17481 resultaten - Pagina 346 van 1166
... 334 - 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 ...
[6] Ja, Mijn geliefden, dat is een heel belangrijke vraag! Maar ten dele heb Ik deze met jullie, Mijn oude leerlingen, bij de oude Marcus in Caesarea Philippi al besproken, en jullie weten daar nog veel van; jullie weten echter nog niet volledig waarom uit de oneindige loop der tijden juist deze periode genomen werd om de menselijke schepselen van nu af aan voor eeuwig de volledige gelijkheid aan God te geven.Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Er werden volkeren van hen afgescheiden en naar verre landen gebracht, waarvan de nakomelingen nog heden ten dage leven en de oude leer nog hebben, hoewel die helaas niet meer zuiver is. Maar dat hielp allemaal niet. Zij werden weer machtig, met name de Hanochieten, wier stad tenslotte veel groter was dan het hele, grote, beloofde land. Zij onderwierpen tenslotte de kinderen van de hoogte, behalve de familie van Noach, die als enige God nog volledig trouw bleef.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Uit Mijn in het kort weergegeven, maar ware beschrijving van die mensen uit de tijd voor Noach blijkt wel dat zij niet onkundig waren van God, maar zich slechts boven Hem wilden verheffen, en die omstandigheid bewijst juist dat zij Hem wel kenden.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Maar uit die wijsheid blijkt immers toch ook weer duidelijk dat het levende geloof in God geen eenvoudige zaak is. Hoe het er echter in de tempel met het geloof aan een God voorstaat, weten jullie zelf maar al te goed, en daar hoeft verder geen woord meer over gezegd te worden. Want waar men er geen gewetenszaak van maakt de geboden van God naast zich neer te leggen en daarvoor in de plaats wereldse voorschriften als heilig en van God gegeven in te stellen, daar is alle geloof aan een waarachtige God volledig verdwenen. Zo ziet het geloof in God er nu bij de joden uit! En vraagje nu tenslotte eens zelf af, hoe sterk jullie eigen geloof in een ware God was! Voor je bij Mij kwam zochten jullie nog iets goddelijks in de tempel en kwam je diens instellingen zoveel mogelijk na, -maar aan het echte bestaan van een God twijfelden jullie zelf, en jullie geloof was alleen maar een reeds vanaf de wieg aangenomen gewoonte, die jullie heel moeilijk af hadden kunnen leggen, omdat jullie daarvoor in de plaats niets beters wisten te vinden en jullie oude gewoontegeloof een deel van je levenswijze was geworden. Daarom stelde dan ook jullie geloof zo goed als niets voor .
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen zei DE WAARD: 'Ik heb weliswaar ook al over vele zaken uit Uw mond onderricht ontvangen, maar toch spelen er nog verscheidene belangrijke vragen door mijn hoofd. Eén daarvan lijkt mij van groot belang voor het leven te zijn, en als U het daarmee eens bent, zou ik die vraag wel graag door U beantwoord willen zien!'
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] DE WAARD zei: 'O ja, maar al te goed heb ik U begrepen, en ik zeg nu met de Romeinen: Hinc ergo illae lacrimae!* (*daarom dus die tranen) Ja, ja, Heer, Alwetende, mijn jeugdzonden hebben veel van de levenskracht van mijn ziel verbruikt, en nu ik ouder ben geworden, merk ik heel sterk dat ze afgenomen zijn. Het is alleen maar de vraag hoe dat nu weer enigermate te herstellen is.'
Hoofdstuk 68: De oorzaak van de vrees voor de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] En zie, zo gaat het nu ook met het hemelrijk op deze aarde! Ik Zelf ben de zaaier, en Mijn woord is het goede zaad, waaruit voor ieder als vrucht het hemelrijk moet groeien. Waar het in goede aarde zal vallen, daar zal het ook een honderdvoudige vrucht voortbrengen; maar als het op de wegen van deze wereld zal vallen of op de stenen of tussen de doornen en het wilde struikgewas, zal het geen vrucht dragen. Onder de mensen die Ik met de weg vergeleek, moeten de eigenlijke wereldse mensen verstaan worden, zoals wij er vandaag een aantal bij onze waard gezien hebben. De wandelaars op de weg die het zaad vertrappen, zijn hun inspanningen voor de handel en de winst, en hun naar alle richtingen
Hoofdstuk 65: De leiding aan gene zijde van de mensen die vóór Jezus leefden. Het hemelrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Toen kwam DE WAARD bij ons en vertelde: 'De overste van de synagoge in Kapérnaum heeft mensen gestuurd voor de tiende van de vissen, maar omdat hij gehoord heeft dat ik een rijke vangst had en hem dat niet heb gemeld, moet ik hem nu als welverdiende straf de drievoudige tiende van de edelvissen geven. Het is maar goed dat hij niet weet dát ze op de avond van een sabbat gevangen zijn; als men hem dat verraden zou hebben, zou hij waarschijnlijk al mijn vissen afnemen! Jammer, dat de vroegere overste weggegaan is, -dat was een heel goede man; maar deze is voor ons een ware plaag en hij behandelt de mensen bijna alsof ze allemaal zijn eigen slaven zijn! O Heer, zou er aan dit kwaad niets te doen zijn?'
