17481 resultaten - Pagina 351 van 1166
... 339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 ...
[4] Toen zei de tollenaar JORED, die deze vijf priesters maar al te goed kenden: 'Het zijn mijn gasten; die zal ik wel vrijhouden, laat ons dus de tempel en jullie merkwaardige zaken zien!'Hoofdstuk 93: Het bezoek aan het heilige bos. De vernietiging van de afgodenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Ja, wat moet Ik met jullie blinden doen? Als de nacht jullie liever is dan de levensdag, heb dan maar weer jullie dode afgoden! Jullie zullen echter ook beleven dat er weldra een tijd zal aanbreken waarop het volk hierheen zal komen om zelf de hand aan deze afgoden te slaan, - maar ook aan jullie! Als jullie je daarentegen, ten eerste met hulp van deze betrouwbare getuigen en ten tweede ook met Mijn onzichtbare hulp, aan datgene zouden houden wat Ik jullie voorlopig in het kort heb aangeduid, zouden jullie gered zijn; maar als jullie ondanks dat alles liever jullie goden hebben, zullen zij ook ogenblikkelijk op hun oude plaats staan!'
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Wel, Heer en Meester, ook dat roept weer vragen op, en wel ten eerste: Waarom moet zo'n gevaarlijk en eigenlijk totaal nutteloos meer op de aardbodem bestaan? Er kunnen geen schepen varen en het heeft nog nooit ook maar één vis opgeleverd. Het heeft geen zichtbare aanvoer en net zo min een afvoer, en is daardoor ook voor de bevloeiing van de omgeving helemaal niet te gebruiken. T en tweede dient het volgens de heilige, ware leer die U ons nu gegeven heeft, door die werkelijk magische lichtverschijnselen alleen maar voor afgoderij, waar ik als zodanig niets op tegen heb, maar nu vanuit een moreel gezichtspunt gezien heel veel. Want ook al zijn nu de drie onbeholpen beelden door Uw wonderkracht als levensmeester verdwenen, dan blijft toch de afgoderij zeker net zo voortbestaan als voorheen. Zou het voor U niet even eenvoudig zijn om aan dit afgodische meer op dezelfde manier een einde te maken als aan de drie beelden?'
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Als de mens echter die zaligste levenstoestand in zichzelf bereikt heeft en zijn wil verenigd heeft met de erkende wil van God, dan kan hij ook alles doen wat God doet, en op die wijze is hij in zichzelf een levensvorst en een machtig gebieder over alle krachten der natuur. Dat jullie dat nu nog niet helemaal zullen begrijpen, zie Ik; als Mijn leerlingen jullie echter verder zullen inwijden, zullen jullie ook dat wat Ik jullie nu gezegd heb, beter begrijpen dan nu.'
Hoofdstuk 95: Bij de maaltijd in het huis van Jored de tollenaar. De levensleer van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Jullie rekenen ook de zon en de maan tot de heersende planeten. Van de maan wil Ik nog niets zeggen, omdat hij als constante begeleider van deze aarde, die wel een planeet is, een bijplaneet is. Maar de zon is toch geen planeet, maar een vaste ster, zoals er talloos vele in de eindeloze scheppingsruimte zijn. Zij is zeker minstens een miljoen maal groter dan deze aarde en voor de haar omcirkelende planeten een vaste lichtwereld, die een onveranderlijke plaats heeft, wat jullie door Mijn leerlingen ook nog nader uitgelegd zal worden.
Hoofdstuk 96: Over de astrologie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Wie dat gelooft, en vast en zonder twijfel aanvaardt, en leeft volgens de erkende wil van God, zal ook in zichzelf weldra duidelijk ontdekken dat deze woorden, die Ik nu tot jullie spreek en heb gesproken, Gods woorden zijn en dat deze even zeker tot het bereiken van Mijn aan jullie gegeven belofte leiden, als de zekerheid dat Ik slechts door Mijn wil alles kan doen wat Ik wil. -Hebben jullie dat nu goed begrepen?'
Hoofdstuk 96: Over de astrologie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] DE VIJF PRIESTERS zeiden: 'Heer, Meester en volmaakt ware godmens, wij hebben het nu goed begrepen, en zeggen en bekennen openlijk dat u in alles volkomen gelijk heeft en de zuivere waarheid spreekt! Maar toch zijn wij met betrekking tot ons werk van mening dat de heersende planeten wel gehandhaafd kunnen blijven bij onze tijd en jaarrekening, als we alleen de oude vertrouwde namen aanhouden. Wij zouden dan onze mensen daarbij wel uitleggen dat het alleen maar namen zijn waarmee wij bepaalde planeten aanduiden, alleen maar om op ordelijke wijze de cyclus van zeven tot zeven jaar vast te kunnen stellen, volgens het systeem van de oude Egyptenaren. Dat, denken wij, zou het opbloeien van Uw leer niet schaden.'
Hoofdstuk 96: Over de astrologie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Ja, ja, ook al zou het niet schaden, het zou ook geen nut hebben; want waar is die cyclus van zeven jaar goed voor? Die van zeven weken en van zeven maanden zegt al helemaal niets, -hoeveel te minder dan een cyclus van zeven jaar! Maar jullie hebben nu eenmaal het getal zeven magisch gemaakt, er betekenis aangegeven, allerlei invloeden aan toegeschreven en er het hele volk mee verblind, en dat is de reden waarom jullie van de meest onnutte dwaasheden geen afstand kunnen doen. Maar als jullie dat alles naar jullie mening moeten aanhouden, leer het volk dan echter in alle ernst dat de oude godennamen nu voortaan alleen maar ijdele, betekenisloze namen voor bepaalde planeten zijn!
