Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 337 van 728

...  325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350  ...
[3] Het volk vroeg echter aan Mozes, en via hem ook aan Mij, of het zich vanwege de grote vrees en angst voor het voortdurende bliksemen en donderen en het vuur en de rook van de berg mocht terugtrekken in een verafgelegen dal; het zou daar helemaal nuchter blijven, en of Mozes met zijn broeder Aäron maar liever alleen de grote dingen met Mij wilden afhandelen
Hoofdstuk 52: De achtergronden van de zeventien geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Nadat een groot deel van het volk daar een poos op aangedrongen had, werd dat verlangen ingewilligd. Dat grote deel van het volk trok direct met alle bezittingen naar een dal dat tamelijk ver van de berg aflag. Enkele weken hield het zich tamelijk goed aan het verzoek van Mozes. Toen Mozes echter langer wegbleef, begon het volk hem en Mij te vergeten, slachtte kalveren en schapen en hield de ene maaltijd na de andere.
Hoofdstuk 52: De achtergronden van de zeventien geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik liet Mozes echter naar hen toekomen, toen er een menigte rond het gouden kalf danste. Door Mij aangedreven ontstak hij in een gerechtvaardigde vurige woede en brak de stenen wetstafelen; onmiddellijk daarop kwamen er gevleugelde slangen die als het ware gloeiden, wat overeenkwam met de gerechtvaardigde vurige woede van Mozes, en die beten de afvalligen, en wie gebeten werd, moest sterven. Onder hen bevonden zich als eerste ook onze zeventien geesten, die met de sluwheid en vraatzucht van krokodillen vruchtbare landen en vet gebraad wilden bemachtigen - en om die reden moesten Ze hier dan ook nog in die gedaante verschijnen, die met hun karakter overeenstemt.
Hoofdstuk 52: De achtergronden van de zeventien geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Maar hij heeft er voordeel van gehad. Omdat ze zijn lichaam aanvankelijk aanzetten om nog meer te eten, verloor zijn maag al gauw het vermogen om voedsel te verteren; daarna kon hij bijna niets meer eten, zodat men zich erover begon te verbazen dat hij vrijwel zonder enig voedsel kon leven. Daardoor raakte hij echter ook van zijn grote vraatzucht af, en daardoor werd zijn ziel geestelijker en krachtiger in zichzelf. En omdat nu zowel zijn lichaam als nog meer zijn ziel op de juiste manier in orde kwamen, was het ook het juiste moment om ook hem van zijn kwelgeesten te bevrijden.
Hoofdstuk 52: De achtergronden van de zeventien geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Toen ontstond er uit de zwarte nevel een uiterst ruwe gestalte van een man, zichtbaar voor allen die aanwezig waren. De gestalte was echter even bruinzwart als die van een Moor en droeg op zijn arm een gouden kalf, alsof hij daarmee wilde laten zien dat dat nog steeds zijn God en zijn liefde was.
Hoofdstuk 53: De Heer vermaant de aanvoerder van de uitgedreven geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik liet echter met luid gekraak een geweldige bliksem in de gedaante van een gevleugelde slang uit de hemel afdalen; die trof het gouden kalf en vernietigde het in één enkel ogenblik.
Hoofdstuk 53: De Heer vermaant de aanvoerder van de uitgedreven geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Ik verwees hen echter naar commandant Pellagius en zei tegen hen dat ze Mijn volledige leer van hem zouden krijgen.
Hoofdstuk 55: De reis naar Abila - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] De straatarme Joden zeiden echter tegen de commandant: 'O hoge gebieder in naam van de keizer! Dat zou allemaal wel goed zijn; maar waar moeten die meer dan veertig mensen in dit vervallen huis een toereikend onderkomen vinden? Oude, vervallen kamers zijn er nog wel voldoende; maar wie wil daar wonen? Padden, adders, salamanders en schorpioenen zijn daar meer dan genoeg, maar men kan daar toch geen mensen herbergen. Wat onze eigen kamers betreft hebben wijzelf nauwelijks voldoende ruimte om te wonen, met name 's nachts, en het zou moeilijk zijn om behalve ons nog een paar mensen behoorlijk onderdak te geven. Van enige verzorging ,kan al helemaal geen sprake zijn, aangezien wij zelf meer dan straatarm zijn.
