17481 resultaten - Pagina 339 van 1166
... 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 ...
[9] Omdat het al aardig winter geworden was en Ik nog maar weinig zieken te genezen had, bleven wij zoals gezegd, nu tot ongeveer midwinter nog afwisselend bij Lazarus of bij onze waard, terwijl de nieuwe leerlingen in die tijd de hele nieuwe leer met veel liefde en vast geloof van de oude leerlingen aannamen en zelfs om de nieuwe doop vroegen.Hoofdstuk 25: De reis van de Heer naar Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Maar IK zei tegen hen: 'Voorlopig is het voldoende dat jullie de doop der waarheid aanvaard hebben; wanneer echter, als jullie je aan de leer houden en daarnaar leven en werken, de ware, levende doop over jullie zal komen, zullen jullie ook de doop van Johannes kunnen ontvangen. Het zal echter niet lang duren voor er een tijd komt dat velen eerder de ware doop met het levensvuur van de Heilige Geest zullen ontvangen dan de doop met het water .
Hoofdstuk 25: De reis van de Heer naar Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] Bijgelicht door fakkels kwam hij dadelijk naar de oever, en toen hij Mij in het oog kreeg, riep hij van vreugde luid uit (KISJONAH): 'O Heer, hoe kunt U mij, zondig mens, waardig achten om mij nog zo laat in de nacht op te zoeken?! O, wees toch met allen die bij U zijn, van harte welkom! Komt allen binnen in mijn grote huis, ook jullie, schippers; want vandaag zullen jullie niet verder varen! Ik sta met alles en het beste voor jullie klaar! O, deze ontzaglijke vreugde die mij nu zo onverwacht ten deel valt, is in één woord onbeschrijfelijk! O, kom, kom, kom!'
Hoofdstuk 25: De reis van de Heer naar Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[23] Zelf voelde Ik na die lange reis behoefte aan natuurlijke, lichamelijke versterking, en de leerlingen nog veel meer, en deze viel ons hier rijkelijk ten deel. Wij aten en dronken heel welgemoed, en bijna de hele nacht door werd er veel verteld over onze reizen en belevenissen, hetgeen Kisjonah en zijn familie in hoge mate interesseerde; hij kwam woorden te kort om zijn lof en verwondering daarover uit te spreken. Alleen betreurde hij het dat Maria, die vrijwel de hele zomer bij hem had doorgebracht, nu voor een paar dagen naar Nazareth was vertrokken, hoewel zij al gauw weer terug zou komen. Zij had echter veel over Mijn reizen en daden gehoord en kon maar niet begrijpen dat God haar zo'n genade waardig vond. Zij kende alle wonderbaarlijke gebeurtenissen wel, maar dat daar zoiets op zou volgen, daar had zij zich vroeger niet zo'n duidelijke voorstelling van kunnen maken.
Hoofdstuk 25: De reis van de Heer naar Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[24] En zo vertelde Kisjonah ons nog meer dingen over het leven en doen en laten van Maria tijdens Mijn afwezigheid, zoals ook over de twee zonen van Jozef, namelijk Joël en Joses, die thuis bleven om het werk van jozef voort te zetten. Maar om dat alles hier weer te geven zou geen zin hebben, en daarom laten we het achterwege.
Hoofdstuk 25: De reis van de Heer naar Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Hij kwam daarom met zijn tekort aan kennis voor de dag en zei meteen na het middagmaal (PHILOPOLD): 'Heer, alles wat ik ervaren, gezien en gehoord heb, geloof ik vast; maar grondig inzien en begrijpen kan ik ondanks alle scherpte van mijn denkvermogen zeer weinig, en dat benauwt mijn ziel vaak heel erg! Ik heb mij daarom vast voorgenomen om daar met U persoonlijk bij een gunstige gelegenheid, zoals die zich nu voordoet, nader over te spreken, en als U daar geen bezwaar tegen heeft, zou ik nu graag nadere en begrijpelijker uitleg van U krijgen.'
Hoofdstuk 26: De filosofische vragen van Philopold - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Morgen kunnen Mijn leerlingen, als zij dat zelf willen, een paar dagen naar huis gaan naar hun gezin; zij die echter geen gezin hebben blijven hier, met name Johannes en Matthéus, want die hebben hier nog veel in het net te schrijven."
Hoofdstuk 26: De filosofische vragen van Philopold - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] PHILOPOLD zegt: 'Ja, geloven kan men dat wel, vooral als men het uit Uw mond hoort! Maar ik heb al meteen bij het begin van mijn inleidende vraag en mijn verzoek gezegd, dat ik tegen alles wat U gezegd en ook getoond heeft, helemaal geen bezwaar heb; het gaat hier zuiver om het begrijpen. Want een puur, zogenaamd vroom geloof komt mij voor als een totale bespotting van iedere menselijke rede, ieder begrip en ieder denken, welke toch ook beslist door God aan de mensen gegeven werden als een geestelijk licht dat hem de enige mogelijkheid biedt om zichzelf, alle dingen buiten zichzelf en tenslotte zelfs God te leren kennen.
