Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 342 van 1112

...  330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355  ...
[3] En kijk, zo heeft God het speciaal bij de mensen heel wijs geregeld, dat Hij de aardse goederen zeer ongelijk verdeeld en hun ook zeer verschillende talenten en bekwaamheden heeft gegeven! Daardoor is de ene mens onmisbaar voor de andere. De rijke is gewoonlijk niet erg geneigd om het zwaardere en toch noodzakelijke werk zelf aan te pakken, maar hij heeft er plezier in om alles volgens zijn kennis en zijn opgedane ervaringen te regelen en zijp knechten en dienstmaagden op te dragen wat zij moeten doen. Die steken dan de handen uit de mouwen en werken en dienen de rijke gewillig voor het bedongen loon. En opdat zij zich eventueel uit lust tot eigen rijkdom en een luxueus leven niet aan een rijke werkgever zullen vergrijpen, wordt deze zowel door de wereldse als door de goddelijke wetten beschermd, weliswaar slechts tot een bepaalde hoogte, waarboven ook voor de rijken heel strenge en wijze wetten zijn gegeven.
Hoofdstuk 37: Armoede en rijkdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Helias zei: 'O Heer en Meester in Uw geest van eeuwigheid! Wat moet ik, arm meisje, nog meer zeggen? Want met U over goddelijke zaken spreken, komt me nu net zo voor als wanneer een onnozele dwaas zich zou voornemen om met een eetlepel de hele onmetelijke zee in een emmer te scheppen. Alles wat U zegt, o Heer, is waarheid; maar alle mensen bij elkaar weten totaal niets. Mijn kritiek op het laatste gebod leek mij zo juist als de meest onomstotelijke waarheid van de hele wereld, en wat is er nu van mijn kritiek op de wet overgebleven? Niet alleen helemaal niets, maar een uitspraak waarover men zich een hele eeuwigheid lang zou kunnen schamen, dat men zo dom was om het uit te spreken en daardoor ook zijn eigen domheid pas echt voor iedereen duidelijk zichtbaar heeft gemaakt. Heer en Meester, werkelijk, ik ben nu in hoge mate ontevreden over mijzelf en ik heb er diep berouw over dat ik het ooit heb durven wagen mij in een woordenwisseling met U in te laten! Wat zullen nu alle hier verzamelde wijze mannen van zo'n eigenzinnig en ingebeeld meisje denken? O Heer en Meester, ik begin me nu ontzettend te schamen!'
Hoofdstuk 38: Over menselijke kritiek. De raad van de Heer om zich van alle twijfel te ontdoen. Het innerlijke omgaan met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Nu weetje, Helias, watje moet doen als je nog meer licht wilt hebben, want Ik moet nu iets anders doen, daar de zon nog maar ruim een half uur aan de hemel zal blijven. Dan komen na zonsondergang de vele uitheemse gasten, die buiten onder de tent hun avondmaal tot zich zullen nemen en dan is er voor Mij geen tijd om buiten tussen de wereldse mensen rond te lopen, maar Ik wil dan* (* 'Ik wil dan' is toegevoegd ) weer hier in jullie midden zijn. Maar als de vreemdelingen na het avondmaal weer naar hun hutten gaan, zullen wij ons gezamenlijk naar buiten begeven, en zullen jullie allen daar wonderbaarlijke dingen beleven. Blijf nu dus hier en sterk elkaars geest tot Ik weer bij jullie terugkom!'
Hoofdstuk 38: Over menselijke kritiek. De raad van de Heer om zich van alle twijfel te ontdoen. Het innerlijke omgaan met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei: 'Dat is werkelijk heel loffelijk van je, maar je kunt ook zonder Mijn persoonlijke aanwezigheid steeds heel dicht bij Mij zijn, als je in je hart maar dicht bij Mij bent! Zie, in Genezareth bevindt zich ook een heel lieflijk meisje, dat Jarah heet; zij heeft Mij als persoon al bijna een heel jaar niet meer gezien en toch is zij in haar hart nog veel dichter bij Mij dan jij nu! Ik kan ieder ogenblik met haar spreken en zij hoort elk van Mijn woorden heel precies in haar hart en richt zich daar strikt naar. Doe jij hetzelfde, dan zul jij je ook net als die Jarah steeds zeer dicht bij Mij bevinden, ook wanneer Ik niet meer in dit lichaam en vlees op deze aarde zal rondlopen! Begrijp dat en richt je leven daarnaar in, dan zul je het eeuwige leven in je hebben!'