Hoofdstuk 55: De reis naar Abila - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Toen wij ons echter in het buitenste en laatste vertrek bevonden, zei Ik: 'Nu zul je Gods macht in Mij, die wat Mijn lichaam betreft ook een mensenzoon ben, leren kennen! Kijk, wij zijn over brokstukken van muren, delen van zuilen, doornstruiken en allerlei ongedierte tot dit vertrek doorgedrongen, en door koninklijk versierde, fraaie vertrekken, die van alles voorzien zijn en waarin goed overnacht kan worden, zullen we onze tocht terug maken. Ik wil het, en zo zij het!'
Hoofdstuk 56: De Heer in de woning van de tien Joodse gezinnen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Het geloof in Mij is wel een levend licht uit de hemelen, maar pas door de werken der liefde. Zoals echter een licht, dat schijnt in de nacht, uitdooft als het niet gevoed wordt door steeds nieuwe olie toe te voegen, zo dooft ook zonder de voortdurende werken der liefde zelfs het aanvankelijk meest onwankelbare geloof uit.
Hoofdstuk 57: Het getuigenis van de oudste over de Heer (21.9.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Ik zei: 'Wat de tijd van de koning van Salem betreft: Hij was er al eeuwig vóór enig schepsel en derhalve ook eerder dan Noach. Wat echter de aardse tijd betreft waarin Hijzelf in de gestalte en persoonlijkheid van een engel uit de hemelen de mensen over Zichzelf en over hun bestemming onderwees: Hij was er al van tijd tot tijd tijdens het leven van Noach en sprak met hem, maar een werkelijk koning en priesterschap werd pas ingesteld een paar d honderd jaar nadat Noach de ark had verlaten, en die tijd hebben Noach zelf ~ en zijn drie zonen nog meegemaakt. In die tijd was de aarde alweer dichtbevolkt, en de vele stamvaders van kleine volken voerden de titel koning, brachten ieder jaar hun offers naar Salem en werden door de Koning onderwezen.
Hoofdstuk 60: Uit de tijd van de koning van Salem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Toen de volken zich echter meer over de wijde aarde hadden verspreid, vergaten ze de Koning der koningen en begonnen zich van Hem af te scheiden; ook degenen die dicht bij Hem woonden trokken niet meer naar Salem. Toen verliet de Koning ook de burcht en bezocht nog maar zelden enkele patriarchen die Hem trouw waren gebleven, zoals bijvoorbeeld Abraham, Isaak en Jacob, en later alle grote en kleine profeten en nu in vlees en bloed ook jullie.
Hoofdstuk 60: Uit de tijd van de koning van Salem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Wat Mijn hemelvaart betreft, die heeft een dubbele betekenis. De eerste zal van nu af gerekend geen jaar meer op zich laten wachten; de tweede echter zal in ieder mens die werkelijk in Mij gelooft, bewerkstelligd worden doordat de geest van Mijn liefde in zijn hart zal opstaan en het verstand van die mens in alle wijsheid van de hemelen zal binnenleiden.
Hoofdstuk 60: Uit de tijd van de koning van Salem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Mijn persoonlijke hemelvaart zal echter plaatsvinden kort nadat dit lichaam van Mij, weer uit het graf zal opstaan en zo in Mijn goddelijk wezen zal overgaan, drie dagen nadat het gedood is door de handen van Gods vijanden.
Hoofdstuk 60: Uit de tijd van de koning van Salem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik zei: 'Wees daar niet bezorgd om! Ook morgen zullen we wel een middel vinden om de nieuwsgierigen ver van dit huis te houden. Maar aangezien het nu al tamelijk laat in de nacht is geworden, zullen we ons nu ter ruste begeven! Ik blijf hier aan tafel rusten; laat echter degene die een bed wil naar de vele rustvertrekken gaan, dan zal hij daar een groot aantal rustbedden aantreffen!'
Hoofdstuk 62: Het rumoer voor het huis van de Joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  325 - 326 - 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350  ...