Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 337 van 1088

...  325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350  ...
[8] Mochten we hier in jou het lang en moeizaam gezochte gevonden hebben, dan geven we je de volledige verzekering dat we in geen enkel vreemd land nog schijnwonderen zullen doen. Mocht het bij jou echter ook het geval nog niet zijn, dan zullen we weer op onze eigen manier het voor ons verborgene, waar dan ook, verder moeten gaan zoeken, en we vinden dat niemand dan tegen ons kan zeggen dat we onjuist handelen. Verkeerd zijn we niet, maar verstandig, en het ligt in onze manier van doen dat we hetgeen wij zoeken meestal ook vinden als het mogelijkerwijs ergens te vinden is. Lieftallige, wijze jongeman, wees niet boos op ons, en veroorloof ons dat we je morgen weer, maar niet als magiërs, maar als zoekers naar God op mogen zoeken!'
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Wij zochten Hem reeds in alle uithoeken van de aarde die maar enigszins voor ons toegankelijk waren, wij vonden vele zeldzame dingen, maar de Verborgene hebben we tot nu toe nog niet gevonden. En toch ziet het er op de aarde, in de lucht en ook tussen de sterren uit als in een huis, waarvan de inrichting duidelijk aantoont dat het een zeer goede en wijze huisvader heeft. Als men echter naar hem vraagt en hem zelfnader zou willen leren kennen, is hij nooit aanwezig, en niemand kan er zich op laten voorstaan hem ooit gezien of gesproken te hebben. En toch moet hij ergens zijn en voor de orde in zijn huis zorgen. - En, jonge, wijze vriend, nu zijn we pas op het juiste punt beland!
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] De magiër vroeg: 'Hoe zou dat kunnen? Voorzover ik weet, is er nog geen bode naar beneden, naar de grote stad gestuurd, en ook al zou dat het geval zijn, dan kan hij immers niet weten in welke herberg zij hun intrek hebben genomen.'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Toen de zon vervolgens onder de horizon was verdwenen, zei onze Lazarus tegen de magiërs: 'Beste vrienden, deze verschijnselen hier verwonderen jullie wel, maar ik zegje, dat dat allemaal maar een heel klein begin is van alles wat jullie nu in deze goede gemoedsgesteldheid zullen meemaken. Oefen je nu meteen in geduld, zachtmoedigheid en ware deemoed, dan zullen jullie veel zegen van hier naar jullie verre rijk meenemen! En wat jullie hier zullen verteren, is reeds rijkelijk betaald.'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Lazarus zei: 'Vraag daar niet naar, want dat heeft reeds Hij betaald aan Wie alle schatten der aarde toebehoren!'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Rafaël zei: 'Kijk, thuis heb je een grote diamant van onschatbare waarde, gerekend naar jullie aardse maatstaven, en die steen heb je zo opgeborgen dat behalve jij, niemand in heel Indië er iets vanaf kan weten!'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] De magiër zei: 'Jongeman, als je dat kunt, ben je geen mens meer, maar een god! Want van hier naar ons land is het zeker meer dan zeventig dagreizen, en jij wilt mij de steen als het ware in een enkelogenblik hier overhandigen?! Als dat mogelijk is, kan dat niets anders dan een zuiver godswonder zijn!'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Rafaël overhandigde de steen aan de magiër, en deze viel bijna flauw toen hij de hem maar al te bekende steen zag. Hij was buiten zichzelf van verbazing en keek nu eens naar de steen en dan weer naar Rafaël en wist zijn kalmte niet te herwinnen.
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] In jullie ligt weliswaar ook diezelfde vonk verborgen, maar nog zoals de levende kiem in een zaadkorrel. Zolang de zaadkorrel niet in de aarde komt, blijft hij schijnbaar dood; pas wanneer in de aarde al het buitenste en stoffelijke wegvalt en alleen de zielesubstantie ervan zich met de levende kiemgeest verenigt, begint die geest werkzaam te worden, en doet wonderen die jullie al talloze malen gezien hebben.
Hoofdstuk 103: De weg naar de levensvervolmaking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Lees je geschiedenis en je zult volkomen naar waarheid bevestigd vinden wat ik jullie nu heb gezegd! Maar zeg daarna: 'O grote God, vergeef het onze grenzeloze blindheid, dat wij altijd hels tegen U gezondigd hebben! Wij alleen zijn schuldig aan onze langdurige blindheid! Geef ons nu Uw licht, opdat wij U, o Heiligste, mogen vinden!', dan zal de Heer jullie zonden vergeven en genade voor recht laten gelden! - Hebben jullie mij goed begrepen?'