Hoofdstuk 38: Over menselijke kritiek. De raad van de Heer om zich van alle twijfel te ontdoen. Het innerlijke omgaan met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Lazarus en ook Agricola verbaasden zich over de grote beslistheid waarmee ze deze toespraak tot Mij en ten dele tot de slavenhandelaar Hibram richtten, want Ik gaf die twee de gave om de taal van deze kinderen uit het Noorden te verstaan, alsook om met hen te spreken, omdat dit hoogst noodzakelijk was, opdat speciaal de Romein zich beter voor hen verstaanbaar kon maken. Ik had ook deze jongeren die gave kunnen geven, maar dat zou niet zo goed voor hen geweest zijn, want als zij de taal beter zouden verstaan, zouden zij ook eerder en vollediger kennis van alle mogelijke ontaardingen, ondeugden, zonden en slechte gewoonten gekregen hebben. Wanneer zij echter de hun nog vreemde taal van de Romeinen pas langzamerhand zouden leren, dan zouden zij voorlopig door de Romein, die uiteindelijk toch alle jongeren mee naar Rome nam en er voor Lazarus niet één achterliet, in hun taal in Mijn leer worden onderwezen, die hun dan een voortdurende bescherming zou geven tegen de dwaasheden van Rome; en alles was dus goed zoals Ik deze zaak had geregeld.
Hoofdstuk 39: De opvattingen van de jonge slaaf De toekomst van Rusland. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Toen deze jongeren een goed.gesprek met ons hadden gehad en ook Hibram hun de plechtige verzekering gaf dat hij thuis uitstekend voor hun achtergebleven vrienden zou zorgen en dat hij in het vervolg ook geen mensenhandel meer zou drijven, voor welke belofte alle Jongeren, zowel de jongens als de meisjes, zich heel dankbaar toonden, zei Ik, dat zij nu allen met ons mee naar buiten moesten gaan, wat hun veel plezier deed.
Hoofdstuk 39: De opvattingen van de jonge slaaf De toekomst van Rusland. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Want ik denk dat de goede God veel machtiger is dan de boze, die het water wel kan doden en tot steen maken, maar het zelf niet weer vloeibaar en levend kan maken. Hier hebt u de goede en machtigste God gevonden; neem Hem mee in uw hart en offer aan Hem alleen, dan zal Hij ons grote land vast ook zegenen! Als u thuis echter weer aan de boze god offert, zal ons land nooit zo worden als dit mooie, warme land.'
Hoofdstuk 39: De opvattingen van de jonge slaaf De toekomst van Rusland. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Allen bevestigden dat en beloofden zich eraan te houden.
Hoofdstuk 39: De opvattingen van de jonge slaaf De toekomst van Rusland. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Omdat deze vraag hem een beetje verraste, antwoordde Lazarus voorshands alleen maar dat de geëerde gast zich nu maar naar de dichtstbijzijnde tent moest begeven om te eten en te drinken, dan zou hij hem daarna wel, als hij daar nog op stond, de nodige opheldering geven.
Hoofdstuk 40: Lazarus en Raphaël bedienen de vreemdelingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Maar nu kwam het moment dat de gasten helemaal verzadigd waren, hun rekening betaalden en zich gereed maakten om naar de stad te gaan, waar zij gewoonlijk in hun kramen de nacht doorbrachten.
