5587 resultaten - Pagina 339 van 373
... 327 - 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 ...
[6] En IK zeg: 'Het is allemaal goed. Ga nu ook naar buiten naar de omheining van de tuin en kijk of er nog iemand is, die nog aan deze maaltijd kan deelnemen. Gella (dame van het H. Hart) blijft echter intussen hier bij Mij en luistert naar wat Ik nu Mijn liefste Chanchah voor mooie dingen zal zeggen. Zo moge het gebeuren, Mijn broeders!'Hoofdstuk 110: Voorbereidingen voor een hemels feest - Martinus' eerste reis met het hemelse vervoer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Intussen open IK Mijn mond en zeg tegen Chanchah en ook tegen Gella: 'Mijn lieve hartelijke Chanchah, jij hebt Mij zojuist een paar heerlijke woorden gezegd, die daarom des te heerlijker waren omdat ze uit de grond van je hart kwamen. Ik beloofde je een nog heerlijker antwoord te geven en nu ben Ik voor dit doel hier en zal Mijn belofte vervullen. Luister dus heel geduldig naar Mij. Verwacht vooral niet een of andere lange toespraak, want zie, Ik spreek altijd maar kort en pleeg steeds met weinig woorden veel te zeggen.
Hoofdstuk 111: Gelijkenis van de Heer: twee menselijke planten in de tuin van Gods liefde - De menswording van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Zie, evenals jij jouw bloemen plantte, plantte ook de grote, goede Lama in de eindeloze tuin van Zijn liefde twee mensen: de éne in het oosten voor Zijn hart - en later ook de andere in het westen voor Zijn wijsheid. De eerste voedde Hij met al Zijn goddelijkheid, opdat hij zo heerlijk zou worden als Lama Zelf en Lama aan hem het grootste welgevallen zou hebben. Maar zie, deze eerste werd daardoor overmoedig, wilde niet gedijen, doch keerde zich van Lama af en veracht Hem tot nu toe mateloos - alhoewel Lama hem nog steeds graag met open armen en hart zou willen opnemen!
Hoofdstuk 111: Gelijkenis van de Heer: twee menselijke planten in de tuin van Gods liefde - De menswording van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Maar de mislukte mensen grepen Hem en doodden de Godmens, hoewel ze de God in Hem niet konden doden. Slechts weinigen herkenden Hem en namen Zijn leer op in hun hart. Ontelbaar velen geloven niet, hoewel ze wél van Hem horen en nemen Zijn leer, waarbij ze Zijn kinderen zouden worden en dan gelijk zouden zijn aan hun eeuwige Vader, niet aan.
Hoofdstuk 111: Gelijkenis van de Heer: twee menselijke planten in de tuin van Gods liefde - De menswording van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] CHANCHAH zegt: 'Ach ja, dat is zeker. Dat jij hier de meest wijze bent is voor mijn hart maar al te overtuigend. Maar dat ik nog steeds niet weet, wie je eigenlijk bent, dat is het enige wat me niet bevalt aan jou. Zie, je zei laatst tegen me, toen ik je alleen maar naar je naam vroeg, dat mijn liefde tot jou mij alles wel zou verraden. Maar hoe onbegrijpelijk hevig ik je ook liefheb, kan ik toch nergens te weten komen en nog minder uit mezelf, hoe je heet en wie je eigenlijk bent. O jij mijn boven alles geliefde vriend, zeg me toch je naam!'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Want zie, ik ben een grote zondares tegenover Lama, omdat ik in mijn land ooit verraad tegenover zijn zogenaamde afgezanten heb gepleegd, die toen allemaal op vreselijke wijze om het leven zijn gekomen. Als ze werkelijk afgezanten van Lama waren, dan wee mij, als mijn sterke vermoeden hier bewaarheid wordt. Want door diegene die men zo oneindig lief heeft, voor eeuwig verstoten te zijn - 0 zuster, ken jij nog een groter leed dan dat? Alleen dan, als degenen die ik verraden heb boosdoeners, bedriegers en dus geen afgezanten van Lama waren - wat ik echter niet kan bepalen - dan zou het gelaat van de Allerrechtvaardigste zeker draaglijker zijn. Spreek daarom, spreek, maar, ach zuster, spreek niet - want je te vroege onthulling zou mijn hart onverdraaglijk kunnen doorboren. O, laat me nog een poosje in zoete onzekerheid genieten.'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] CHANCHAH is diep ontroerd door deze bekentenis van Chorel en zegt: '0 lieve vrienden, hier in deze hallen bestaat geen schuld meer; en als die er zou zijn, dan wordt ze voor eeuwig ingelost door mijn liefde tot Lama! Want mijn hart zegt me: 'Jouw liefde tot Lama - is Lama Zelf in jou!' Vrienden, deze heilige liefde kent geen schuld, doch overal slechts lieve broeders en zusters, en dat ook dan, als deze nog wandelen in hun dwalingen! Mijn aanklacht tegen jullie echter is: dat ik jullie allemaal liefheb en acht als mijn eigen leven! Hebben jullie daar nog iets tegenin te brengen?'
