Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 336 van 1088

...  324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349  ...
[1] Maar nu kwam er weer een bediende van de herberg, die tegen Lazarus zei: 'Heer des huizes, er zijn drie mannen naar boven gekomen die u willen spreken! Wie zij zijn en wat zij willen, weet ik niet; maar zo te zien zijn het mensen uit het morgenland. '
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Lazarus zei: 'Ik ga niet naar hen toe; maar laat hen hier komen en mij ter plaatse vertellen wat zij willen! Ga, zeg hun dat, en breng ze. hier!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Een van hen zei heel vriendelijk: 'Heer, wij zijn drie buitengewone magiërs en tevens kunstenaars uit Indië en zouden hier in deze stad een paar voorstellingen willen geven om ons logies te verdienen, want we zijn van plan nog verder naar het westen te trekken en daar, zo ongeveer aan het einde der aarde, het ondergaan van de zon, van de maan en van de sterren te onderzoeken. Wij hoorden echter al ver hier vandaan, dat u een van de rijkste mensen van deze grote stad bent en bovendien een buitengewoon grote vriend van alles wat uitzonderlijk en wonderbaarlijk is; omdat men ons dus hierheen verwezen heeft, hebben wij dan ook de moed opgevat om u te komen vertellen wat we van plan zijn. Zou u het goedvinden als we hier nu, alleen maar bij wijze van proef, voor u en al uw gasten een paar wonderen deden?'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Daarna deed de magiër wat hij gezegd had. De beide helpers staken met fosfor en een paar harsige houtspaanders die zij bij zich hadden een vuur aan. De totaal fijngewreven vogel werd vervolgens tot as verbrand, en de voornaamste magiër boog zich met zijn staf naar de grond en begon onder het mompelen van enkele onbegrijpelijke woorden met zijn staf in de as te roeren, en kijk, weldra hupte er eenzelfde vogel op de grond rond, die al gauw wegvloog!
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Een.Romein zei: 'Dat.was iets heel bijzonders! Laat nog eens een wonder zien, dan zullen wij jullie er naar tevredenheid voor belonen!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Toen haalde de magiër een stuk brood uit een zak van zijn opperkleed en zei: 'Ieder van u kan zich ervan overtuigen dat dit een echt stuk brood is, en toch zal ik het door mijn machtsspreuk en enkel door het aanraken met deze toverstok in een harde steen veranderen!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Daarop grepen de geheel verblufte magiërs naar hun mantels. die op de grond verspreid lagen en trokken die weer aan.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Rafaël zei: 'Wat jullie kunnen, weet ik maar al te goed! Alles berust op sluw bedrog, waarvoor je je bovendien nog laat betalen, en je noemt jezelf wereldberoemd omdat jullie gewiekste bedriegers zijn. Naar mijn weten hebben jullie zelf een wet die op leugen en bedrog zware straffen stelt. En toch leven jullie van het ergste en laagste bedrog, omdat jullie als bedriegers ook nog geacht en hoog beloond worden, terwijl een andere bedrieger als hij ontdekt wordt zijn verdiende straf niet ontgaat, en ook omdat jullie de zielen van de mensen bederven. Want in de ogen van de mensen die niet ingewijd zijn in de geheimen van jullie bedrog, doen jullie wonderen, omdat je eerst op pompeuze manier aankondigt dat jullie wonderen gaan doen door de macht van jullie staf, woord en wil.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] In het begin zeiden jullie wel, naar het uiterste westen te gaan om daar, als het ware aan het einde van de wereld, het ondergaan van de zon, van de maan en van de sterren van zo dichtbij mogelijk te waar te nemen en te onderzoeken, maar jullie kennen de vorm van de aarde best; want er waren mensen in jullie land die de aarde heel goed bestudeerd hebben en ook heel goed wisten wat zij van de zon, de maan, de planeten en van de vaste sterren moesten denken. Maar dat hebben jullie het volk niet alleen nooit meegedeeld, maar je hebt het zelfs met zware straffen bedreigd als het ooit waagde over de sterren en de aarde iets anders te denken, te zeggen en te geloven dan wat jullie het daarover altijd hebben voorgelogen. En voor die schaamteloze leugens moet het arme volk jullie nog de grootste offers brengen en zich ook nog op alle mogelijke manieren gruwelijk door jullie laten kwellen.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Voor het gewone, ruwe, maar daarentegen sterk in het geloof staande volk deugen alleen maar zichtbare bewijzen met de grootst mogelijke, mysterieuze pracht. Daar kijkt het met grote van verbazing opengesperde ogen naar en met diep innerlijke ontzag, - en het gelooft, offert en werkt daarna met vreugde. En dat alles is echt niet zo slecht als jij, m'n lieftallige jonge vriend, mij daarnet in strenge bewoordingen hebt voorgehouden, en ik vraagje nu daarover je mening uit te spreken!'