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Toen hij het monster zag, week DE OVERSTE zo snel mogelijk terug en zei: 'Dit monster heeft in mijn plaats de tiende al genomen! Ik had wel erg graag een paar stukken van die edelvissen op mijn tafel gezien, maar omdat er niets meer is, moet het natuurlijk ook zo in orde zijn. Waar niets is, is ook geen wet en geen recht, en dus zijn we weer goede vrienden; als je echter toch weer eens zo'n edelvis vangt, stuur mij dan tegen betaling wat toe! Want als je minder dan tien vissen vangt, hoef je toch al geen tiende te betalen. Maar nu maken we meteen dat we zo ver mogelijk van de zee vandaan komen; want het ondier zou wel eens het land op kunnen komen en ons allen als vliegen weghappen! Het heeft een bek om huizen mee te verslinden!'
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Ik ben zoveel mogelijk toch nog een van degenen die redelijk trouw zijn aan de instellingen van Mozes, en ik ben wat betreft geestelijke zaken steeds het liefst en het meest met de belangrijkste wijze mensen van alle nationaliteiten omgegaan, en zij wisten uiteindelijk geen van allen over het betreffende onderwerp iets meer te zeggen dan ikzelf. De Romeinen zeggen, en met hen ook de Grieken: 'Dat is nu juist de noodlottige sluier van Isis, die tot op heden nog door geen sterveling is opgelicht! ' Ja, dat is heel mooi gezegd, en er zit ook veel waarheid in; maar daar hebben we jammer genoeg niets aan! Want een dode voelt, hoort en ziet niets meer, en wij, die nog aan dit leven knagen als wormen aan een verrot stuk hout, zien, horen en voelen van de gestorvene ook niets anders meer dan zijn dode, stinkende lichaam, dat weinige jaren later tot stof en as wordt. Dus, Heer en Meester, U, die het leven zelfbent volgens Uw leer, geef mij, en eigenlijk ons allen, daarover een duidelijke uitleg, wat ik U smeken mag! Want waarlijk, met de duistere gedachte aan de dood, aan het graf en aan de vernietiging wil ik niet graag nog een jaar leven!'
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Waar Ik echter eenmaal ingetrokken ben, is ook de volledige vergeving van alle zonden, en het licht en het eeuwige leven zelf ingetrokken. Ik kan je daarom zeggen dat jouw huis en jou zelf nu een groot heil is overkomen, en de gevolgen zullen je dat beter duidelijk maken dan Ik nu Zelf; want Ik heb je nu de leer en de belofte gegeven, maar pas in de vervulling daarvan zul je de volledige waarheid in jezelf ontdekken.'
Hoofdstuk 68: De oorzaak van de vrees voor de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Waarlijk, Ik zeg je: Wie Mijn woord hoort, het als waarheid aanneemt en er getrouw naar leeft en handelt, zal voortaan geen dood meer voelen noch smaken! Maar wie Mij slechts als een redelijk goede buit naast het wereldse gelijktijdig binnen wil halen, zal tot aan zijn einde in deze wereld weinig geestelijke levenstroost in zichzelf bespeuren, en in het hiernamaals zal dan pas duidelijk worden wat bij hem meer gewicht had. Want wie meer van het wereldse in zich heeft, zal erg veel moeite hebben om zelfs maar het evenwicht tot stand te brengen, en het zal nog heel lang duren voordat Ik Zelf in zijn huis te gast zal zijn en bij hem zal uitrusten.
Hoofdstuk 69: De goddelijke liefde, haar zorg en wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Maar jij, die dat nu weet, heb goede moed, bedenk datje met één slag geen volgroeide boom omhakt, dan zul je rust vinden in je hart. Je hoeft van nu af aan slechts volgens Mijn woord te handelen, en het andere wat je zoekt, zal je er dan op de juiste tijd bij gegeven worden.
Hoofdstuk 69: De goddelijke liefde, haar zorg en wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Maak je ook niet te veel zorgen over je huis en watje gezin zal eten en drinken; want dat doen alleen de wereldse mensen en de heidenen, die van God en respectievelijk van Mij niets afweten! Zoek volgens Mijn woord alleen maar het rijk van God en zijn lichtende gerechtigheid, die vooral bestaat uit de liefde tot God en de naaste, dan zal al het andere je helemaal voor niets erbij gegeven worden!
Hoofdstuk 69: De goddelijke liefde, haar zorg en wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] En dat is ook hier het geval. Alles hangt van de ernstige wil van de mens af; als hij zich serieus verbetert en in vol vertrouwen God, altijd in Mijn naam, smeekt om iets waars en goeds, zal het hem gegeven worden naar de maat van zijn reële verbetering en van zijn geloof en vertrouwen. En je kunt nu met deze waarachtige belofte van Mij dan ook volkomen tevreden zijn.
Hoofdstuk 69: De goddelijke liefde, haar zorg en wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)