Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 336 van 1112

...  324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349  ...
[3] Toen wendde Ribram zich tot Rafaël, over wiens schoonheid en teerheid hij zich steeds maar bleef verwonderen en zei: 'O onbegrijpelijk zeldzaam mooie jongen! Ben jij dan ook een God, dat je zoiets wonderbaarlijks kon doen? Hoe kon je de banden waarmee deze slaven gebonden waren zo snel losmaken en waar haalde je al die kostbare kleren voor de jongens en de meisjes vandaan?'
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Daarmee waren allen uitermate tevreden en de bevrijde slaven wisten van blijdschap niet wat ze doen moesten. Allen wilden nu naar Mij toegaan en Mij bedanken. Omdat zij echter vanwege hun grote aantal niet tegelijk de ruimte daarvoor hadden, stelden zij zich heel ordelijk op in een kring om Mij heen en vroegen Mij in hun taal of Ik naar hen wilde kijken en luisteren. Toen keek Ik hen allen vriendelijk aan en gaf hun een teken dat ze nu konden spreken.
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Daarop bracht Rafaël de bevrijde kinderen naar boven en toen zij in de grote zaal kwamen, waren er al drie grote, lange tafels gedekt, en deze nog ware kinderen aten de voor hen klaargemaakte spijzen met veel eetlust en vreugde, en dronken ook wat wijn met water en werden daarbij heel opgewekt en vrolijk.
Hoofdstuk 6: Over handel en woeker - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Ik zei: 'Vriend, op deze wereld en bij deze mensen is weinig goeds te verwachten! Kijk, de toevloed van marktkooplui wordt nu al minder en al gauw zullen de knechten van de Farizeeën een arme zondaar, die zich een uur geleden in de tempel vanwege zijn honger aan de toonbroden heeft vergrepen, naar die open plek onder de hoge muur brengen om hem voor zijn misdaad te stenigen! Maar dat zullen wij verhinderen. Nu weet je dus waarom wij hier nog blijven.'
Hoofdstuk 6: Over handel en woeker - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Waarlijk, Ik zegje: Ik ageer niet tegen het juiste en zeer nuttige verkeer tussen mensen onderling, want Ik wil immers Zelf dat een mens in zeker opzicht van de ander afhankelijk moet zijn en dan bevindt zich een passend verkeer tussen de mensen onderling immers zonder meer in de hoogste orde van de naastenliefde. Maar je zult toch hopelijk ook wel inzien dat Ik voor pure, totaalliefdeloze woeker geen goed woord over kan hebben! Een rechtschapen koopman moet voor zijn moeite en werk zijn dienovereenkomstige loon krijgen; maar hij moet niet voor tien zilverstukken honderd zilverstukken en nog meer winst willen hebben! Begrijp je dat? Ik veroordeel alleen de woeker, maar niet het noodzakelijke, rechtmatige verkeer. Begrijp dat goed, opdat je niet in kwade verzoeking terechtkomt!'
Hoofdstuk 6: Over handel en woeker - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Deze vraag kwam de tempeloverste zeer ongelegen en hij zei: 'Laat me eerst maar eens zien of je werkelijk een afgezant uit Rome bent, want - iemand kan zich gemakkelijk als Romein verkleden en ons in naam van de keizer nieuwe wetten voorschrijven!'
Hoofdstuk 7: Agricola verhoort een tempeloverste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Agricola zei: 'Waarom heeft Mozes later dan zelf voor dergelijke gevallen eigen rechters aangesteld en gaf hij die jurisdictie niet in handen van de priesters? Hoe zijn jullie dan nu ook rechters over leven en dood van een mens geworden? Mozes heeft jullie alleen maar priesters gemaakt en Rome heeft nu, omdat men zich ten tijde van jullie koning Saul zelf dat recht heeft genomen, jullie allen ook een wereldlijke rechterfunctie gegeven onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat alle misdadigers, en vooral degenen die de dood hebben verdiend, altijd moeten worden overgedragen aan de plaatselijke, wereldlijke rechter en dat geen enkele priester zich er dan verder over heeft te bekommeren wat de rechtbank over de misdadiger beslist. Het komt jullie dus nooit toe ooit iemand te berechten en te veroordelen en uiteindelijk zelfs de hand aan hem te slaan!
