10915 resultaten - Pagina 347 van 728
... 335 - 336 - 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 ...
[5] Enigszins verlegen zei de waard: 'Mijne heren, geloof het of niet - maar ik spreek eerlijk de waarheid als ik zeg: uit de waterkelder van mijn huis! Deze heren gasten vroegen om water in plaats van melk, ik heb het uit mijn waterkelder gehaald en met mijn eigen handen op tafel gezet, en niemand heeft de kruik aangeraakt voordat ik mijn beker uit deze kruik volgeschonken had; toen ik echter de beker aan mijn mond zette, was de inhoud ervan geen water, maar, zoals jullie zelf geproefd hebben, de allerbeste en duurste Cypruswijn. Jullie weten dat ik niet in wonderen geloof maar dit beschouw ik als een volmaakt wonder!'Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] Wij weten echter hoe de Essenen hun wonderen doen en hebben zelf in het geheim het een en ander van hen geleerd, en daarom hebben wij nooit welwillend en vriendelijk tegenover Uw wonderen kunnen staan, omdat wij ook bij hen soortgelijke dingen hebben gezien. Want in onze -zogezegd blinde woede hebben wij nooit de tijd willen nemen om Uw daden en die van de Essenen kritisch te vergelijken, en ik beken eerlijk dat mij hier in deze oude heidense stad voor het eerst een echt licht over U is opgegaan.
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] In deze dagen moet het hemelrijk echter groot geweld worden aangedaan; wie het niet met geweld naar zich toetrekt, zal het niet in bezit nemen.
Hoofdstuk 167: De voorspelling van de Heer aan Barnabas - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Nu stond ook de opperstadsrechter, die naast Mij aan onze tafel zat, op en zei: 'Heer en Meester, U weet dat ik een Romein ben die goed thuis is in alle wetenschappen, anders had men mij niet aangesteld als opperstadsrechter van een van de grootste gemeenschappen op het Haurangebergte. Omdat ik mij echter al van kind af aan op allerlei kennis en wetenschap heb moeten toeleggen, om na het afleggen van strenge examens te kunnen worden wat ik nu ben en nog steeds meer kan worden. Het is dus in zekere zin vanzelfsprekend dat ik reeds in mijn vroegste jeugd de volstrekte leegheid en betekenisloosheid van ons afgodendom voldoende heb leren kennen en verachten, en een wijs man, of het nu een Griek of een Romein was, was mij duizend keer liever dan al onze Egyptische, Griekse en Romeinse halfgoden en goden.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Maar deze grote, door iedereen hooggewaardeerde mannen zijn overeenkomstig de wereldse natuurwetten gestorven, en na hun lichamelijke dood hebben ze nooit ook maar het minste teken gegeven dat wat zij hebben geleerd en beweerd, waar is! Ieder uur van de dag doen zich echter aan ieder mens des te meer en sprekender bewijzen voor dat het leven van de ziel niet voortbestaat na de dood van haar lichaam; want wat wij zien, bestaat slechts een bepaalde tijd; wat langer of korter, dat is in feite om het even.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Daar wilde ik echter geen genoegen mee nemen, en ik verschafte mijzelf de boeken van de Joden, las ze met grote aandacht door, en ik moet eerlijk bekennen dat ze mij te geheimzinnig en onbegrijpelijk voorkwamen. Het beste eraan was nog dat daarin van slechts één God sprake is, die zeer goed en rechtvaardig is; maar verschillende dreigementen met aan gene zijde te verwachten eeuwige straffen ontbreken daar evenmin als in de oeroude mythenleer van de Egyptenaren, Grieken en Romeinen. Ik legde de boeken dus aan de kant en zei: jullie zijn evenzeer een werk van zwakke mensen van deze aarde als onze afgoden, goden en de vele boeken over hen, waarvan de grote bibliotheek in Alexandrië er heel veel bezit.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Maar nee, de mens bereikt weliswaar na ongeveer dertig of hoogstens veertig jaar wel een daarop lijkend standpunt, als zijn oorspronkelijke levenskrachten daar tenminste op ingesteld zijn -wat echter tot de zeldzaamheden behoort, omdat vrijwel de meeste mensen gelukkig reeds als kind weer daarheen terugkeren waar ze vandaan zijn gekomen. De mens, die in alle opzichten sterk is geworden, begint echter spoedig na dat hoogste punt van zijn leven min of meer ziekelijk te worden, en als hij het geluk heeft om wellicht zeventig, tachtig of negentig jaar oud te worden, dan is hij daarom niet te benijden; want zo'n ouderdom is geen leven meer, maar enkel een steeds gecompliceerdere ziekte, die hem net als ieder ander mens langzamerhand naar de dood en het niet-bestaan voert.
Hoofdstuk 169: De materialistische kritiek van de opperstadsrechter op de ontwikkeling van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Naar de schijn te oordelen - die echter altijd bedriegt - zou je natuurlijk wel gelijk hebben, maar wat de innerlijke levenswaarheid betreft absoluut niet; want alles wat jij op de wereld al als levend waarneemt, is in de sfeer van zijn leven duizendmaal onverwoestbaarder dan alles wat jij je als onverwoestbaar kun voorstellen.
