Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 350 van 1166

...  338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363  ...
[11] Kijk, zo luidt woord voor woord je vraag! Maar Ik kan je daarop evenmin een bevredigend antwoord geven als op je eerdere, soortgelijke vragen. Kijk, als puur mens heb Ik werkelijk precies hetzelfde moeten doen als jij; maar omdat Ik eerlijk gezegd wat Mijn innerlijke geestelijke wezen betreft iets meer dan alleen maar mens ben, wat je morgen nog vroeg genoeg zult merken, had Ik het eigenlijk moeilijker, omdat Ik als mens van deze aarde nooit een eigen wil in Mij mocht op laten komen, maar steeds heel precies de wil op moest volgen van Hem die door Mij in deze wereld wilde komen en de mensen het eeuwige leven wilde brengen en geven. Daarover zul je echter morgen van Mijn leerlingen wat meer horen. Maar voor vandaag zullen wij onze zitting sluiten en ons te ruste begeven!'
Hoofdstuk 88: De grondslagen voor de geestelijke vervolmaking. Het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Eén enkele en enige godheid, zeg maar, volledig boven alles liefhebben, is een moeilijke zaak, omdat men als volwassen denkend mens al moeilijk gelooft dat er ergens een onomstotelijk bewijs voor zo 'n god bestaat. Zijn bewijs voor het bestaan van één enkele ware god is heel goed en klinkt aannemelijk; maar daar zou je je als leerling al vanaf de wieg intensief mee bezig moeten houden, onder voortdurende begeleiding van een zeer ervaren theosoof, omdat anders niemand langs deze weg ooit tot volledige kennis van een enig ware god zou kunnen komen.
Hoofdstuk 89: Tweespraak tussen de dokter en de waard over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Eén van hen is echter door God reeds van eeuwigheid voorbestemd om de Eerste te zijn, het Leven in Zich te hebben, en het iedereen te geven die in Hem gelooft en volgens Zijn leer leeft. En deze Eerste ben Ik!
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Deze geest is wel God, maar Ik als pure mensenzoon niet; want zoals reeds gezegd, Ik heb als zodanig ook, net als ieder mens, door veel moeite en oefening Mij eerst de waardigheid van een God moeten verwerven, en kon Mij daarna pas verenigen met de geest van God. Nu ben Ik wel één met Hem in Mijn geest, maar nog niet in Mijn lichaam; maar ook daarmee zal Ik volledig één worden, echter pas na veellijden en de totale en de volkomen verdeemoedigende zelfverloochening van Mijn ziel.
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Daarop beloofden allen Mij plechtig deze leer stipt na te volgen en ernaar te handelen, en IK zei: 'Geloof en doe dat, dan zullen jullie ook op gemakkelijke en snelle wijze het meesterschap van het leven bereiken!'
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Maar DE DOKTER zei daarop: '0 Meester, ziet U eens, zowel hier in deze plaats als ook in de verre omtrek, waar altijd veel zieken zijn, ben ik nu de enige dokter! Omdat niets U onmogelijk is, zou U mij misschien wat van Uw wondergeneeskracht kunnen geven zodat ik die voor mijn zieken kan gebruiken, vooral voor de armen die geen geld hebben om dure medicijnen te kopen. ,
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei: 'Jezus is Mijn naam; leg de zieken in die naam je handen op dan zullen ze, als dat goed is voor hun zieleheil, beter worden! Maar geef de rijken zoals gewoonlijk alleen maar medicijnen; want Ik geef je deze kracht uitsluitend voor de armen!'
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Nadat Ik dat tegen de dokter gezegd had, bedankte hij Mij daarvoor en ging vervolgens meteen weg, want hij had een paar arme zieken die hij nu zonder meer wilde helpen. En hij hielp hen ook; want zij werden beter op het moment dat hij hun in Mijn naam zijn handen oplegde. Na een uur kwam hij weer terug, bedankte Mij nogmaals voor de kracht die hij had gekregen, en beschreef ons de grote verbazing van de genezen mensen, die heel verschillende kwalen gehad hadden.
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Maar nu zal ik bij mijn rijke zieken wel moeilijkheden krijgen; want deze nieuwe geneeswijze zal snel in de hele stad bekend raken, en de rijken zullen dan ook op dezelfde wijze door mij genezen willen worden. Wat moet ik tegen hen zeggen, als zij van mij verlangen om datgene te doen wat U, o Meester, mij eigenlijk verboden heeft?'
