15542 resultaten - Pagina 340 van 1037
... 328 - 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 ...
[16] Nu kwam ook het schip naar de oever en iedereen snelde er naar toe om de landvoogd te begroeten. Maar wij bleven staan.'Hoofdstuk 210: De reis naar Tyrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Een hooggeplaatst persoon zei tegen Cyrenius: 'Kijk eens naar die vrije, in zee vooruitspringende plek. Daar zie je nog die vier mensen. Een man van ongeveer twintig jaar oud heeft tijdens de storm zijn handen uitgestrekt om de storm het zwijgen op te leggen, en de storm zweeg. Wij weten niet wie hij is, maar houden hem in eerste instantie toch voor een profeet van de joden; want een jood is hij, aan zijn kleren te zien. Of hij de storm werkelijk door zijn machtswoord heeft doen bedaren, durven we niet met zekerheid te beweren, maar het blijft merkwaardig dat de storm precies op het moment dat hij luid zijn bevel uitsprak, ging liggen. Het zou werkelijk de moeite waard zijn om nader uit te zoeken wat en wie die man is.'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Toen snelde Cyrenius naar de plaats waar wij vieren nog stonden en vanwaar wij de nu rustige zee met zijn veelsoortige verschijnselen gadesloegen, alsook de meest verschillende soorten zeevissen en ander gedierte, dat zich hier, gedwongen door Mijn wil, moest laten zien.
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen Cyrenius bij ons aankwam, vroeg hij aan Jozef, die hij zich nog tamelijk goed herinnerde: 'Vriend, ben jij niet dezelfde jood die ongeveer twintig jaar geleden vanwege de vervolging door de oude Herodes met zijn kleine gezin met mijn hulp naar Egypte, en wel naar Ostracine is gevlucht? En als jij dat bent, zeg me dan ook wat er van dat kleine wonderbaarlijke jongetje is geworden, dat ik voor een God aanzag!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Jozef maakte een diepe buiging en zei: 'Eerbiedwaardige, het is een te grote eer die u ons, arme timmerlieden uit Nazareth, hebt bewezen door zelf naar ons toe te komen, terwijl u toch maar hoefde te gebieden dat wij naar u moesten komen! Maar nu u al hier bent, zeg ik u met mijn hart vol dankbaarheid voor al het goede, dat u mij en mijn gezin inderdaad ongeveer twintig jaar geleden, reeds hier en later in Egypte, hebt bewezen, dat ik werkelijk diezelfde timmerman jozef ben en dat ook deze nu volwassen jongeman, nu ook timmerman, precies dezelfde is die u toen als een wonderbaarlijk jongetje hebt leren kennen.'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Toen onze Cyrenius zulke woorden uit Mijn mond had vernomen was hij tot tranen bewogen, hij kwam naar Me toe, omarmde Mij en kuste Me zonder ophouden. Pas daarna dankte hij Mij voor de wonderbaarlijke redding uit het grote levensgevaar. Tegelijkertijd nodigde hij ons uit om mee naar zijn residentie te gaan, waar hij onze gastheer wilde zijn en wij hem alles moesten vertellen wat er in die tussentijd met ons gebeurd was.
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Cyrenius zei vol verbazing: 'O eindeloos grote fantasie van de ene ware God! Wat een oneindig grote volheid van belichaamde gedachten van God! Wat een oneindige verscheidenheid! Wat een kolossen van zeemonsters komen telkens weer hier naar toe, aangetrokken door een onzichtbare scheppende kracht! Ruim een uur duurt deze wonderbaarlijke processie al, en nog is bij lange na het einde niet in zicht! Niet eens een duizendste deel kennen we bij naam en U, o Heer, roept ze in Uw wil naar Uw wijsheid zeker bij hun naam en alle dieren volgen Uw almachtige roep! O, allen die hier zijn moeten goed kijken, want jullie zien nu wat het oog van een sterfelijk mens nog nooit heeft gezien!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'De Griek Anastocles verontschuldigde zich dat hij wellicht niet met ons mee kon gaan naar Cyrenius, omdat hij in de herberg nog het een en ander in orde moest maken.
Hoofdstuk 212: In het paleis van Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Tijdens de nacht zal in jouw huis de verandering zo gebeuren, dat niemand van je mensen het merkt! Maar 's morgens zullen ze van verbazing grote ogen opzetten, wanneer ze zich in een heel nieuw huis bevinden, dat echter toch helemaal hetzelfde is als het oude, alleen zal het in alles groter en comfortabeler zijn, -zoals dat ook met de stal het geval zal zijn. Als je dat nu uit Mijn mond weet, kun je nu helemaal gerust zijn en met ons mee naar Cyrenius gaan, waar het voor ons allemaal goed zal zijn te vertoeven.
Hoofdstuk 212: In het paleis van Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Anastocles zei daarop: 'Ja, als dat zo is, laat ik de herberg natuurlijk de herberg en ga ik met jullie mee naar Cyrenius! Misschien herinnert hij zich ook mij nog van Ostracine!'
Hoofdstuk 212: In het paleis van Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Daarmee was onze Anastocles helemaal tevreden gesteld en hij ging met ons naar het prachtige paleis van Cyrenius en zijn hoge raadsheren, ministers en veldheren, die allemaal in het grote paleis woonden.
Hoofdstuk 212: In het paleis van Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Kijk eens naar onze goden en onze priesters, wat een onzin zien we dan en wat een boze dwaasheid! En hier straalt de waarheid als een zon! Daarom zeg ik nu niets dan: Heer, help ons spoedig uit onze grote nood!
Hoofdstuk 214: De vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Wanneer jullie dat begrepen hebben, moetje er ook naar handelen, dan zullen de priesters jullie ten eerste geen schade kunnen berokkenen en ten tweede zelf ermee ophouden, wanneer ze op jullie terrein van de lichte waarheid, geen respons meer vinden op hun dwaasheden."
Hoofdstuk 214: De vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Jozef zei: 'Nog nooit! Wat hij eenmaal zegt, dat is zo goed als voor de hele eeuwigheid gezegd, en dat vaak bij de kleinste en onbeduidendste dingen! Dat kan ik geheel naar waarheid getuigen.'
Hoofdstuk 215: De opvoeding van de mensheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De hoge raadsheer zei daarop: 'Vriend, wat dat betreft staan er bij niets anders in de wereld zoveel vraagtekens als juist bij dit hoogst twijfelachtige punt! Daarover iets definitiefs en zekers te zeggen is en blijft voor ons mensen onmogelijk, en hoe meer onderzoek men daar naar doet bij alle bekende volkeren van de aarde, in een des te groter labyrint van onzekerheden komt men terecht. Wie zich zo echt vol vertrouwen in de armen heeft geworpen van een blind geloof aan de ene of de andere volkssage, is er bijna altijd nog het beste aan toe. Als men niet achter de waarheid kan komen, moet men een levensechte fantasie zien te vinden, dan is men in zo'n levensechte droom meestal veel gelukkiger dan wanneer men eeuwig naar een waarheid zoekt die werkelijk nooit te vinden is!
Hoofdstuk 216: Kritiek van de Romein op de aardse toestanden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)