Hoofdstuk 115: Aangrijpende verzoening tussen de Jezuïet Chorel en Chanchah - De vreugde van de Heer over Chanchah' s liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Maar IK keer me naar Chanchah en zeg: 'Jij heerlijkste bloem van Mijn hart; kom hier en laat je omarmen! Werkelijk, zo'n liefde is buitengewoon zeldzaam en nauwelijks één is er zo!
Hoofdstuk 115: Aangrijpende verzoening tussen de Jezuïet Chorel en Chanchah - De vreugde van de Heer over Chanchah' s liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] IK zeg: 'Wees maar rustig en houd je in je hart aan Mij vast, dan zal alles goed gaan. Maar dit bezit kan Ik je niet afnemen en aan Borem geven. Want een dergelijk bezit van je afnemen, zou betekenen dat Ik jouw leven van je afneem en het aan een ander geef. Want hier kan niemand iets anders bezitten dan alleen dat, wat uit hemzelf voortkomt. Een dergelijk levend bezit moet echter blijven als de bezitter zelf, omdat hier bezitter en bezit onlosmakelijk zijn verbonden.
Hoofdstuk 118: Borem richt Martinus op en licht hem beter in - De Heer vermaant Martinus - Bezit en bezitter zijn in de hemel niet te scheiden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] In mijn droomgezicht deed en sprak je als de eeuwig heilige Lama Zelf. Maar nu ik weer wakker ben, zie ik aan jou niet de minste verandering van je uiterlijk, zoals het mij bekend is. Jij kunt daarom even goed een met alle macht uitgeruste afgezant van Lama zijn, als achter een heel goed masker ook Lama Zelf! Tot zover en niet verder kan ik mijn droom uitleggen; het verdere en juiste verwacht ik echter van jou, mijn enige liefde. O talm niet om mijn hart met jouw overvloedige wijsheid te vullen!'
Hoofdstuk 120: Chanchah's ontwaken uit haar op een droom lijkende toestand - Uitleg van de Heer over de grote ontwikkelingsgangen en over Zichzelf - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] IK zeg: 'Chanchah, waar is de draak nu en waar zijn aanhang? Jij verbaast je nu opeens en zegt in je hart: 'Bij Lama, de allerheiligste. Dat monster is nergens meer te zien! En zijn aanhang - en Borem, Martinus en Chorel - waar zijn ze?'
Hoofdstuk 120: Chanchah's ontwaken uit haar op een droom lijkende toestand - Uitleg van de Heer over de grote ontwikkelingsgangen en over Zichzelf - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] De eenvoud van Mijn uiterlijk wezen mag je niet misleiden, want zie, Lama behoeft niet zoals de wereldvorsten naar buiten te schitteren, maar alleen door Zijn vaderliefde, wijsheid en macht in het hart van Zijn kinderen! Ik schitterde in jouw hart allang buitengewoon; hoe heb je Mij toch niet kunnen herkennen?!
Hoofdstuk 120: Chanchah's ontwaken uit haar op een droom lijkende toestand - Uitleg van de Heer over de grote ontwikkelingsgangen en over Zichzelf - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Chanchah valt nu aan Mijn voeten en huilt en snikt van al te grote vreugde en geluk. Ik echter sterk haar en zij richt zich op en bekijkt Mij met grote, verrukte ogen van top tot teen en kan maar niet genoeg naar Mij kijken. Alleen haar hart spreekt:
Hoofdstuk 121: Chanchah' s buitengewoon grote geluk en liefde voor de herkende Lama - Liefde en wijsheid - De Heer als Vader en Broeder - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] (CHANCHAH:) 'U, U, U bent het dus. U bent de almachtige, heilige Lama! U de Eeuwige! - U hebt de aarde, de maan, de zon, al die talloze sterren, de enorme zee, een onmetelijk leger van allerlei dieren in het water, op aarde en in de lucht en ons - de mensen - geschapen! O Lama, Lama, grote, heilige Lama! Wie kan U voldoende loven, prijzen en aanbidden. Welk hart is het waard om U, allerheiligste, te mogen liefhebben?!
Hoofdstuk 121: Chanchah' s buitengewoon grote geluk en liefde voor de herkende Lama - Liefde en wijsheid - De Heer als Vader en Broeder - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Maar, O Lama, waard of niet waard, welk hart kan U niet liefhebben, als zijn oog U ziet en zijn geest U herkent! Vergeef mij, waardeloze, dat ik het waagde U, al te heilige, lief te hebben! Maar wat kan de arme Chanchah er aan doen, als haar hart sterker is dan haar verstand?
Hoofdstuk 121: Chanchah' s buitengewoon grote geluk en liefde voor de herkende Lama - Liefde en wijsheid - De Heer als Vader en Broeder - Jakob Lorber - Bisschop Martinus