17481 resultaten - Pagina 342 van 1166
... 330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 ...
[14] Ik zeg jullie dat nu echter niet in de veronderstelling dat iemand van jullie ooit de Vader gezien zou hebben, -maar alleen Ik, die uitgegaan ben van de Vader, heb de Vader altijd gezien.(Joh. 6,46) Daarom zeg Ik tegen jullie ondanks jullie gemopper: Waarlijk, waarlijk, wie in Mij gelooft, heeft reeds het eeuwige leven in zich (dus Mijn volledige opwekking op de jongste dag)! (Joh.6,47) En Ik Zelf ben volkomen waarachtig het brood des levens! (Joh. 6,48)Hoofdstuk 44: De zending van de Heer op aarde. Het vlees en het bloed van de Heer (Ev.Joh. 6,36-58) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] jullie vaders hebben wel manna in de woestijn (het zinnelijke lichamelijke leven) gegeten, maar zij zijn gestorven, en velen van hen ook in hun ziel. (Joh. 6,49) Maar dit brood, dat Ik Zelf in feite ben, en dat waarachtig uit de hemel van al het zijn en leven is gekomen, maakt dat ieder die daarvan eet (de leer gelovig aanneemt en daarnaar leeft), niet zal sterven. (Joh. 6,50)
Hoofdstuk 44: De zending van de Heer op aarde. Het vlees en het bloed van de Heer (Ev.Joh. 6,36-58) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[23] IK zei: 'Hoe dan?! Ik spreek nu als degene die jullie op de berg in Mij zagen; Ik spreek nu voor jullie als een groot profeet! Wijs Mij echter een profeet die ooit op een andere wijze tot het volk gesproken heeft! En Ik zeg jullie daarom nog een keer: Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem op de jongste dag opwekken. (Joh. 6,54) Want Mijn vlees is het ware voedsel en Mijn bloed is de ware, leven gevende drank. (Joh. 6,55)
Hoofdstuk 44: De zending van de Heer op aarde. Het vlees en het bloed van de Heer (Ev.Joh. 6,36-58) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[24] Ook zeg Ik jullie bovendien nog: Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. (Joh.6, 56) Zo waarachtig als de eeuwig levende Vader Mij echter gezonden heeft en Ik thans hier leef door de Vader, zo ook zal degene die Mij eet, leven door Mij. (Joh. 6,57) En dat is dan het brood dat, zoals al eerder gezegd, uit de hemel is gekomen, dat niet de eigenschap heeft van het manna in de woestijn dat jullie vaderen gegeten hebben en die gestorven zijn, zoals Ik al eerder heb aangetoond, maar wie dit brood zal eten, zal leven in eeuwigheid. ' (Joh .6, 58)
Hoofdstuk 44: De zending van de Heer op aarde. Het vlees en het bloed van de Heer (Ev.Joh. 6,36-58) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Omdat Ik dit zei in een school te Kapérnaum (Joh. 6,59), waren er natuurlijk behalve de vele leerlingen die Ik nu had en het grote aantal mensen dat Mij uit Jeruzalem was gevolgd, ook nog veeljoden aanwezig, en daarom deed deze les, die ook Mijn eerste leerlingen niet begrepen, veel stof opwaaien en gaf aanleiding tot vele twistgesprekken.
Hoofdstuk 45: Het oordeel van het volk over de woorden van de Heer (Ev.Joh. 6,59-64) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Daarop verlieten velen de school, en alleen nog de vele leerlingen bleven, evenals natuurlijk ook de twaalf gekozen apostelen; want die wachtten nog op een nadere uitleg. Maar onder elkaar mopperden ZIJ ook en zeiden: 'Het is toch vreemd van Hem! Vandaag had Hij door een duidelijke en aan het menselijk verstand aangepaste les duizenden tot vaste aanhangers van Zijn leer kunnen maken; maar op deze manier heeft Hij Zichzelf voor lange tijd geschaad! Want wie zal Hem van nu af aan verder nog kunnen aanhoren en verdragen?!'
Hoofdstuk 45: Het oordeel van het volk over de woorden van de Heer (Ev.Joh. 6,59-64) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Omdat Ik bij Mijzelf wel wist dat ook veelleerlingen zich daarover ergerden en onder elkaar mopperden, zei IK tegen hen: 'Hoe kunnen jullie je daarover nu ergeren?! (Joh. 6,61) Zei Ik dan niet tegen een van Mijn leerlingen, dat deze mensen nog lang niet rijp zijn voor de innerlijke opname van het rijk van God?! Ik heb ze nu echter allemaal behoorlijk geschokt - wat hen nog erg bezig zal houden en rijper zal maken voor de toekomst. Want Ik moet de mensen toch eerst voor Mij voorbereiden, zodat zij daarna de diepere geheimen van het rijk van God des te gemakkelijker zullen kunnen begrijpen. Ik vraag jullie nu alleen watje wel zou zeggen als je Mij, als de Mensenzoon die Ik nu voor jullie ben, weer zou zien opstijgen naar waar Hij eerder van eeuwigheid was?'(Joh.6, 62)
Hoofdstuk 45: Het oordeel van het volk over de woorden van de Heer (Ev.Joh. 6,59-64) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar Ik zeg jullie nu ook recht op de man af dat er sommigen onder jullie zijn die, hetzij geen, of slechts een zeer gering geloof hebben, en er bevinden zich onder Mijn oudste leerlingen zelfs enkelen waarvan Ik vanaf het begin al weet dat zij weinig geloof hebben, en één daarvan is zelfs een vrek, een dief en een verrader! '(Joh. 6, 64)
Hoofdstuk 45: Het oordeel van het volk over de woorden van de Heer (Ev.Joh. 6,59-64) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Daarop keerden toen velen ons de rug toe en gingen niet meer met Mij mee, hoewel zij later veel over Mijn woorden nadachten. (Joh. 6, 66) Omdat Ik echter aan niemand van degenen die weggingen ook maar vroeg om nog te blijven en geduld te hebben, begonnen ook de achterblijvers treurig te kijken en wisten niet waar zij aan toe waren, -of ook zij moesten gaan of blijven.
