17481 resultaten - Pagina 349 van 1166
... 337 - 338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 ...
[8] 'Wel, allemaal handelaars! Daar zullen wij voor onze zaak weinig bereiken!', dachten de leerlingen bij zichzelf, en EEN VAN DE OUDSTE NIEUWE LEERLINGEN zei tegen Mij, toen wij aan de oever van de rivier naar de bedrijvigheid van de mensen keken: 'Heer, deze plaatsen horen toch niet meer bij Galilea en toch bent U er naartoe gereisd, hoewel U alleen maar in Galilea rond wilde trekken! Hoe kwam dat, en hoe moeten wij dat begrijpen?'Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] IK zei: 'Ik ben het! Wat wilt u van Mij en Mijn leerlingen?'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen keek DE TOLLENAAR Mij weemoedig en vriendelijk aan en zei: 'Meester en heer, zoals degenen u noemen die bij u zijn! Kijk, ik heb zelf een grote herberg, kom met mij mee met al uw metgezellen, en woon in mijn huis! Niemand van u zal iets tekort komen -ook al wilde u een vol jaar bij mij blijven -,en als u mijn zoon geneest, wil ik u ook goud en zilver geven zoveel u maar ooit zoudt willen hebben; want ik ben zeer rijk aan allerlei aardse goederen en zou voor de genezing van mijn liefste zoon graag meer dan de helft daarvan geven. Wilt u met mij naar mijn huis komen?'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen zei DE TOLLENAAR: 'Maar Heer en Meester! In mijn huis zult u allen beslist beter bediend worden dan met deze paar broden en vissen; wat u voor deze broden betaald heeft, wil ik u duizendvoudig vergoeden!'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Daarna ging DE TOLLENAAR naar zijn zoon, die reeds stervende was; maar hij zei toch tegen hem: 'Mijn zoon, deze drie dokters zullen je niet helpen, maar er zal straks een andere dokter komen die je zal helpen; want op hem vestig ik al mijn vertrouwen en mijn volle geloof.'
Hoofdstuk 83: De Heer wekt de gestorven zoon van de tollenaar op - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Ik heb noch uw buiging en nog minder uw bekentenis nodig, maar Ik doe, wat Ik doe, omdat Ik het zo doen kan en ook zo doen wil! Als Ik echter zeg dat Ik het doen kan, dan matig Ik Mij niets aan, omdat Ik het doe uit Mijn hoogst eigen kracht die in Mij is, en Ik heb daar ook geen ander middel voor nodig dan Mijn eigen, vrije wil; maar u verkondigt aan iedereen dat u de beste meesters in uw kunst bent, - en wat is het resultaat van uw grootsprekerij?
Hoofdstuk 83: De Heer wekt de gestorven zoon van de tollenaar op - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] DE TOLLENAAR zei: 'Ja, mijn zoon, bij dit nieuwe geloof van jou zullen ook ik en alle mensen van mijn huis ons getrouw aansluiten! Want alleen een God kan een volkomen dode weer in het leven terugroepen. Maar, onbekende meester en -dat zeg ik -God, die waardig is aanbeden te worden, bepaalt u nu wat ik met de drie dokters moet doen! Want hun manier om de lijdenden te helpen is beslist te slecht om hen helemaal ongestraft weg te laten gaan!'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Maar ik leg hier nu een openlijke bekentenis af en verklaar: Deze wonderbare vreemdeling is nu en voor alle toekomstige tijden de enig ware god voor mij! Hij is de Jehova van de joden en de Zeus van de Grieken, Romeinen en Egyptenaren. In hem moeten alle goden verenigd zijn. Wij hebben al vaak allerlei sprookjes horen vertellen, hoe deze of gene god in de oude tijden alleen door zijn almachtige wil iets heeft geschapen; maar wij Grieken, die ook mensen zijn, hebben nog nooit het geluk gehad zoiets met eigen ogen te zien. Hier staat echter een mens die dat kan, en hij is voor mij een ware God, wat ik nu vast geloof, en dit geloof zal ik ook gedurende mijn hele leven steeds behouden. -Wat zeggen jullie daarvan?'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] DE JONGSTE DOKTER antwoordde: ' Als ik mag, dan blijf ik, en ik weet wat ik doen zal. Samenwerken met de anderen zal ik niet meer; want zij waren de heren en ik in zekere zin slechts hun knecht, en ik moest met hen volgens hun wil en tegen mijn wil en betere weten in samenwerken. O heer, dat heeft mij heel veel droevige uren en dagen bezorgd! Maar wat wilde, wat kon ik doen? Want met die twee ruzie krijgen, betekende, dat de hele tempel in Jeruzalem mijn vijand zou worden, en die vijandschap is zoals bekend de allerergste in de wereld. Maar als ik op eigen benen sta, en wel daartoe uitgenodigd door u, als eerste bestuurder van de hele stad, dan lach ik om de vijandschap van de tempel.'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] DE TOLLENAAR zei: 'Dat U me geen onwaarheid vertelt, daar ben ik volkomen van overtuigd; want ten eerste leeft mijn zoon alleen door de macht van uw geheime levenskunst, die een gevolg van uw kennis zal zijn, en ten tweede hebben ook reeds de oude, wijze Grieken zulke leerstellingen opgesteld. Of ze echter ooit zoals u met hun geest achter het grote geheim van het leven gekomen zijn, weet ik niet en ik herinner me ook niet daar verder ooit iets over gelezen of gehoord te hebben.