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] DE DOKTER zei: 'O beste Meester, volkomen! Maar nu heb ik nog een andere vraag, namelijk: Hoe en waarmee kan ik U daarvoor mijn dankbaarheid tonen? Ik ben weliswaar niet rijk en nu wel het allerminst, nu mijn collega's, die gisteren verdwenen zijn, mij zeker niet veel nagelaten zullen hebben; maar toch wil ik doen wat in mijn vermogen ligt! Heer en Meester, ik smeek U, vraag mij toch een of andere vergoeding of een offer!'
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] IK zei: 'Laat dat; want niemand ter wereld kan Mij iets geven wat hij niet eerst van God heeft gekregen, en dus ook jij niet! Maar leef volgens de leer die jullie allen hier gegeven werd, heb God lief boven alles en je naaste als jezelf, en houd de jou bekende geboden van Mozes en leer deze ook aan de Grieken, dan schenk je Mij het beste en waardevolste offer! En ook alle andere mensen moeten dat doen, dan zullen zij leven in de waarheid en in de genade van God, de Schepper en Vader van alle mensen!
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Als Ik van de mensen die Ik goed doe, geld zou willen aannemen, zou Ik rechtstreeks tegen Mijzelf getuigen, en zou Ik niet Diegene zijn die Ik ben; want als Ik jullie schatten uit de hemelen breng en geef, omdat Ik daartoe de macht heb, kan Ik Mij daarvoor niet met dode materie laten betalen. Jullie mensen kunnen dat echter wel met mate en doelgericht doen; want ook Mozes heeft voorgeschreven dat priesters en richters door het volk gevoed en onderhouden moeten worden, en het tiende deel van alles moeten krijgen wat geoogst wordt op de akkers en in de wijnbergen en ook van de huisdieren. Maar Ik en Mijn leerlingen zullen dat niet nodig hebben; want wie levensmeester wordt zoals Ik, zal deze middelen daarna niet voor zijn onderhoud nodig hebben. Waar zij ook heen zullen gaan, alles wat zij nodig hebben, zal hun van boven gegeven worden. Want al het goede wat jullie de Vader in de hemel in Mijn naam zullen vragen, zal Hij jullie zonder meer geven.'
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Als in latere tijden Mijn opvolgers echter net als de Farizeeën zich voor hun lessen met geld en allerlei andere zaken zullen laten betalen, dan zal de Vader in de hemel hun vragen ook absoluut niet meer inwilligen, en hen laten verzinken in allerlei zonden en ernstige kwalen. Ik geef jullie allerlei gaven voor niets, en jullie moeten deze aan de andere mensen ook weer voor niets geven. Als dokter kun jij je echter wel door de rijken laten betalen, -maar niet door de armen!
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] JORED zei: 'Meester, dat is ons nu heel duidelijk; maar wat vindt U van mijn tollenaarsbedrijf, dat ik hier op het water en op het land uitoefen? Dat heeft eigenlijk met naastenliefde maar heel weinig te maken! Opgeven kan ik het echter ook niet zo maar, omdat het een openbaar staatsbedrijf is; houd ik er mee op dan neemt een ander het over, die van de reizende handelslieden en vooral van de vreemden nog meer zal eisen dan ik, terwijl ik daarbij toch al menigeen die niets had, voor niets de tolboom heb laten passeren. Wat vindt U daarvan?'
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] DE TOLLENAAR zei: 'Nu echter nog een vraag, Heer en Meester! U weet dat wij hier voor het merendeel met Grieken samenwonen en allerlei handel drijven, soms zelfs jammer genoeg mensenhandel, zoals dat onder ons heidenen reeds van ouds her gewoonte en gebruik was. Ik heb mijn vrouwen zelfs allemaal moeten kopen! Zij waren eerst alleen maar mijn slavinnen; omdat zij echter ijverig waren en zich voor mij inspanden, gaf ik hun de vrijheid en nam ze daarna als vrouw. De helft van mijn bedienden en arbeiders zijn nog slaven. Moet dat zo blijven, of moet ook daar verandering in komen?'
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363  ...