10915 resultaten - Pagina 341 van 728
... 329 - 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 ...
[7] Wanneer iemand jullie echter schade toebrengt en aldus tegen jullie Zondigt, vermaan hem dan met alle zachtmoedigheid en vergeef het hem! Als hij zijn leven betert, zal dat jullie ten goede komen; als hij zijn leven echter niet betert, verdoem hem daarvoor dan niet, maar wend je in je hart weer tot Mij, en ook dan zal Ik jullie gerechtvaardigde bede werkelijk niet onverhoord laten!Hoofdstuk 107: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Wie barmhartig is, zal ook bij Mij barmhartigheid vinden; wie echter een strenge rechter is, zal in Mij ook een strenge rechter vinden -want juist die strengheld, waarmee hij zijn medemensen heeft gericht zal later zijn eigen rechter zijn!
Hoofdstuk 107: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Dit gedeelte buiten onze stad, van waaruit men een mooi en wijds uitzicht naar het westen en zuiden heeft, werd door ons burgers van deze stad vanwege de zeer onverkwikkelijke kaalheid ervan maar heel zelden bezocht, en in de zomer, die hier heel heet is, al helemaal nooit; want het zwarte gesteente werd door de stralen van de zon steeds zo erg verhit, dat men er absoluut niet op kon lopen.
Hoofdstuk 108: De belofte en vermaning van de Heer (2.1.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik zei: 'Ook dat zullen jullie op de juiste tijd ontvangen; alleen zal Ik nu op deze heuvel voor jou, onze waard, omdat hij tot jouw bezit behoort, een zeer rijke waterbron laten ontstaan, die deze hele stad voldoende van water zal kunnen voorzien. Wat deze hele wijde omgeving echter betreft, daar zullen in de winter, die niet lang op zich zal laten wachten, vanzelf bronnen ontstaan die deze streek van water voorzien.
Hoofdstuk 108: De belofte en vermaning van de Heer (2.1.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Zorg er echter voor dat jullie niet opdrogen in het geloof in Mij en in liefde voor Mij en jullie naasten, en droog worden in jullie harten; want als dat bij jullie of bij jullie nakomelingen zou optreden, dan zouden ook deze bronnen opdrogen en zou deze hele wijde omgeving nog droger worden dan ze tot nu toe geweest is.
Hoofdstuk 108: De belofte en vermaning van de Heer (2.1.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Toen deze streek in de tijd van Jozua en de richters aan de Israëlieten werd gegeven, was ze net zo vruchtbaar als ze nu is, en ze bleef dat ook onder de eerste koningen van Israël; toen later echter nijd, afgunst, vervolging en oorlogen onder de stammen van Israël optraden en de joden zich van Mij afkeerden en Mij steeds meer begonnen te vergeten, liet Ik deze streek door hevig onweer en grote stormen in de wijde omtrek verwoesten, en alle vlijt van de mensen die zich hier vestigden, was niet meer in staat deze velden vruchtbaar te maken.
Hoofdstuk 108: De belofte en vermaning van de Heer (2.1.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Als jullie echter om ijdele dingen van deze wereld zouden vragen, dan zullen die jullie niet gegeven worden, zoals ook jullie een kind geen scherp mes in handen zouden geven om ermee te spelen, ook al zou het jullie nog zo smeken, aangezien jullie wel weten dat jullie kinderen zichzelf maar al te gauw en zeker met het scherpe mes letsel zouden toebrengen. .
Hoofdstuk 108: De belofte en vermaning van de Heer (2.1.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Ik ben echter niet in deze wereld gekomen ten behoeve van het lichaam, maar alleen ten behoeve van de ziel van de mens; daarom moeten jullie Mij vooral alleen datgene vragen wat jullie ziel tot echt, eeuwig voordeel strekt. Want wat voor nut zou het voor een mens hebben als hij alle dode schatten van deze wereld zou winnen, maar daardoor aan zijn ziel zeker de grootste schade zou lijden? Hoe zou hij die kunnen redden uit de dood en het gericht van de wereldse materie?
