, kern van Mijn liefde, wat een vreugde bereid je Mij! Werkelijk, dat zal je eens op grootse wijze worden vergolden! Ja, het is je al vergolden, want zie, Degene die jij nu zo liefhebt, is nu bij je! Ik ben immers de Heer, je Broeder, je Vader!'
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[19] O heilige, goede Vader, ik zou nu bijna willen vergaan van schande, dat ik U niet herkende, toen ik in Uw eeuwig vaderhuis met Petrus woonde en weinig acht sloeg op Uw woorden, die niets dan zuiver liefde waren. Nu, omdat mijn hart U herkende, zou ik wel van liefde willen vergaan, maar tegelijk ook van schande. O sterk mij, opdat mijn zondig hart Uw heilige nabijheid kan verdragen!'
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] IK zeg: 'Sta op, lieve broeder en denk niet voortdurend aan Mijn heerlijkheid, maar alleen daaraan, dat jij nu in de liefde volledig Mijn broeder bent, dan zul je Mijn nabijheid gemakkelijk verdragen. Ik ben alleen een Heer voor diegenen, die ontrouw zijn aan Mijn woorden en zich toch groot dunken in alle wijsheid. Maar voor diegenen die hun hart vervuld hebben met alle liefde, ben ik geen Heer, maar slechts een almachtige broeder en geef hun als een ware Vader alles wat Ik heb! Sta dus daarom op, lieve broeder, en heb voortaan niet meer zo'n grenzeloze eerbied voor Mij vanwege Mijn heiligheid.
Hoofdstuk 90: Jezus als Heer, Vader en Broeder - Gelijkenis van de vorst en de ministers - Eerbied en liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Zie, als er op de wereld een machtige vorst naar zijn wijze ministers komt, dan vallen deze van louter eerbied aan zijn voeten. En het is goed, dat ze dat doen voor hun vorst; want zolang ze dienaren zijn, is hij ook hun heer! Als zulke dienaren echter hun vorst buitengewoon liefhebben en tegen hem zeggen: 'Heer, U bent een uiterst goede vorst. U verdient niet alleen ten volle onze achting, maar ook al onze liefde. Neem daarom voortaan onze trouwe diensten zonder enige beloning aan. Wij willen, omdat wij U nu meer liefhebben dan ons leven, U ook dienen met elke vezel van ons leven. En als U van ons honderd levens zou verlangen, dan willen wij U deze geven, omdat U nu een echte vorst van ons hart bent geworden!' - wat denk je, broeder, zal de vorst waarschijnlijk met zulke dienaren doen?
Hoofdstuk 90: Jezus als Heer, Vader en Broeder - Gelijkenis van de vorst en de ministers - Eerbied en liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus