Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 350 van 1037

...  338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363  ...
[8] Daarom moeten jullie niet al te ijverig zoeken naar hoe de toekomst eruit ziet, maar wees tevreden met wat jullie voor het heil van je ziel moeten weten, en neem dan ook genoegen met het feit dat Ik in Mijn liefde en wijsheid dat weet, en beslist alles zal laten geschieden op de manier zoals het te allen tijde voor de goede of wellicht ontaarde mensheid zeker het beste zal zijn, dan zullen jullie ook iedere slechte en goede toekomst kunnen verdragen!
Hoofdstuk 30: Over het kennen van de toekomst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Aanvankelijk hield ik dat voor onnozelheid van deze mensen en ook voor een slimme truc van de priesters; ik dacht dat ze een mens hadden uitgezocht en bewerkt, om met behulp van zijn wellicht aangeleerde razernij het naar wonderen verlangende volk aan hen te binden en meer in hen te doen geloven. Maar toen ik mij er kort daarna met al mijn zintuigen van overtuigde, dat de razernij van de man beslist niet natuurlijk kon zijn omdat zijn krachtsuitingen zo enorm werden, dat de zogenaamde werken van Hercules daarbij vergeleken zuiver kinderspel waren, begon ik zelf met volle overtuiging te geloven in de aanwezigheid van een boze geest in die man.
Hoofdstuk 31: Agrippa vertelt zijn ervaring met een bezeten Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Dit huis van vlees echter, dat ik nu naar eigen goeddunken bewoon en waar ik mij niet uit laat verdrijven, stamt af van mijn bloed, en ik bezit het daarom met recht! Daarom is al jullie inspanning om mij daaruit te verdrijven tevergeefs; ik kan mij in dit huis van mij gedragen zoals ik wil!'
Hoofdstuk 31: Agrippa vertelt zijn ervaring met een bezeten Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] De beide priesters geloven nu zonder meer dat de ziel na de dood van het lichaam voortleeft en geloven nu in één God, omdat de geest hun ook verscheidene keren naar het hoofd geslingerd heeft dat hij zelf als boze geest veel belangrijker was dan tienduizend legioenen van hun ingebeelde afgoden, met wier hulp zij hem wilden uitdrijven; maar dat er slechts één ware God was, aan wie hij zou gehoorzamen als die hem zou bevelen uit het vleselijke huis te vertrekken.
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Jij wilt echter van Mij de eigenlijke, als het ware vaste plaats leren kennen, waar zich na de dood van hun lichaam vooral de zielen bevinden die hun leven nog niet voleindigd hebben, en Ik wil jou dat dan ook getrouw meedelen. Luister dus naar Mij en begrijp goed, wat Ik je daarover zal zeggen!
Hoofdstuk 33: De plaats van de geestenwereld (19.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Kijk, ik ben net als vriend Agricola iemand die heel veel weet en ook in vele zeldzame dingen zeer ervaren is, en kan daarom ook over veel dingen spreken, wat zeker niet ieder mens mogelijk is. Een aantal jaren geleden moest ik in verband met hoge ambtsbezigheden naar Illyrië* (* Klein staatje op het Balkan-schiereiland aan de Adriatische Zee; later Istrië genoemd.) in Europa. Dit Illyrië is een zeer bergachtig land en voor het grootste deel ook woest en hard, en de bewoners ervan zijn daarom ook weinig ontwikkeld en hebben veelovereenkomsten met het door hen bewoonde land. Ze zijn hard, weinig vruchtbaar in de geest, maar daarentegen sterk in allerlei sagen en speciaal in allerlei bijgeloof, en evenals hun land zeer vruchtbaar voor allerlei onkruid.
Hoofdstuk 31: Agrippa vertelt zijn ervaring met een bezeten Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Ik sprak vervolgens afzonderlijk met de priesters en de nog levende ouders van de man en adviseerde hun dat men zo iemand op een goede manier om het leven moest brengen, dan zou de boze geest zijn huis wel moeten verlaten. Maar toen verzekerden allen mij, dat dit zo goed als onmogelijk was en dat degene die zo iets zou ondernemen zichzelf in het grootste levensgevaar zou begeven. Iemand had dat al geprobeerd, maar was er erg toegetakeld van teruggekomen. Spoedig daarna ben ik uit het onzalige dorp vertrokken en heb deze naar waarheid beleefde gebeurtenis goed onthouden; ik heb die ook al vaak aan wijze mensen verteld, ook hier aan de joden wel, maar van een ook maar enigszins afdoende verklaring daarvan is nog nooit sprake geweest.
Hoofdstuk 31: Agrippa vertelt zijn ervaring met een bezeten Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Bij mensen die een waar en levend licht geloof hebben komt bezetenheid al helemaal nooit voor, omdat de ziel van de mens en ook de geest daarin het lichaam zodanig doordringen, dat er geen vreemde en wellicht ook nog boze geest in een zuiver en van geest doortrokken vlees kan binnendringen. Maar wanneer de ziel van een mens duister, vleselijk en materieel is geworden en daardoor ook angstig en vreesachtig, ziek en zwak, zodat ze geen weerstand kan bieden aan een vreemde indringer, dan kan het ook gemakkelijk gebeuren dat de slechte zielen, die zich na het uittreden uit hun lichaam meestal ophouden en hun kwade praktijken uitoefenen in die lagere regionen van deze aarde waar mensen van hun slag in het vlees leven, soms in het lichaam van een zwak mens binnendringen; ze nestelen zich dan meestal in het meest zinnelijke onderlichaam en beginnen zich als vreemde en steeds slechte geesten door middel van het vlees van de bezetene naar buiten toe te uiten.
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu kwam weer één van de in Emmaüs bekeerde Farizeeën die een schriftgeleerde was, naar voren en zei: 'Heer en Meester! Wij weten nu wel hoe het naar waarheid gesteld is met de bezetenen en wie in de grond van de zaak de boze geesten zijn, waardoor hier en daar het lichaam van een mens in bezit wordt genomen; maar in de Schrift wordt niettemin heel nadrukkelijk gesproken over de werkelijke, aartsboze duivels en over hun vorst, satan, en tevens gezegd dat satan, die ook Lucifer genoemd wordt, en een ontelbaar groot aantal engelen die zich naar hem gericht hebben door God verstoten zijn en in het eeuwige hellevuur zijn geworpen.
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Ik zei: 'Daar is door Mij al veel over gezegd en uitgelegd, en Mijn oudere leerlingen weten waar ze aan toe zijn; maar omdat jij nog een nieuweling bij Mij bent, mag jij wel vragen naar wat jou nog niet bekend gemaakt werd; luister dus!
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Wanneer een mens op deze wereld Gods wil kent en ernaar leeft, verheft hij zich daardoor uit de gevangenschap die eigen is aan al wat geschapen is en gaat over naar Gods vrijheid, die eigen is aan wat niet geschapen is.
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Wanneer er dan in de Schrift staat dat satan in de gedaante van een slang het eerste mensenpaar verleid heeft, dan wil dat eigenlijk zeggen dat het eerste mensenpaar, dat God en Zijn wil goed kende, zich door de bekoorlijkheid van de materiële wereld heeft laten betoveren en dat de begeerte en de stem van hun gerichte vlees zeiden: 'Wij willen eens kijken wat er gebeurt als wij in strijd met de welbekende wil van God handelen! Want God Zelf heeft ons vrijheid van handelen gegeven; wij kunnen daardoor niets aan inzicht verliezen, maar alleen winnen. Want God weet zeker, wat ons door vrij te handelen kan gebeuren, wij weten het echter niet; laten we daarom slechts één keer naar onze zin handelen, dan zullen wij door ondervinding ook datgene weten wat God nu alleen weet!'
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] En waarom wordt satan ook een vorst van duisternis en leugen genoemd? Omdat alle materie niet datgene is wat ze schijnt te zijn, en wie daar in zijn liefde schijnbaar naar grijpt en zich erdoor gevangen laat nemen, bevindt zich dan ook duidelijk in het rijk van de leugen en, ten opzichte van de waarheid, in het rijk van de duisternis.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Wie bijvoorbeeld de zogenaamde schatten uit het rijk van de dode materie teveel liefheeft en ze houdt voor wat ze schijnen te zijn en niet voor wat ze volgens de waarheid zijn, bevindt zich daardoor reeds in het rijk van de leugen, omdat zijn liefde, als grondslag van zijn leven, als het ware helemaal blind in de materie is verzonken en zich uiterst moeilijk weer uit een dergelijke nacht kan verheffen naar het licht van de volle waarheid."
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Daarom moest Ik Mijzelf in materie en daarmee in het gericht hullen en Ik moet het doorbreken, opdat Ik daardoor tot toegangspoort naar het eeuwige leven word voor alle gevallen mensen, wanneer ze door deze poort het leven willen binnengaan. Daarom ben Ik ook de deur naar het leven en het Leven Zelf Wie niet door Mij naar binnen gaat, komt niet tot het leven in het licht van de eeuwige waarheid en van de vrijheid, maar blijft gevangen in het gericht van de materie.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  338 - 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363  ...