Hoofdstuk 46: Een beproeving voor de leerlingen van de Heer (Ev.Joh. 6,65-70) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarmee bedoelde Ik duidelijk Judas Iskariot, omdat Ik al vanaf het begin onderkende welke mentaliteit hij had. (Joh. 6, 71) Maar toch was hij erg geestdriftig, altijd druk bezig en kon goed spreken en de leer uiteenzetten, en daarom werd hij dan ook vanwege het goede en niet vanwege het slechte door Mij als aankomende zendbode met de andere elf uitgekozen. Omdat hij echter als zodanig door zijn serieuze ijver en door zijn welbespraaktheid in dezelfde tijd meer tot stand bracht dan de andere elf bij elkaar, begon hij zich ook veel te verbeelden.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar onze sofist wist ook daar wat tegenin te brengen, en toen Ik omstreeks het vierde uur 's namiddags met de leerlingen de school verliet en weer naar onze goede herberg ging, ging Judas Iskariot niet mee, maar hij ging naar de stad naar een paar kennissen, waar veel over Mijn onbegrepen toespraak gesproken werd. Daar liet hij zich echter weer als Mijn leerling en als een goed spreker kennen en hij maakte door allerlei oratorische kunstgrepen Mijn toespraak voor hen acceptabeler, al was het niet in het juiste licht. Wij zagen hem zeven dagen lang niet, gedurende welke tijd wij ons in en om Kapérnaum ophielden. Maar toen kwam hij weer bij ons.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen wij van de school in onze herberg aankwamen, vonden wij de tafel reeds rijk voorzien met wijn, brood en vissen klaarstaan, en het deed de waard veel genoegen Mij en Mijn leerlingen, waarvan er nu aanmerkelijk minder waren, bij zich te gast te hebben.
Hoofdstuk 48: In de herberg van de waard van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Bij mij waren er enigen die zich daar erg over opwonden en ook zeiden dat zij heel veel van U verwacht hadden maar nu op een zeer onaangename wijze teleurgesteld waren, en zij zeiden ook dat U op deze manier ondanks Uw zeer wonderbare tekenen, bij de mensen erg weinig begrip voor Uw leer zou ontmoeten. Ik liet hen praten en gaf er geen antwoord op. Daarna betaalden zij hun rekening, scheepten zich in en voeren weg.
Hoofdstuk 48: In de herberg van de waard van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Zo wist hij door zijn welbespraaktheid overal een rechtvaardiging voor te vinden, en het was moeilijk met hem te redetwisten. Hij bracht het met zijn spitsvondige drogredenen zo ver, dat hij net als de Spartanen en Kretenzers diefstal zelfs als een in noodgevallen rechtvaardige zaak voorstelde en Mozes van zwakzinnigheid beschuldigde omdat hij iedere diefstal zonder meer als zondig betitelde. Hij bedacht echter niet dat geoorloofde, en zelfs noodzakelijke diefstal de mensen mettertijd tot grote traagheid verleid zou hebben, en dat niemand ook maar gewerkt of gespaard zou hebben als hij geweten had dat zijn eventuele voorraad al gauw verraden en hem direct door de noodlijdenden afgenomen zou worden. Hoe zou het er dan echter met de naastenliefde en met de kennis van God uitzien als dit gebruik bij de mensen wettelijk zou worden toegestaan?!
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Ik vond het echter heel prettig te horen dat het deze dikdoenerige geleerden door U, o Heer, eens boven hun verstand ging, want reeds gisternacht, toen U zich na de maaltijd ter ruste had begeven, werd er veel in het voordeel en veel in het nadeel van Uw broodvermeerdering en Uw mogelijk wonderbare komst over zee te berde gebracht. De een wist het nog beter dan de ander. Maar ik dacht bij mijzelf: 'Wacht maar, jullie wijze joden! De Heer zal op het juiste moment heus grenzen aan jullie wijsheid stellen die je met dat bijzonder heldere verstand van je niet kunt overschrijden!' En vandaag is mijn geheime wens al volledig in vervulling gegaan!
Hoofdstuk 48: In de herberg van de waard van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)