15542 resultaten - Pagina 336 van 1037
... 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 ...
[2] Toen de koning het bericht ontving dat de als eersten uitgenodigde gasten niet wilden komen, stuurde hij er nogmaals andere knechten op uit, terwijl hij hun van te voren zei: 'Zeg de gasten: zie, mijn bruiloftsfeest heb ik voorbereid! Mijn ossen en mestvee zijn geslacht en alles is klaar; kom daarom allen naar het bruiloftsfeest!'Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De knechten vertrokken en brachten dat getrouw over aan de gasten die ze moesten uitnodigen. Maar de genodigden gingen er wederom niet op in, maar versmaadden het. De een ging naar zijn akker, de ander ging aan een ander werk en weer anderen grepen de knechten beet, bespotten hen en doodden er zelfs enkele .
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Daarop sprak de koning nogmaals tot zijn knechten: 'Het bruiloftsmaal is weliswaar goed toebereid, maar de genodigde gasten waren het niet waard; ga daarom nu naar alle gewone straten en stegen en nodig ieder die je tegenkomt uit voor de bruiloft!'
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Toen de tafels nu op deze manier vol waren, kwam de koning de grote eetzaal binnen om de gasten te zien. Daar zag hij iemand die in de verste verte niet voor een bruiloft gekleed was, terwijl toch alle anderen, toen ze werden uitgenodigd, snel naar huis waren gegaan om zich vlug zo goed mogelijk mooi te maken voor de bruiloft.
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Maar de knechten zeiden: 'O machtige koning, hij is een van degenen die het eerst zijn uitgenodigd en niet wilden komen. Toen we nu voor de derde keer mensen gingen uitnodigen, troffen we hem ook op straat aan, nodigden hem nogmaals uit en raadden hem aan om zich ook mooi te kleden voor de bruiloft. Maar hij zei: ' Ach waarom! Ik ga vanwege de bruiloft niet alle mogelijke moeite doen, ik ga erheen zoals ik ben.' En zoals wij hem op straat aantroffen, ging hij dan ook met de andere gasten mee naar de bruiloft en wij hielden hem ook niet tegen, omdat wij van U daar geen recht toe hadden.'
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Toen de koning dat van de knechten hoorde, ging hij naar degene toe die geen bruiloftskleed aanhad en hij zei tegen hem: 'Hoe kon je nu hier naartoe komen zonder een bruiloftskleed aangetrokken te hebben? Zie, de tafels zijn nu vol bezet met arme mensen, van wie een deel slecht en maar een heel klein deel goed is; maar allen hebben zich zo mooi gekleed dat mijn oog nu echt behagen in hen schept! Jij was de eerste keer al uitgenodigd en wilde geen gehoor geven aan de uitnodiging; en nu bij de derde, algemene uitnodiging heb je je er toch toe laten bewegen om binnen te komen, maar wel zonder je ook maar enigszins mooi voor de bruiloft te kleden, terwijl je toch vermogend genoeg bent om een bruiloftskleed te bezitten. Waarom heb je me dan deze schande aangedaan?
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Deze boze koppigheid ergerde de koning zozeer, dat hij tegen zijn dienaren zei: 'Omdat deze man zo verstokt is en mijn grote minzaamheid en vriendelijkheid slechts met boosheid, toorn en verachting beloont, moeten jullie zijn handen en voeten (liefdewil en wijsheid) vastbinden en hem in de uiterste duisternis (puur werelds verstand) naar buiten (in de materie) werpen! Gehuil en geklapper van tanden (wereldse twisten over recht, waarheid en leven) zullen daar zijn.
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik zeg jullie echter hiermee dat God door Zijn gewekte knechten ook velen van jullie heeft uitgenodigd en geroepen voor het ware rijk Gods, maar uitverkoren zijn slechts weinigen; want de eerste keer wilden ze helemaal geen gevolg geven aan de uitnodiging, daarna verzetten zij zich er tegen -zoals dat nu het geval is -, en toen voor de derde keer ook alle heidenen voor de bruiloft uitgenodigd werden en zij zich mooi maakten en naar de bruiloft kwamen, kwam er van degenen die het eerst uitgenodigd waren slechts één in een kleed dat niet geschikt was voor het bruiloftsfeest, en deze ene is het beeld van jullie starheid van geest, die jullie in de diepste duisternis en nood van de wereld zal werpen. En daarom zullen er zich onder degenen die van het begin geroepen zijn, slechts weinigen bevinden die uitverkoren zijn en zo zal het ware rijk Gods van jullie afgenomen en aan de heidenen gegeven worden; maar jullie zullen in je diepe wereldse duisternis zoeken, twisten en strijden en zullen het nu verloren en van jullie geweken rijk Gods niet meer vinden tot aan het einde van de wereld.
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] En het rijk Gods in de mens is daarin gelegen dat hij zich aan de geboden van God houdt, en van nu af aan gelooft aan Hem die in Mij naar jullie is gezonden.
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Enkelen gingen naar buiten naar leerlingen van het Romeinse recht en ook naar juridische adviseurs van Herodes en ze beloofden hun een grote beloning als ze in staat bleken om Mij op Mijn woorden te vangen.
Hoofdstuk 196: De vraag naar de belastingpenning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Al spoedig kwamen dezen met een geveinsde vriendelijke blik en zeiden (dienaren van Herodes): 'Meester, wij weten dat u waarachtig bent en Gods weg op juiste wijze bekend maakt en er niet naar vraagt of iemand het misschien niet eens is met uw leer! Want alleen de waarheid telt voor u en niet het aanzien van een persoon, zodat u ook altijd een vrij oordeel kunt uitspreken. Kijk, wij zijn juristen en vinden het altijd zeer merkwaardig dat wij als joden, die volgens de wet van Mozes vrij dienen te zijn, nu toch belasting moeten betalen aan de keizer van Rome. Wat is uw mening over deze kwestie? Is het juist dat ook wij, joden, de keizer nu belasting moeten betalen, ofschoon we een oorkonde hebben op grond waarvan wij ons ondanks de Romeinse overheersing, vrij mogen bewegen volgens de Mozaïsche wet. Wat hebt u daarop te zeggen?'
Hoofdstuk 196: De vraag naar de belastingpenning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Na deze onderhandelingen was het natuurlijk al middag geworden. Daarom vroegen een paar leerlingen Mij of het niet raadzaam was de tempel te verlaten en naar een middagmaal uit te kijken, nu Ik de Farizeeën zo goed als geheel overwonnen had en al het volk op Mijn hand was en in Mij geloofde.
Hoofdstuk 196: De vraag naar de belastingpenning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Er kwam een schriftgeleerde naar Mij toe, die zei: 'Meester, ik ben ervan overtuigd dat je werkelijk in alle ernst een zeldzaam wijs man bent, en zeer deskundig op het gebied van de schrift; zeg me daarom: Wat is eigenlijk het belangrijkste gebod van de hele wet?'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[26] Toen overlegden ze wie het op zich moest nemen om hier met Mij over te spreken. Een van de gematigden verklaarde zich al snel daartoe bereid en de een na de ander gaf te kennen het ermee eens te zijn. Hij kwam naar Me toe en wilde Mij zijn verzoek voorleggen.
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[28] Toen de Farizeeër dit van Mij te horen had gekregen, draaide hij zich om en ging weer naar zijn collega's; allen spitsten zij hun oren om te luisteren naar wat Ik allemaal vóór en tegen hen tot het volk zou spreken.
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)