Hoofdstuk 7: Agricola verhoort een tempeloverste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De overste zei zeer verlegen: 'Hij heeft het gistermiddag schaamteloos gewaagd, zich aan de heilige toonbroden te vergrijpen en er zelfs van te eten, wat alleen maar de hogepriester ongestraft kan doen tijdens gebed en psalmgezang. Men greep hem tijdens de brutale daad en veroordeelde hem volgens de wet tot de verdiende dood en dan is een verder verhoor niet nodig, omdat de daad zelf het grootste bewijs is voor de schuld van de misdadiger.'
Hoofdstuk 8: De misdadige tempelverordeningen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Verder moet er bij een misdrijf ook op worden gelet, door welke omstandigheden iemand soms zonder het te willen tot een misdaad werd gedreven, want de omstandigheden kunnen de misdaad in belangrijke mate verzachten. Het maakt beslist een groot verschil of iemand van het dak valt en daardoor iemand doodt die zich toevallig onder dat dak bevindt, of dat iemand opzettelijk een mens doodt. En tussen deze beide extremen vindt men nog veel bijkomende omstandigheden, die iedere rechtvaardige rechter goed ter harte moet nemen, omdat ze een en hetzelfde misdrijf kunnen verzachten of verzwaren.
Hoofdstuk 8: De misdadige tempelverordeningen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Vervolgens wendde hij (Agricola) zich met een vriendelijker gezicht tot de misdadiger: 'Vertel jij me nu geheel naar waarheid wat je hebt misdaan! Ontken niets, maar beken alles, want ik kan je redden, maar ook doden als je misdaad op een of andere manier de dood heeft verdiend!'
Hoofdstuk 8: De misdadige tempelverordeningen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Toen richtte de misdadiger zich op en zei moedig en openhartig en zonder enige terughoudendheid: 'Grote en machtige en rechtvaardige heer en rechter! Ik ben evenmin een misdadiger als u en degene die bij u is!
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] En ik ging gisteren, laat in de middag, door grote nood gedreven de tempel binnen, kwam bij de toonbroden, greep naar het eerste het beste brood en wilde mijn honger daarmee stillen en een deel naar mijn even hongerige ouders brengen en aan mijn niet minder hongerige zuster. Maar de wachters die op de loer lagen, ontdekten mij meteen, schreeuwden dat het een ontzettende heiligschennis was en sleepten mij onbarmhartig voor de priesters. Die herkenden mij al gauw en schreeuwden: 'Ha, dat is immers die trotse bedelaar, die pleger van bloedschande en nu vergrijpt hij zich ook nog aan de toonbroden! Daarvoor moet hij morgen voor het midden van de dag worden gestenigd!'
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Agricola richtte zich tot het drietal en vroeg hun, of zij de mishandelde man goed kenden.
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De zuster wilde nog verder navragen, maar Agricola vermaande haar op vriendelijke toon en zei: 'Lieflijke dochter van Sion, vraag nu niet verder, want je broer bevindt zich al in de beste handen! Ik zal nu echter die tempeloverste aan je voorstellen, die zojuist zijn gezicht van ons heeft afgewend en dan moet jij mij geheel naar waarheid zeggen of en hoe je hem kent!'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Toen draaide de tempeloverste zich om en zei met bevende stem: 'Heer vol macht en waardigheid! Wat kan ik hier nog tegenin brengen? Jammer genoeg is het zoals de arme man zoëven over mij heeft getuigd en ik heb elke straf verdiend die u maar over mij zult uitspreken! Mocht ik ooit vrij komen, dan zou ik mijn onmenselijk grote vergrijp aan deze familie duizendvoudig goedmaken, maar ik heb het niet verdiend om vrijgesproken te worden van een terechte straf en dus zal het moeilijk zijn om het kwaad dat ik deze arme, brave familie heb aangedaan goed te maken.'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349  ...