Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 336 van 1490

...  324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349  ...
[11] De ziel van jouw zoon stamt van één van die grote werelden waarvan er talloos vele boven en onder deze aarde het oneindig grote hemelruim vullen. Omwille van haar heil was naast de beproeving van het dragen van het vlees ook deze noodzakelijk, waardoor ze nu reeds in de jeugd die kracht verwierf die menig andere ziel niet verkrijgt, ook al zou ze honderd jaar lang de druk van haar zware vlees te verduren hebben.
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Deze boze geest echter was tachtig jaar geleden een varkenshandelaar, die op grote schaal woekerhandel dreef, hij werd zeer rijk en dreef als jood tenslotte zelfs slavenhandel, waarbij hij grote gruwelijkheden beging. Uiteindelijk stierf hij een ellendige dood en het was zijn lot om, zelf duivel, in het rijk der duivels te komen.
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[21] Daarop kwamen Mijn leerlingen bij Mij en vroegen Me: 'Heer, vertel ons nu waarom wij niet in staat zijn geweest om deze geest uit te drijven; we hebben immers enkele andere geesten in Uw naam uitgedreven?" (Matth. 17,19)
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[22] IK zei: 'Ten eerste vanwege jullie ongeloof! Want Ik zeg jullie: Waarlijk, als jullie een vast geloof hebben zonder twijfels, al is het maar zo groot als een mosterdzaadje, dan kunnen jullie tegen deze hoge berg zeggen: 'Verhef je van hier naar de overkant van de zee!', en hij zal zich ook meteen verheffen, en jullie zal niets onmogelijk zijn! (Matth. 17,20) Maar deze soort verdwijnt alleen maar door bidden en vasten. (Matth. 17,21)
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Toen vroeg DE GASTHEER: 'Ik zou juist denken dat hier zeer, veel te doen is; want in deze plaats woont toch een groot aantal mensen!
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Hierna stond Ik op met Mijn leerlingen en we begaven ons op het schip en voeren snel weg. Tegen het midden van de dag kwamen we na een deze keer enigszins langzame tocht langs de oever in ons oude Jesaïra. Toen de mensen ons hier zagen, liepen ze ons in scharen tegemoet en vroegen Mij hun zieken te genezen.
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Toen wij onze reis door noordelijk Galilea beëindigd hadden, vroegen DE LEERLINGEN Mij: 'Heer, we zijn nu een paar maanden lang in Opper Galilea rondgetrokken van plaats naar plaats en bijna van huis tot huis en hebben Uw leer gepredikt; velen hebben deze met veel liefde en geloof aangenomen en zich zo van het heidendom tot het jodendom bekeerd. We zijn nu bijna klaar met Galilea; wat moeten of wat zullen we nu beginnen? Moeten we soms naar het U en ons vijandig gezinde Judea trekken of naar Iturea, Trachonitis of Klein-Palestina?"
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Daar bleven we een paar dagen en rustten een beetje uit van onze vermoeienissen en hielpen de familie van Petrus bij het vissen. Hier lieten we ook het schip achter en reisden toen te voet verder door Galilea en bezochten een groot aantal plaatsen, dorpen en gehuchten. Ik en de leerlingen verkondigden het evangelie en vonden vaak een goed gehoor, maar ook vele tegenstanders. Want op deze reis deed Ik weinig wonderen omdat er te weinig geloof voor was. Over het algemeen bevonden er zich in het noordelijk deel van Galilea toentertijd te veel Grieken en Romeinen, en een groot aantal tovenaars en magiërs trokken er steeds doorheen en deden daar hun werk; daarom zeiden wonderen daar ook niet veel en stonden niet in hoog aanzien. Het was daarom beter hier intussen slechts het goede zaad uit te strooien, het te laten opkomen en er pas rond een jaar later weer naar toe te gaan en er verder voor te zorgen.
