Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 342 van 373

...  330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355  ...
[1] Martinus bedankt Mij voor deze opdracht met zijn hele hart, gaat dan naar de deur en opent deze met groot gemak, ofschoon ze in haar verschijningsvorm een hoogte van twaalf manslengten en een breedte van zes van dergelijke lengten heeft.
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Maar de liefde is bij hen ook heel anders dan bij ons, kinderen van de Heer. Het is ook wel een soort genegenheid vanuit het hart, maar alleen in zoverre de wijsheid haar niet te niet doet. Want zodra de liefde ook maar een minimum sterker wordt dan haar licht, dan gaat het overheersende deel van de liefde meteen over in een spontaan en hevig oplaaien. Deze oplaaiende liefdesvlam verenigt zich dan meteen met het innerlijk licht van de wijsheid, waar dan weer in plaats van de liefde slechts een versterkte wijsheid tevoorschijn komt, die dan dikwijls kouder is dan de zuidpool van de aarde.
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] MARTINUS zegt: 'O Heer, U doorziet mijn hart als een waterdruppel. Ik ervaar in mij nu niets anders meer dan de warmste liefde tot U, oneindige, goede, heilige Vader! U weet, dat bij mij het werk, dat overeenkomt met mijn krachten, boven alles welkom is; daarom zal een nog hogere graad van licht ook bij mij zeker goed van pas komen. Want U weet, dat het mij aan de wil om het goede te doen, nog nooit heeft ontbroken, maar meestal wel aan het licht, dat wil zeggen aan de juiste wijsheid daartoe. Daarom denk ik dat de volledige wederopenstelling van deze tempel voor mij juist van groot nut zal zijn. Alhoewel ik wat mij betreft alleen in U de eigenlijke Zon van alle zonnen en het Licht van alle licht zie en het nu ook in alle volheid bezit, zodat ik ook voor eeuwig elk ander licht kan ontberen.'
Hoofdstuk 127: Bij de gesloten zonnedeur - De verhouding van licht tot werkzaamheid - Gedragswenken voor de sfeer van de wijsheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] JOHANNES zegt: 'Absoluut, je hebt wat mij betreft helemaal vanuit het diepst van mijn hart gesproken. Zo is het, zo moet het ook zijn en het kan eeuwig nooit anders zijn! Maar als jij Maria en Jozef en nog andere gedenkwaardige personen zou tegenkomen, zou je daar dan niet een bijzondere vreugde aan beleven?'
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] JOHANNES zegt: 'Vriend, geduld is de hoeksteen van de wijsheid. Zorg daarom alleen maar, dat die grondsteen stevig in je hart zit dan zul je des te eerder en gemakkelijker het voor ons liggende zonnedal bereiken!'
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] CHOREL zegt: 'O broeder, absoluut niet! Voor ik nu deze meer dan hemelse velden zou willen verlaten en het heilige gezelschap van de Heer, die zo oneindig goed, lief, mild en zachtmoedig is, zou ik nog eerder triljoen aarden voor eeuwig opgeven! Ik ben er al mee tevreden, dat ik de aarde zou kunnen zien, als ik dat ooit zou willen. Om ook werkelijk gebruik te maken van deze mogelijkheid, dat zal me verder weinig interesseren. Ik dank jou, liefste broeder, met mijn hele hart, dat je mij hierover zo fijn opheldering hebt gegeven; de Heer zal je deze goedheid vergelden!'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Ik ben er dan ook ten zeerste van overtuigd, dat een ieder zondigt die zich voor God op zijn wijsheid zou willen beroemen. Doch als het eenvoudige hart maar vol is van de liefde tot God, dan heeft hij ook al de levensprijs in zich, die voor hem het kindschap Gods bewerkstelligt. Maar als hij deze prijs al heeft, waartoe moet dan die van jullie dienen? Daarom wordt jullie door mij nu voor de laatste keer gezegd: Ik behoef jullie wijsheidsprijs niet, omdat ik allang heb wat ik nodig heb!
Hoofdstuk 139: Martinus in de tang - De bemoedigende woorden van Petrus - Het goede antwoord van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Na deze woorden van Martinus brengen degenen die achter het drietal staan meteen rijke, blauwe, in plooien vallende kledingstukken en trekken deze HET DRIETAL in een oogwenk aan. Als deze gekleed zijn, zeggen ze tegen Martinus: 'O hoge, heerlijke zoon van de Allerhoogste! Zijn wij zo gekleed goed en welgevallig in jouw ogen? Erger je je nu niet meer aan ons? Zijn wij nu zoals je hart wenst?'
Hoofdstuk 140: Verzoek van de drie zonnedochters aan Martinus, hen te leren God lief te hebben - Martinus' kritische hoofdvraag - De in liefde ontvlamde zonnedochters omarmen Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] MARTINUS zegt: 'O, als dat zo is, hoe komt het dan dat jullie ons, zijn kinderen, niet vrezen? Kunnen jullie je dan niet indenken, dat de Vader er ook zo uitziet als wij, Zijn kinderen? Zie nu eens, wat voor vruchten enkel wijsheid draagt! Wat voor ons hart de allergrootste behoefte is, dat is aan jullie hart onverbiddelijk onthouden. Wat ons tot de grootste zaligheid brengt, dat zou voor jullie de grootste kwelling worden!