Hoofdstuk 40: Lazarus en Raphaël bedienen de vreemdelingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] En een van de jongeren die bijzonder begaafd was wat het denken en het spreken betreft, zei: 'Waarlijk, in dit land dat werkelijk zo mooi en warm is, moeten de mensen veel dichter bij de goede God staan dan waar wij geboren zijn, want daar is het maar korte tijd warm en daarna een lange tijd erg koud, zodat het water van louter kou tot steen wordt en het hele land ziet er erg triest uit! Daarom staan de mensen daar ook dichter bij de boze god en zijn daarom ook boos en slecht. Want daar hebben de mensen elkaar niet lief en iedereen streeft er alleen maar naar hoe hij zijn medemensen kwaad kan doen. De sterkste is daar een verschrikkelijke heerser voor de andere zwakke mensen en dwingt hen om zonder loon de zwaarste diensten voor hem te verrichten -dat moet daar echt de boze god veroorzaken! En u, Hibram, bent daar ook zo'n sterke heer; laat daarom in de toekomst als u thuis bent uw hart en uw verstand toch niet meer door de boze god gevangennemen en breng hem geen offers meer, maar offer aan de goede God van dit land, dan zal ook ons land zo mooi en warm worden als dit nu is.
Hoofdstuk 39: De opvattingen van de jonge slaaf De toekomst van Rusland. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik zei: 'Waarom zou Ik dat doen! Ik heb in alle eeuwigheid nog nooit een wezen gestraft, tenzij het zichzelf heeft gestraft - des te minder zal ik jou ooit straffen voor je goede en edele hart. Integendeel, Ik zegje: Je zult binnen zeven jaar naar je land terugkeren en Ik zal uit jouw lendenen een geslacht verwekken dat de uitgestrekte landen van het Noorden meer dan duizend jaar in Mijn naam zal regeren en leiden. Maar je latere nakomelingen zullen de heerschappij niet behouden, omdat zij ruw en zeer heerszuchtig worden. Alleen, daar hoef jij je niets van aan te trekken, want Ik zal daar altijd bestuurders kiezen zoals Ik ze precies zal kunnen gebruiken. Het rijk zal steeds met geringe wijzigingen hetzelfde blijven; maar in later tijden zullen de bestuurders zich niet in Azië, maar in Europa vestigen. Wees daarom allen bijzonder vlijtig en leer al het goede en ware en verplant Mijn licht ook naar het zeer duistere Noorden!
Hoofdstuk 39: De opvattingen van de jonge slaaf De toekomst van Rusland. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Na deze woorden van Lazarus richtte de Griek zich tot de jongen (Rafaël) en zei: Beste jongen, de waard heeft ons met onze vraag naar jou verwezen, jij zou ons wel een goed antwoord kunnen geven! Waarover het gaat, heb je al gehoord en daarom kun je wel meteen beginnen te spreken!'
Hoofdstuk 41: Raphaël en de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] De engel zei: 'Nu vertel ik jou en ieder van jullie nog minder over ons kookgeheim dan eerst, want nu benje zelfs wat grof geworden en met grofheid is er bij ons goden al helemaal niets te bereiken! Want jullie mensen moeten zich naar ons en wij niet naar jullie richten, omdat wij zonder jullie heel goed kunnen leven en eeuwig bestaan, maar jullie zonder ons nooit. Hebben jullie dit ook weer begrepen?'
Hoofdstuk 41: Raphaël en de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De Griek zei: 'O ja, maar al te goed, en het is ons nu duidelijk geworden dat speciaal jij als baardeloze jongen een heel vreemde snuiter bent! Maar als jij je zo laat voorstaan op je goddelijkheid, geef ons daar dan eens een bewijs van, dan zullen we ook met zekerheid weten wat wij ten opzichte van jou moeten doen! Want met woorden alleen kan iemand die een mens schijnt te zijn, zich tegenover ons, mensen, nooit of te nimmer als een god manifesteren, maar alleen door een daad die, volgens het getuigenis van alle mensen die in allerlei kunsten en wetenschappen onderlegd zijn, niet anders aangemerkt kan worden dan als een daad die alleen aan een god mogelijk is. Heb je, als jongen die als een god vereerd wil worden, ook dat begrepen?'
Hoofdstuk 41: Raphaël en de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  330 - 331 - 332 - 333 - 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355  ...