Hoofdstuk 170: De Heer stelt aan de opperstadsrechter enkele vragen die tot nadenken stemmen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Je zegt: ' Absoluut niet! Krachten ziet en voelt men wel altijd werken maar ze zelf zien, dat is nog niemand gelukt. Wij zien wel dat grote stormen en orkanen groot geweld uitoefenen -maar waaruit de kracht en dat geweld bestaan, dat weten we niet. En ook moet een bepaalde kracht ons mensen aan de bodem van de aarde ketenen, anders zouden we ons immers wel vrij in de lucht kunnen verheffen wanneer we maar zouden willen -wat echter niet het geval is, zoals de dagelijkse ervaring ons leert. Deze kracht werkt aan één stuk door; maar geen menselijk oog heeft ooit gezien hoe die eruit ziet en hoe die werkt.'
Hoofdstuk 171: Over het werken van krachten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Als Hij echter een levensmachine schept met als enig doel dat een vonk van Zijn oerleven zich daarin sterker en steviger maakt om tot een eigen godgelijke vrijheid en zelfstandigheid te komen, daarna de levensmachine aflegt en zich door de liefde en wijsheid daarin volkomen verenigt, dan gaat daardoor niet alleen niets van het oerscheppende fundamentele leven verloren, maar de Schepper en het schepsel winnen daardoor oneindig veel, wat voor jou nu natuurlijk niet te begrijpen is.
Hoofdstuk 171: Over het werken van krachten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Wanneer je echter in jouw ziel in de ware geest Gods wedergeboren zult zijn, zal het je duidelijk worden hoe de Liefde Gods door de liefde van Haar kinderen voor Haar steeds machtiger in Zichzelf wordt, evenals de Liefde Gods in de kinderen.
Hoofdstuk 171: Over het werken van krachten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Dan zoekt ze evenwel de geest in haar huis, die haar door af en toe lawaai te maken bij zich in huis wilde roepen; maar dikwijls hoorde ze dat lawaai niet door het wereldse tumult. Af en toe wierp ze wel een vluchtige blik in het inwendige van haar huis, waar ze echter maar weinig en onbetrouwbare dingen zag. Dan keerde ze zich na zo'n klein onderzoek al gauw weer naar buiten, waar het haar beter beviel dan in de donkere vertrekken van haar huis, waarin ze niets duidelijks meer kon ontdekken, omdat haar gezichtsvermogen door het uiterlijke licht teveel verblind en haar innerlijke vermogen om te horen door het harde wereldse tumult te sterk verdoofd was.
Hoofdstuk 172: Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Hier en daar zijn er echter vreesachtige zielen, net als kinderen, die bang zijn voor het wereldse licht en het wereldse tumult. Die blijven dan liever thuis en houden zich bezig met wat zich in het huis bevindt. Als er nu lawaai te horen is, kunnen ze door een ruit, die niet verblind is door uiterlijk licht, heel goed van binnen naar buiten kijken en er snel en gemakkelijk achter komen wat het lawaai heeft veroorzaakt, en ze kunnen zich van veel dingen die ook in het huis gebeuren juister en eerder bewust worden dan degenen die zich buiten hun huis bevinden.
Hoofdstuk 172: Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Het slechtst zijn diegenen er voor dit korte leven aan toe, die helemaal niet geloven in een voortleven van de ziel na het afvallen van het lichaam; want het geloof, dat ze van hier hebben meegenomen, behouden ze aan gene zijde nog heel lang en ze verwachten nog altijd de eeuwige vernietiging, die echter nooit meer kan en zal volgen.
Hoofdstuk 173: Een geestverschijning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Voor mensen van jouw soort is dat inderdaad nauwelijks mogelijk, want die zijn vanaf het eerste begin te werelds ontwikkeld; ze hebben wel zoveel mogelijk hun natuurlijke gezichts- en begripsvermogen gescherpt, maar daardoor hun innerlijk geestelijk gezicht op de achtergrond geplaatst. Want het gaat hun met dat innerlijke geestelijke gezicht ongeveer zoals iemand die glazen ruiten in zijn huis heeft aangebracht. Hij bevindt zich echter buiten en hoort plotseling een hard geluid in het huis. Hij gaat dus onmiddellijk naar een venster en wil het inwendige van het huis zien; maar ondanks al zijn inspanning kan hij vrijwel niets ontdekken, want de weerspiegeling van het daglicht op de ruiten maakt dat onmogelijk. Als hij dus de oorzaak van het geluid te weten wil komen, blijft hem niets anders over dan de voordeur van het huis en alle tussendeuren open te doen en naar binnen te gaan, om te zien Wat de oorzaak van het geluid was; of hij moet een ruit kapotslaan en, als dat te weinig is, nog meerdere, om beter naar binnen te kunnen kijken naar wat het geluid heeft veroorzaakt.
Hoofdstuk 172: Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)