Hoofdstuk 140: Verzoek van de drie zonnedochters aan Martinus, hen te leren God lief te hebben - Martinus' kritische hoofdvraag - De in liefde ontvlamde zonnedochters omarmen Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Wat een verschil tussen ons en jullie! Zeg mij eens, hebben jullie dan in je hart nog nooit liefde gevoeld? Voelen jullie dan mogelijk nu niet zo iets voor mij of voor mijn twee broeders?'
Hoofdstuk 140: Verzoek van de drie zonnedochters aan Martinus, hen te leren God lief te hebben - Martinus' kritische hoofdvraag - De in liefde ontvlamde zonnedochters omarmen Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] De drie zeggen: 'Wat bedoel je daarmee? Wij weten wel dat de liefde een hunkering van het hart is: een samentrekkende kracht die zich soms meester maakt van aan haar verwante dingen, deze dan sterk aantrekt en met zich wil verenigen. Maar wat de liefde verder nog is, dat weten wij niet. Deze kracht van het hart kan zich echter alleen maar van kleine dingen meester maken, omdat ze zelf klein is. Hoe zou ze zulke grote dingen, zoals jij bent kunnen opnemen? Wij kunnen jou wel zeer hoog achten, maar voor onze liefde zou jij veel te groot zijn, dan dat wij jou zouden kunnen omvatten.'
Hoofdstuk 140: Verzoek van de drie zonnedochters aan Martinus, hen te leren God lief te hebben - Martinus' kritische hoofdvraag - De in liefde ontvlamde zonnedochters omarmen Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] MARTINUS zegt: 'Aha, jullie wijsheid begint al een veer te laten! O maak je geen zorgen om de grootte van jullie hart; dat zal gauw groot genoeg zijn voor heel veel liefde. Wie van jullie zou mij kunnen omarmen en stevig aan haar borst drukken?'
Hoofdstuk 140: Verzoek van de drie zonnedochters aan Martinus, hen te leren God lief te hebben - Martinus' kritische hoofdvraag - De in liefde ontvlamde zonnedochters omarmen Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] MARTINUS zegt: 'Absoluut, de liefde kan bij Hem nooit een misstap doen. Zou Hij ook in het uiterste geval tegen jullie zeggen: 'Raak me niet aan!', laat je daardoor dan toch niet tegenhouden en ontvlam alleen maar des te meer voor Hem. Sluit Hem rotsvast in je hart, dan zal Hij jullie wel vanzelf tegemoet komen en zal jullie in alle volheid toestaan, waar je hart naar zal dorsten. Heeft Hij jullie eenmaal in Zijn hart opgenomen, pas dan zullen jullie een zaligheid in je voelen, waarvan geen wijze van jullie planeet ook maar het minste vermoeden heeft!'
Hoofdstuk 143: Medelijden van de drie zonnedochters met de flauwgevallen nonnen - Hun opwekking door de Heer - Het gesprek van Johannes en Martinus met de zonnedochters over de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] HET DRIETAL zegt heel verrukt: 'Ach hemel, ach hemel! Van zo'n beminnelijkheid bestaat er beslist geen tweede in alle eindeloze hemelen! Ach, wat een onbeschrijflijke zachtmoedigheid straalt er vanuit zijn hele wezen. Ach, hoe meer hij dichterbij komt, des te beminnelijker wordt hij. O vergeef ons, als wij je moeten zeggen, dat jullie, ook als kinderen van de Allerhoogste, toch bijna lege schaduwen lijken vergeleken met hem. Ach, hoe dichter hij bij ons komt, des te helderder wordt het in ons hart, zodat men van geen enkel wezen méér zou kunnen houden dan van hem!
Hoofdstuk 143: Medelijden van de drie zonnedochters met de flauwgevallen nonnen - Hun opwekking door de Heer - Het gesprek van Johannes en Martinus met de zonnedochters over de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Ze zijn nu weliswaar zo goed als dood. Want nu werd hun de valse liefde afgenomen, die zij tot nu toe in hun leven verreweg belangrijker vonden dan de liefde tot God, de eeuwige Heer van alle heerlijkheid en alle leven. Maar zie, daar vanuit de achterhoede van dit grote gezelschap komt juist een man, een vader tussen twee dochters in, hier naar toe. Deze zal degenen die nu dood lijken te zijn op het juiste moment weer tot het leven terugroepen en voor jullie ogen zal zich daardoor Gods heerlijkheid openbaren. Wees dus niet ongerust; want wat dezen is overkomen is een heilzame daad voor hun hart, dat nog heel ijdel was.
Hoofdstuk 143: Medelijden van de drie zonnedochters met de flauwgevallen nonnen - Hun opwekking door de Heer - Het gesprek van Johannes en Martinus met de zonnedochters over de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355  ...