Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 347 van 1088

...  335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360  ...
[10] Maar laten we daar niet over spreken; want Ik ben niet in deze wereld gekomen om te richten, maar om iedereen zalig en levend te maken die in Mij gelooft en volgens Mijn leer leeft. Maar eens zullen er toch velen zijn, die 'Heer, Heer!' tot Mij zullen roepen; maar Ik zal in hun hart tegen hen zeggen: 'Vreemdelingen, wat roepen jullie toch? Ik ken jullie niet! Als jullie wisten dat Ik de Heer ben, en Mijn wil kenden -waarom handelden jullie daar dan niet naar?'
Hoofdstuk 140: De bestemming van de mens Het doel van de menswording van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Jullie zijn immers zelf alleen puur liefde uit God en in God, en jullie bestaan is immers in zichzelf door de wil van Gods liefde alleen maar belichaamde liefde van God! En als dat onweerlegbaar zo is, hoe kan het voor jullie dan zo wonderlijk zijn dat Gods liefde voor jullie zo groot is, dat Hij Zelf in de gedaante van een mens naar jullie is toegekomen en jullie nu de wegen leert kennen naar het vrije, als het ware uit jullie zelf voortkomende aan God gelijke zelfstandige leven? Zijn jullie dan niet Gods werken?Ja, dat zijn jullie zeker!
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ik ben Zelf van gans er harte deemoedig en zachtmoedig, en Mijn geduld kent geen grenzen; maar jullie zullen bij Mij nog nooit hebben meegemaakt dat Ik Mij ooit Zelf ten overstaan van de mensen veracht heb. Wie zichzelf niet terecht ziet als een werk van God, kan zijn naaste en ook God niet naar waarheid achten, maar alleen om een totaal verkeerde reden.
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Zie nu eens! Ik alleen ben de Heer van eeuwigheid, - hoe ben Ik dan nu temidden van jullie? Kijk, Ik noem jullie kinderen, vrienden en broeders, en wat jullie voor Mij zijn, daartoe is ieder mens bestemd en daarbij is niemand meer of minder dan de ander! Want ieder mens is Mijn voleindigde werk, dat zich als zodanig ook moet leren kennen en naar waarde schatten, maar zich niet helemaal moet miskennen en minder achten dan wat voor gedrocht dan ook; want wie zichzelf, een duidelijk te herkennen werk van Mij, veracht, veracht noodzakelijkerwijs immers ook Mij, de Meester. En waarvoor zou dat goed zijn?
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Als iemand zich ervan bewust is dat hij gezondigd heeft, moet hij tot een vergelijk komen met degene tegen wie hij gezondigd heeft, en in het vervolg niet weer zondigen, dan zullen zijn zonden hem ook vergeven worden; maar door op een bepaalde manier te bidden, zich te kastijden en te vasten worden aan niemand de zonden kwijtgescholden, zolang hij zelf niet ophoudt te zondigen.
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: "We gaan nu allemaal naar buiten, en zullen op de heuvel een plek zoeken die van hier af in de richting van de morgen ligt; daar zullen wij vandaag nog dingen beleven en meemaken, die voor ons, mensen van deze aarde, buitengewoon zijn.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik vraag daarom nog eens, wat daar op een goede manier aan te doen is. Moet ik misschien helemaal niet op de beide Farizeeën wachten en met U de heuvel opgaan, of moet ik hier blijven om te weten te komen wat de reden van hun komst is? Dat laatste lijkt mij echter niet nodig; want aan U, o Heer, is immers alles bekend en U weet dus ook wat die beide Farizeeën vanmiddag naar mij voert. Mocht het om iets onbelangrijks gaan, dan zou ik de twee Farizeeën laten komen -en ook weer laten vertrekken! Gaat het echter over iets wat op U betrekking heeft, dan zou het toch weer goed zijn om thuis te blijven. - Wat zegt U, o Heer en Meester, daarvan?'
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ik zei: 'Je gaat met ons mee; die beide Farizeeën zullen wel horen waar wij heengegaan zijn en ons dan meteen achternakomen! Ter plaatse zullen ze wel ervaren hoe het met datgene wat op Mij betrekking heeft, staat; want Ik wil juist dat zij zien wat er buiten op de heuvel allemaal gebeurt, en hun lippen zullen op een heel bijzondere manier verzegeld worden. Ikzelf zal daar weinig of niets doen en Ik zal de beiden alleen door de hun reeds bekende Romeinen, door Rafaël en door de zeven mannen uit Opper-Egypte laten bewerken, en het tweetal zal zwijgen als het graf. Mij zullen zij echter niet herkennen en zij zullen ook weinig naar Mij vragen; want temidden van een paar honderd mensen is iemand niet zo snel te vinden.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Je hoeft thuis bij je huisgenoten niet eens een bericht achter te laten waar je heengegaan bent; zij zullen in dit dorp heel snel van de kinderen, knechten en meisjes horen waar je naartoe bent gegaan en ze zullen je al gauw op de hielen zitten. Maar je hoeft absoluut geen angst voor hen te hebben; zij zullen je echt niet verraden! Aan degenen die in Mijn plaats zullen spreken en handelen, zal wel ingegeven worden wat zij moeten zeggen en wat ze moeten doen, laat nu dus alle vrees en zorg varen en ga welgemoed met ons mee naar de mooie heuvel, die Ik daarnet heb aangegeven!'
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Nadat Nikodemus dat van Mij gehoord had, klaarde zijn gezicht op en gaf hij zijn mensen opdracht om over ongeveer drie uur voldoende brood en wijn naar boven te brengen.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ik zei: 'Ook die gaan met ons mee naar de heuvel; want Ik wil dat deze jongeren nu ook hogere ervaringen op zullen doen, dus moeten zij ons ordelijk volgen!'
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Toen was alles gereed voor het vertrek en wij stonden op en gingen, slechts door enkele kinderen opgemerkt, naar buiten en naar de genoemde plek, die wij al gauw bereikten omdat die niet ver van het plaatsje aflag.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De heuvel was in totaal slechts ongeveer dertig manshoogten hoger dan het gehucht Emmaüs en had bovenop een grote, open plek, die rijkelijk met gras begroeid en in noordelijke richting enigszins bebost was. Vrijwel in het midden van de open ruimte bovenop de heuvel verhieven zich enkele rotsblokken boven de grasbodem, die één tot twee manslengten hoog en van alle kanten goed te beklimmen waren. Bovenop deze rotspartij had Nikodemus een naar de smaak van die tijd en die plaats heel sierlijke, ruime hut laten bouwen, van waaruit men net als op de Olijfberg een heel mooi vergezicht had.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik betrok weldra met sommigen van Mijn leerlingen de genoemde hut, die naar alle kanten vrij uitzicht gaf; alle anderen legerden zich om de rotspartij en letten goed op alles wat er eventueel zou of kon gebeuren, of wat Ik eventueel zou doen of zeggen.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Daarop ging Nikodemus weer naar zijn plaats, die hij met Jozef van Arimatea, Lazarus, de Romeinen, Rafaël en de zeven mannen uit OpperEgypte deelde, en wachtte op de aangekondigde mensen, die nu ook al in een grimmige stemming op het vlakke deel van de heuvel arriveerden.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360  ...