Hoofdstuk 96: Over de astrologie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Ik zeg jullie: Al jullie berekeningen daar boven aan de sterrenhemel zijn puur leugen en bedrog. Mijn leerlingen kunnen dat volkomen naar waarheid bevestigen. Ik heb het hun ook onthuld, en zij weten wat de zon, de maan en al de andere sterren zijn. Vraag hun daar later naar, dan zullen zij jullie ook daarover goed voorlichten! Daardoor zullen jullie ontdekken hoe ontzettend verkeerd en lachwekkend dom al jullie berekeningen en bepalingen zijn.
Hoofdstuk 96: Over de astrologie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Maar IK stelde hen op hun gemak en zei tegen hen: 'Wie en wat Ik ben, zullen jullie nog vroeg genoeg ervaren. Voorlopig kan Ik jullie echter wel zoveel vertellen, dat Ik een enig ware wereldheiland voor alle mensen ben, en niet alleen de macht heb ieder mens enkel door Mijn wil en door Mijn woord lichamelijk gezond te maken, maar dat Ik ook de zielen van de mensen van hun lange dwaling kan verlossen en hun het eeuwige leven kan geven. Hebben jullie zieken in jullie dorpje, breng ze dan hierheen, dan zal Ik hen allen gezond maken! ,
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Op dat moment hief IK Mijn ogen ten hemel en zei luid: 'Vader, Ik dank U dat U Mij opnieuw verhoord heeft! Ik weet wel dat U Mij altijd verhoort, maar Ik zeg en doe dit opdat ook deze heidenen U erkennen, in U en in Mij zullen geloven, en vervolgens alleen Uw heilige naam zullen prijzen!'
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Alleen DE MAN ZONDER ARMEN had zijn armen nog niet gekregen, en daarom kwam hij naar Mij toe en zei: 'O goede wereldheiland, omdat het u mogelijk was door uw wonderbaarlijk almachtige wil al deze zieken te genezen, zal het u zeker ook wel mogelijk zijn mij mijn beide werkhanden te geven, zodat ik daarmee dan door allerlei werk mijn brood kan verdienen! O, laat mij niet onverrichter zake van deze plaats weggaan, opdat ook ik met mijn gehele hart volledig in kan stemmen met het dankgejubel van de andere genezen mensen!'
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[22] DE ZEUSPRIESTER zei toen heimelijk achter Mijn rug tegen de dokter: 'Ik heb meteen wel gedacht dat er met die man zonder armen moeilijkheden over zijn genezing zouden ontstaan! Want het is iets heel anders om mensen die alle ledematen nog hebben, ook al zijn die nog zo vergroeid, door magische woorden en wilskracht te genezen, dan een mens totaal ontbrekende ledematen als nieuw geschapen terug te geven!'
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[26] Daarop draaide IK Mij om en zei tegen de priester: 'Luister, dom persoon, hoe kun jij over de goddelijke wijsheid, kracht en macht oordelen?! Wie heeft dan, zonder verwekking en moederlichaam, de eerste mens op de wereld geplaatst en hem die er eerder niet was, al zijn ledematen zo volmaakt mogelijk gegeven? Kijk dat was Hij die nu in Mij werkt, waarvan je je hebt kunnen overtuigen bij de vele tekenen die Ik hier al tot stand gebracht heb! Zie je dan niet in dat een puur mens uit zichzelf niet kan doen wat Ik hier nu tot stand breng, maar dat dat alleen maar gedaan kan worden door de geest van God die in Mij is en één is met Mijn wil?! Priester zijn, en dan niet op het eerste gezicht zien hoe zulke daden die Ik nu doe, mogelijk zijn, is werkelijk voor een Zeuspriester die toch alle mogelijke scholen doorlopen heeft en Plato, Socrates e.a. bestudeerd heeft, niet erg prijzenswaardig! Zeg mij eens, of je in alle ernst meent dat Ik niet in staat ben om de man zonder armen zijn armen terug te geven!'
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[27] DE PRIESTER zei: 'Dat, werkelijk almachtige vriend, heb ik toch eigenlijk niet bedoeld, hoewel het mij toescheen dat u bij gebrekkige mensen alleen die lichaamsdelen weer gezond kon maken die er nog zijn, maar niet die delen die door een boos toeval verloren zijn gegaan! Want ik dacht bij mijzelf dat U, als volmaakt ingewijde in alle onzichtbare natuurkrachten, wel gemakkelijk zou kunnen werken met de ruwe, dode materie, die verwante stoffen in lucht en water heeft die u blijkbaar moeten gehoorzamen; maar ik dacht dat reeds lang verloren gegane armen van een mens iets heel anders zijn, omdat hun grondstoffen toch zeker al heel ver verwijderd zijn van de eerste elementaire oerstoffen, en uit lucht en water niet zo gemakkelijk samen te stellen zouden zijn. Maar zo zal het wel niet zijn, en u zal zowel het een als het ander mogelijk zijn! Ik heb daarnet wel tegen de dokter wat sceptisch mijn mening geuit, maar hij heeft mij met weinig woorden volledig overtuigd van het tegendeel van mijn mening, en daarom geloof ik nu dat u de man zonder armen zijn armen zou kunnen geven, ook al zou u dat om de een of andere reden niet doen.'
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)