Hoofdstuk 27: Het rijpingsproces bij de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Kijk, een halfjaar geleden bracht Ik je ziel in een toestand waardoor je verplaatst werd naar een zeer ver verwijderde zonnewereld. Nadien heb Ik zo'n verplaatsing ook bij andere gelegenheden en op andere plaatsen gedaan, wat al Mijn leerlingen hier naar waarheid kunnen bevestigen. Vervolgens was je er bij Marcus zelf bij toen de engel de kostbare lichtbol uit de verre binnenlanden van Afrika haalde.
Hoofdstuk 28: Tijd en ruimte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Kijk, tussen 'van eeuwigheid', 'vroeger' en 'nu' bestaat eigenlijk in Mijn bestaan, evenals in Mijn zijn, en in Mijn aanwezig zijn, helemaal geen verschil voor wat Mijn zuiver goddelijke Ik betreft! En als dat niet zo was, heus, dan zou Ik in dit mensenlichaam geen macht en heerschappij hebben over de hele materiële schepping der natuur; want alle schepselen met hun tijd en ruimte verhouden zich slechts subjectief tot Mij, hun Object; omdat alles uit Mij is en niet Ik uit alles.
Hoofdstuk 31: Het goddelijke en menselijke wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Omdat nu eenmaal alles uit Mij is en Ik door Mijn wil in alles de kern ben als het alles behoudende, leidende, besturende, ordenende en levengevende principe, ben Ik volgens de macht van Mijn wil en Mijn wijsheid ook een subject, en zodoende ben Ik de alfa en de omega of het begin en het einde, alsook het eerste en het laatste in al het geschapene, en tengevolge van deze eigenschap van Mij, dat Ik zowel objectief en in alles ook subjectief ben, kan Ik hier nu bij jullie heel goed als mens volgens de macht van Mijn wil en wijsheid bestaan en toch daarnaast het eeuwige, alleen levende en scheppende Object ten opzichte van alle schepselen zijn.
Hoofdstuk 31: Het goddelijke en menselijke wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Hoewel Ik jullie allen beloofd heb binnenkort Mijn geest te zenden en hem over jullie uit te storten, die jullie dan in zal leiden in alle waarheid en wijsheid, en Ik ook gezegd heb dat jullie tot dat ogenblik geduld moesten oefenen, wil Ik toch ook mondeling een eerlijk streven als dat van jou helpen. Dat doe Ik nu in deze wintertijd des te eerder omdat Ik deze tijd, zoals afgesproken, vanwege de winterse rust toch al tot vlak voor het Paasfeest hier wil en zal doorbrengen, dus kun je gerust met je twijfels voor de dag komen, en voor wat vandaag niet allemaal behandeld kan worden, zullen wij rog ruim voldoende tijd vinden. Als we klaar zijn met de maaltijd kun je, omdat wij toch weer aan tafel blijven zitten, je verzoek wel naar voren brengen.
Hoofdstuk 26: De filosofische vragen van Philopold - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Als huidig Subject, in de gestalte van lichamelijk mens, ben Ik echter Zelfgeringer dan, en ondergeschikt aan het eigen eeuwige Object in Mij, hoewel Ik juist door Mijn strenge onderworpenheid eigenlijk volledig één ben met het eeuwige Object; want zonder die strenge subjectiviteit van Mijn huidige uiterlijke persoonlijkheid, zou zo'n innige samensmelting nooit mogelijk zijn.
Hoofdstuk 31: Het goddelijke en menselijke wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] En dat doet Mijn onmetelijke liefde tot het Object en Zijn even onmetelijke liefde tot Mij, en zo ben Ik met de Vader één liefde, één wijsheid, één wil, één leven en één macht, buiten welke er in de hele eeuwige oneindigheid geen andere bestaat en kan bestaan.
Hoofdstuk 31: Het goddelijke en menselijke wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Dat Ik nu bij jullie in tijd en ruimte besta, dat zien jullie; dat Ik echter tevens volgens Mijn innerlijk ook buiten tijd en ruimte besta, dat leren jullie Mijn daden, die Ik niet zou kunnen doen als Ik Mij nu ook met Mijn goddelijke Ik in tijd en ruimte zou bevinden. Want het tijdelijke en het ruimtelijke is en blijft eeuwig en altijd begrensd, is derhalve niet volledig en volmaakt; slechts het buitentijdse en buitenruimtelijke is in alles onbegrensd en dus volkomen en volmaakt. Om te laten zien dat het echter zo is en onmogelijk anders kan zijn, zal Ik dit alles nog nader voor je verklaren door een aantal voorbeelden, let dus goed op!'
Hoofdstuk 31: Het goddelijke en menselijke wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)