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Mijn vraag aan een zo groot kunstenaar als u is wel buitengewoon vermetel, omdat iedere ware kunstenaar zijn kunst als zijn waardevolste bezit beschouwt en ook moet beschouwen, en ik ook heel goed weet dat ook de grootste kunst beduidend van haar waarde inboet als zij onder de mensen heel gewoon wordt; maar omdat uw kunst, zeker voor het betere deel van de mensheid, een eerste levensvraag is, en door haar juiste oplossing de mensheid het grootste en onschatbaarste levensgeluk beschoren zou zijn, zou ik slechts voor een paar aanwijzingen, waardoor men zeker achter dit geheim kan komen, voor het welzijn van de mensen best driekwart van mijn grootste schatten aan u willen geven. U zou daardoor beslist niets verliezen, en wij zouden daardoor iets oneindigs winnen! Wat zegt u, grote meester, op dit voorstel van mij?'
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Vriend, dat is voorlopig nog helemaal niet belangrijk! Het is voldoende dat de regels gevonden zijn, waarvan je de echtheid en volle waarheid niet kunt betwijfelen. Wie deze zal kennen en navolgen, zal de kracht van het leven in zich wakker roepen en dan door deze kracht kunnen leven en werken, en Ik zal hem door de geestelijke kracht van Mijn woorden op de jongste dag van zijn innerlijke, geestelijke wedergeboorte opwekken.
Hoofdstuk 87: De innerlijke ontwikkeling van de geestelijke mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] IK zei: 'Van allebei wat, er zit wat in! Maar wat er nu juist in zit, begrijp je niet. Watje echter denkt te begrijpen, is het niet! Want Ik kan nu net zo min uit Mijn lichaam gaan als jij; wil Ik als geest uittreden, dan moet dit lichaam eerst gedood worden. Maar de geest, die nu volkomen wakker in Mij leeft en werkt, kan in eeuwigheid niet gedood worden, maar zal eeuwig voortleven en -werken.
Hoofdstuk 87: De innerlijke ontwikkeling van de geestelijke mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] De helderheid en de lichte rijkdom van deze ware leer zul ook jij echter pas beseffen als je op deze wijze zelf het levensmeesterschap zult bereiken; want nu kun je dat nog niet volledig begrijpen, hoewel je alles wat gezegd werd heel goed in je opgenomen hebt.'
Hoofdstuk 88: De grondslagen voor de geestelijke vervolmaking. Het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Ook de leer die ze verkondigden was erg goed, en overeenkomstig het werk dat zij doen; alleen kwam daar het oude jodendom sterk bij naar voren, evenals de mij niet onbekende grond en leerstellingen van de oude joodse profetenscholen, waaruit ook heel uitzonderlijk wijze mannen, die men profeten noemde, moeten zijn voortgekomen. Of men echter zelf, door het zo mogelijk exact opvolgen van de regels die ons heel beknopt verteld zijn, in alle ernst tot het wonderbaarlijke levensmeesterschap kan komen, dat zal misschien nog niet zo eenvoudig blijken te zijn!
Hoofdstuk 89: Tweespraak tussen de dokter en de waard over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)