Hoofdstuk 97: De verdedigingstoespraak van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Als er een God is vol wijsheid en goedheid, die dat van ons, onmachtige wormen van deze aarde zou verlangen, dan zou het voor de mensen oneindig veel beter zijn dat ze nooit geschapen waren. Als iemand mij de weg naar een onbekende plaats vraagt, dan is het mijn heilige plicht hem welwillend de weg te wijzen, - en ik heb nog nooit iemand geweigerd om, als het maar even kon, de weg te wijzen.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] In dit land en bij dit volk was eens een groot profeet, vol van Gods geest. Licht en waarheid waren zijn wegen, en de kracht van God lag in elk van zijn woorden. Door een bijzondere schikking van God moest hij op een keer naar een ver land vluchten, omdat de mensen in zijn eigen land hem naar het leven stonden. In het vreemde land moest hij in een spelonk van een hoge berg wonen, die hem voor de blikken van de mensen verborg. Toen hij al geruime tijd in de spelonk woonde, waarin hij zich voedde met allerlei wortels, bad hij tot God of Hij Zich slechts één keer aan hem zou willen laten zien, dan zou hij met vreugde in de spelonk sterven.
Hoofdstuk 100: De ware weg tot God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Dat stelde de drie volkomen gerust, alleen meende de hoofdmagiër, dat een van hen naar de stad moest gaan om aan de anderen mee te delen dat zij drieën deze nacht op de berg door zouden brengen.
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Maar waarom komen jullie uit je land hierheen gereisd om voor ons, die toch beslist niet op ons achterhoofd gevallen zijn, je oerdomme wonderen en bedrieglijke trucs te vertonen? Wat willen jullie dan daarmee bij ons bereiken? Moeten uiteindelijk ook wij jullie soms aanzien voor machtige bemiddelaars tussen God en de mensen, en geloven dat jullie waarachtige goden zijn?! Thuis in jullie land, dat groot genoeg is, kunnen jullie toch al zonder meer doen watje wilt, en je door je blinde volk laten aanbidden; maar wat drijft jullie naar ons, wat willen jullie hier met je bedriegerijen bereiken? Voor goud, zilver, parels en edelstenen zijn jullie niet hierheen gekomen, want zulke schatten hebben jullie immers al in overvloed. Willen jullie ons soms ook bekeren en laten geloven dat jullie waarachtige afgezanten van God zijn? Ja,ja, kijk, dat is heimelijk jullie plan, omdat jullie beslist veel liever de hele aarde hebben dan alleen maar jullie Indië! Maar ik zegje datje met die heimelijke bedoeling bij ons nooit een voet aan de grond zult krijgen, maar het heel gauw zwaar te verduren zult hebben. Ga daarom voor deze keer nog ongestraft naar je land terug, en waag het nooit weer met zo'n plan hierheen te komen, en maak het ook thuis niet te bont, anders zou onze enige ware, eeuwige God en Vader Zijn geduld en lankmoedigheid met jullie wel eens kunnen verliezen en jullie in Zijn terechte toorn straffen! - Dwaze tovenaar, heb je mij begrepen?'
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Wij vermoeden wel dat er ergens een zeer wijze en almachtige God moet zijn, door wiens wil alles wat wij met onze zintuigen waarnemen, geschapen of gemaakt is. Ja, we zijn zelfs door onze oude wijzen te weten gekomen dat er zich in het verre westen dat de zon, de maan en alle sterren opneemt, een volk bevindt dat voortdurend alleen met de enige ware God in verbinding staat, Hem daardoor goed kent en ons zeker iets meer over Hem zou kunnen en willen vertellen. Wij zijn nu echter al zeer ver naar het westen doorgedrongen met ons geheime doel, maar dat gelukkigste volk van de aarde hebben we nog niet gevonden. Wij ontdekten dat wij er zelf met ons vermoeden dat er een God moet zijn en met onze trucs, zoals jij, lieftallige jongeman, ze noemde, toch altijd nog beter aan toe zijn dan alle wijzen van de vele landen waar we al doorheen getrokken zijn.
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349  ...