Hoofdstuk 109: De almacht van de Heer en de beperkingen ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Afgezien van zijn lichaam heeft de mens echter van Mij uit geen dwingende wet, maar een geheel vrije wet in zijn wil en een volkomen onbeperkt verstand, waarmee hij alles kan onderzoeken, beproeven, begrijpen en onthouden en dan datgene tot richtlijn voor zijn handelen kan nemen wat hij als waar en goed heeft onderkend.
Hoofdstuk 109: De almacht van de Heer en de beperkingen ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Daarmee wil Ik echter helemaal niet gezegd hebben dat jullie in lichamelijke nood Mij niet om hulp zouden mogen bidden.Ja, Ik zeg jullie bovendien nog dat jullie, als jullie je naasten uit liefde voor Mij en in Mijn naam lichamelijke weldaden bewijzen, daarvoor tot heil van jullie ziel zeer rijkelijk met geestelijke goederen beloond zullen worden, en dat jullie, als jullie door de werken der liefde in het levende geloof in Mij zullen blijven, van Mij de kracht zullen ontvangen om door het opleggen van jullie handen de zieken te genezen en degenen die door boze geesten bezeten worden, waar er met name in deze tijd erg veel van zijn, van zulke kwellingen te bevrijden.
Hoofdstuk 109: De almacht van de Heer en de beperkingen ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] 'Want geen enkele goede en grote zaak ten behoeve van het leven van de mensen' , zeiden ze, 'kan zonder moeite en veel strijd bereikt worden; hier gaat het echter om het bereiken van het hoogste levensbezit van de mensen, en dus is het des te meer zaak om geen inspanning, werk en strijd te schuwen.
Hoofdstuk 110: De commandant vraagt naar de hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Wij Romeinen zijn echter geen mensen die de strijd schuwen en wij hebben geen vrees voor een vijand, en daarom zullen wij in korte tijd menige overwinning behalen; in eerste instantie op onze eigen zwakheden, die onze meest nabije en vaak hardnekkigste vijanden zijn, en daarna ook gemakkelijk de vijanden buiten ons overwinnen -als U, o Heer, ons niet met Uw genade zult verlaten, ook dan niet als wij die nog mensen van deze aarde zijn, ooit in de een of andere levenssituatie een fout zouden maken en vallen.
Hoofdstuk 110: De commandant vraagt naar de hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Vrees echter niet voor de vijanden, die wel het lichaam van een mens kunnen doden, maar de ziel geen schade kunnen toebrengen; als jullie iemand vrezen, vrees dan God, die een boze ziel naar de hel kan verstoten! ,
Hoofdstuk 110: De commandant vraagt naar de hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] (De Heer:) , Als men echter zelfs met het helderste licht van de waarheid niets kan uitrichten, met welk ander middel zou men dergelijke mensen dan kunnen bekeren zonder hun vrije wil met almacht gevangen te nemen -wat niet anders kan gebeuren dan door zo'n mens zijn geheel verkeerde, boosaardige eigenliefde volkomen te ontnemen. Maar iemand die liefde te ontnemen zou hetzelfde betekenen als de gehele mens geheel en al te doden en te vernietigen. Maar dat is niet de bedoeling volgens de eeuwige en onveranderlijke orde, omdat alles, van het kleinste tot het grootste -of het volgens jullie menselijke verstand nu goed of slecht is -evenmin vernietigd kan worden als God, de oereeuwige kracht en macht, en Zijn liefde en wijsheid Zelf, van waaruit alles zijn bestaan heeft.
Hoofdstuk 111: Waarom uiterlijke vormen vernietigd dienen te worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Overgangen van het onvolmaakte naar het volmaakte zijn heel goed mogelijk, omdat God daardoor -op menselijke wijze gesproken -Zijn grote gedachten en ideeën vrije zelfstandigheid wil verschaffen; die overgangen zijn echter geen vernietigingen, maar slechts schijnbare vernietigingen op het meest uiterlijke, natuurlijke gebied. Slechts de materiële vormen, waarin de geestelijke levenskracht een tijdlang in zekere zin afgezonderd en gescheiden van het algemene, goddelijke, geestelijke wezen sluimerend en verborgen is, kunnen vernietigd worden, maar hun innerlijke wezen nooit.
Hoofdstuk 111: Waarom uiterlijke vormen vernietigd dienen te worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)