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] En IK zei daarop: 'Amen, zo is het; want wie niet zelf helemaal door en door geestelijk levend is, kan voor de ander niet het volle eeuwige leven veilig stellen! Daarom ben Ik naar deze wereld gekomen om dat door woord en daad te bewerkstelligen, en daarom moet ook dit geschieden. Want ook Mijn lichaam is nu nog evengoed sterfelijk als dat van jullie; maar daardoor zal het onsterfelijk worden, en daarna zal Ik ook voor jullie het volste eeuwige leven volkomen veilig kunnen stellen. - Hebben jullie dat nu begrepen?"
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Toen dit afgehandeld was, gingen we verder naar het huis van Petrus en toen we daar waren vroeg IK aan de leerlingen: 'Wat denk je ervan, Simon Petrus? Van wie verlangen de koningen op deze aarde nu eigenlijk precies tol of cijns? Van hun eigen kinderen of alleen maar, wat Mij goed bekend is, van de vreemdelingen?" (Matth. 17,25)
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Toen zei IK verder: 'Dus zijn wij als kinderen vrijgesteld! (Matth. 17,26) Maar om deze hebzuchtigen niet te ergeren, en omdat jij volgens de verzekering van je familieleden ook thuis absoluut geen geld bezit, moet je een stevige vishaak nemen, naar de zee gaan en de haak uitwerpen; de eerste vis die je naar boven haalt moet je nemen; als je zijn bek opendoet zul je er een stater in vinden! Neem deze, breng hem weg en geef hem aan de tollenaar voor Mij en jou!" (Matth. 17,27)
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Petrus deed nu meteen wat Ik hem had opgedragen. En zie, een zalm van zeven pond kwam aan de haak en bracht de stater - en ons een goede maaltijd; want deze vissoort is de beste en gezondste van een binnenzee. Toen Petrus terugkwam van het tolhuis, vertelde hij dat de tollenaar bezwaar maakte om de hele stater aan te nemen en dat hij maar een halve wilde aannemen; maar hij, Petrus, had hem te kennen gegeven dat zij met z'n twaalven immers evenveel gebruik gemaakt hadden van de weg als de Meester voor Zijn persoon alleen. Dat vond de tollenaar redelijk en nam uiteindelijk de hele stater aan.
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] En IK zei: "De Romeinen in Kapérnaum vermaakten zich ermee om staters in de zee te werpen naar hun scheepsjongens die heel goed kunnen zwemmen, en deze moesten ze er dan uithalen. Maar deze werd door onze zalm gepakt en die kauwde er een poos op. Maar omdat het metaal niet fijn te kauwen is en daarom ook niet verslonden kon worden, bleef het in de bek van de vis vastkleven; en Petrus ving juist deze vraatzuchtige zalm des te gemakkelijker omdat hij zeer vraatzuchtig was. Het wonderbaarlijke voor mensen hieraan is alleen, dat Ik dat wist. -Maar zie nu dat we wijn en brood krijgen en daarbij de vis!'
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] In het huis van Simon Petrus waren enkele kleine kinderen uit de buurt; één van hen riep IK bij Me en plaatste het direct in het midden van de vragende leerlingen (Matth. 18,2) en zei tegen hen: Waarlijk, als jullie je niet afkeren van dergelijke wereldse, hoogdravende gedachten en niet even deemoedig worden als deze kinderen, komen jullie zelf, ofschoon jullie nu Mijn leerlingen zijn, het hemelrijk niet binnen! (Matth. 18,3)
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] En wie zo'n arm kind opneemt in Mijn naam, waarlijk, die neemt Mijzelf op! (Matth. 18,5) En wie één van deze kinderen, al zijn ze nog ze onaanzienlijk, ergernis geeft door wat dan ook, terwijl ze nu meer aan Mij geloven dan jullie zelf, kan beter met een molensteen om zijn nek verdronken worden in de zee, waar het 't diepste is. (Matth.18,6) Waarlijk Ik zeg jullie: Wee de wereld vanwege haar ergernis; want ze zal juist in degenen die zij ergernis heeft gegeven haar onverbiddelijkste rechters vinden!"
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349  ...