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] En zie, dat hebben de geringsten uit het volk jullie nog vanaf de brandende houtstapels verkondigd, en jullie hebben hun daarvoor de mond met stenen dichtgeslagen, of, als zij zich nog in jullie handen in de kerkers bevonden, hebben jullie in plaats van naar hen te luisteren, hun tong met gloeiende tangen uit hun mond gescheurd! Zeg eens wat God dan nog meer voor jullie had moeten doen, als jullie onbegrensde heerszucht zo omging met diegenen die God voor jullie, blinden, had gewekt! Hoeveel duizenden werden er meer dan gruwelijk door jullie gemarteld, die, zoals gezegd, God voor jullie had gewekt, en jullie durven nog te vragen, hoe het komt dat jullie nu pas hier de Verborgene hebben gevonden, weliswaar tot nu toe nog maar ten dele!
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Maar God wist toch ook wel dat het zo met ons priesters gesteld is! Had Hij Zich dan niet een keer aan een opperpriester zodanig kunnen openbaren dat deze had moeten inzien dat die openbaring van God kwam, waarbij God in die openbaring duidelijk had kunnen aangeven wat Hij van een priester en wat van een leek verwachtte? Als zoiets ooit gebeurd zou zijn, dan zou er waarschijnlijk geen enkele arme, kleine profeet ter dood zijn veroordeeld vanwege een openbaring die hem door God was gegeven; want dan zouden immers alle priesters van hogerhand geweten hebben dat ook een heel gewoon mens,ja zelfs een slaaf, of zelfs een vrouw, van God een openbaring kan krijgen. Dan zouden zulke mensen door geen enkele priester ooit meer zijn vervolgd, maar daarentegen hoog zijn geëerd, en iedereen zou gelovig naar hem geluisterd hebben. Maar wij kunnen ons echt niet herinneren dat bij ons ooit een opperpriester zo'n openbaring en aanwijzing van God heeft gekregen.
Hoofdstuk 105: De magiër vraagt naar de weg van de openbaring - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Dat is natuurlijk alleen maar mijn mening, en ik heb helemaal niet de bedoeling deze als de enig juiste te doen gelden; maar als ik het met mijn menselijke verstand bekijk, komt het mij voor, dat wanneer een goddelijke openbaring aan het volk gegeven wordt door mensen die bij het volk al sinds onheuglijke tijden hoog in aanzien staan, het duidelijk meer uitwerking zou hebben dan wanneer deze voornamelijk gegeven wordt aan mensen die tot de onderste laag van het volk behoren en ook de middelen niet hebben een openbaring, ook al is die nog zo waar en juist, aan de andere mensen over te brengen, en wel het allerminst als voorschrift voor de priesters en koningen. Als een openbaring de weg van bovenaf naar het volk zou volgen, dan zou daarmee toch beslist veel en eigenlijk haast alles gewonnen zijn. Wat zeg jij, jonge, goddelijk wijze en machtige vriend daarvan?'
Hoofdstuk 105: De magiër vraagt naar de weg van de openbaring - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Rafaël zei: 'Dat de mening die je hier naar voren brengt niet zo dwaas klinkt, komt omdat jullie je zoveel nutteloze kunsten en wetenschappen hebben eigen gemaakt; maar op jullie geschiedenisboeken ligt het stof duimendik en omdat jullie dat stofheilig achten, lezen jullie je geschiedenis niet en weten jullie dus ook niet wat er vóór jullie allemaal heeft plaats gevonden.
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De zieners en profeten deden tekenen, en voorspelden wat de groten en machtigen zou overkomen, als zij in hun goddeloosheid zouden blijven. Maar ook dat hielp niets. De zieners en profeten werden gegrepen, gemarteld en gedood; sommigen vluchtten, en de geest van God bracht hen naar een plaats waar niemand hen vinden kon. Uit hen ontstonden toen de eigenlijke Pirmandiërs, hoewel hun ontoegankelijke dalen ook daarvoor al door eenvoudige natuurmensen bewoond werden.
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350  ...