Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 351 van 1110

...  339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364  ...
[21] Ik zou je nog heel wat van zulke slechte Romeinse gewoonten kunnen noemen, die jullie niet onbekend zijn en die bij jullie tegen betaling van een bepaalde schatting heimelijk geduld worden; maar het is jullie taak om dergelijke meer dan goddeloze misbruiken af te schaffen. Als je dat ernstig wilt, zal het jullie nooit of te nimmer aan hulp van Mij ontbreken. Maar eerst moetje dat zélfheel serieus willen; want Mijn wil loopt op deze aarde, zoals ik jullie al voldoende heb uitgelegd, nooit vooruit op die van een mens, behalve bij een gericht, waaraan echter altijd vele waarschuwingen vooraf gaan. Het zal bij jullie wel veel strijd kosten; maar een goede zaak is ook altijd een ernstige strijd waard. - Heb je Mij helemaal begrepen?'
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Een.Romein zei: 'Dat.was iets heel bijzonders! Laat nog eens een wonder zien, dan zullen wij jullie er naar tevredenheid voor belonen!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Maar Ik wenkte Rafaël, die tussen de nog wat blinde Romeinen en de drie magiërs ging staan, zijn rechterhand ophief en zei: 'Neen, een duidelijk bedrog mag nooit beloond worden, altijd zal het zeer nadrukkelijk moeten worden bestraft, omdat een dergelijk bedrog zich er het meest toe leent om de zielen van de mensen gevangen te nemen en te doden! Het waren valse wonderen en jullie blinde heidenen, hebben niets van het bedrog gemerkt. Maar ik zal het jullie dadelijk laten zien!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Rafaël liet de Romeinen in een oogwenk zien hoe de Indische magiërs hun wonderen verricht hadden, hetgeen de Romeinen ook meteen inzagen, en hij zei: 'En voor dat miserabele bedrog wilden jullie deze mensen nog belonen?!'
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Daarop wilden de magiërs vertrekken, maar de engel zei: 'Jullie kunnen wel gaan, maar pas wanneer wij jullie dat toestaan. Op dit moment heb ik nog het een en ander met jullie te bespreken. Trek je mantels maar weer aan, dan zullen we verder praten!'
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Rafaël zei: 'Wat jullie kunnen, weet ik maar al te goed! Alles berust op sluw bedrog, waarvoor je je bovendien nog laat betalen, en je noemt jezelf wereldberoemd omdat jullie gewiekste bedriegers zijn. Naar mijn weten hebben jullie zelf een wet die op leugen en bedrog zware straffen stelt. En toch leven jullie van het ergste en laagste bedrog, omdat jullie als bedriegers ook nog geacht en hoog beloond worden, terwijl een andere bedrieger als hij ontdekt wordt zijn verdiende straf niet ontgaat, en ook omdat jullie de zielen van de mensen bederven. Want in de ogen van de mensen die niet ingewijd zijn in de geheimen van jullie bedrog, doen jullie wonderen, omdat je eerst op pompeuze manier aankondigt dat jullie wonderen gaan doen door de macht van jullie staf, woord en wil.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Zo'n wonder is immers niets anders dan schandelijk bedrog en is slechter en erger dan enig ander bedrog, omdat ander gemeen bedrog ertoe leidt dat men de bedrieger veracht en hem voor het gerecht van de wereld brengt, terwijl jullie bedrog je bij de domme mensen grote eer en een goddelijk aanzien verschaft. Jullie hebben je al eens aan de mensen voorgedaan als hogere goddelijke wezens en hebben van het volk offers en aanbidding aanvaard; men heeft in jullie land zelfs een tempel voor je gebouwd en daarin jullie beeld neergezet om te vereren en te aanbidden! Ik zeg echter dat het een werk van de hel en van haar boze geesten is en dat jullie daarmee in verbinding staan, niet omdat zij jullie zouden helpen bij je bedrieglijke wonderen, maar omdat jullie op aarde doen, wat zij in de hel doen; want bij de duivels is alles leugen en bedrog.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Weliswaar hebben jullie je kwade kunsten van de priesters geleerd, omdat jullie zelf tot die schandelijke priesterkaste behoren en er nu als hun leerlingen op uit zijn getrokken om daardoor veel mensen in jullie netten te verstrikken; maar hier zijn jullie voor niets gekomen, en hier zal een eind gemaakt worden aan jullie kwade praktijken, daar sta ik volledig voor in.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] In het begin zeiden jullie wel, naar het uiterste westen te gaan om daar, als het ware aan het einde van de wereld, het ondergaan van de zon, van de maan en van de sterren van zo dichtbij mogelijk te waar te nemen en te onderzoeken, maar jullie kennen de vorm van de aarde best; want er waren mensen in jullie land die de aarde heel goed bestudeerd hebben en ook heel goed wisten wat zij van de zon, de maan, de planeten en van de vaste sterren moesten denken. Maar dat hebben jullie het volk niet alleen nooit meegedeeld, maar je hebt het zelfs met zware straffen bedreigd als het ooit waagde over de sterren en de aarde iets anders te denken, te zeggen en te geloven dan wat jullie het daarover altijd hebben voorgelogen. En voor die schaamteloze leugens moet het arme volk jullie nog de grootste offers brengen en zich ook nog op alle mogelijke manieren gruwelijk door jullie laten kwellen.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Rafaël zei: 'Ik ben niet boos op jullie, want ik weet wel hoe jullie zijn; maar dit zeg ik je, en onthoudt dat goed, dat God op Zichzelf de eeuwige waarheid en wijsheid Zelf is en Zich daarom nooit door een of andere manier van bedriegerij laat vinden en begrijpen; want God is heilig. Bedrog is echter -in wat voor vorm dan ook en om welke beweegreden het ook gepleegd wordt - op zichzelf onheilig, daarom verdoemenswaardig en een heilige God geheel onwaardig.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Jullie hebben immers ook reeds vanouds geheime wijze mannen in jullie land, die jullie Pirmanji noemen. Die kennen ook nog de ene, ware God. Waarom willen jullie je dan niet door hen over God laten onderrichten?'
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] We hebben juist de grootste twijfel aan het bestaan van de enige, ware God, omdat wij Hem al zo lang zoeken en Hij Zich nog steeds net als duizenden jaren geleden, laat zoeken. Wat kunnen jullie nu eigenlijk op ons voor hebben dat de ware enige God Zich door jullie heeft laten vinden? Wie kan eigenlijk weten of jij Hem ooit ijveriger gezocht hebt dan wij?
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Stel dat jij ergens een grote schat verstopt hebt en dan tegen je bedienden zou zeggen: 'Ga heen en breng de verborgen schat bij mij terug! Als jullie hem vinden, zal je loon groot zijn; vinden jullie hem echter niet, terwijl ik jullie bovendien laat blinddoeken, dan zullen jullie daar eeuwig voor gestraft worden! ' O, dat zou echt een soort rechtvaardigheid zijn die je zelfs nauwelijks bij onze tijgers en hyena 's zou kunnen vinden!
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Is het nooit in jullie opgekomen dat zo'n behandeling van je medemens een heel groot onrecht is? Jullie verkondigen aan het volk wel een allerhoogste god en ook een slechte god, die in een voortdurende strijd gewikkeld is met de hoogste goede god, maar zelf hebben jullie nog nooit in zo'n god geloofd, terwijl je je letterlijk als godenzonen door het volk laat vereren en aanbidden! Wat moet ik dan van jullie denken? Ik zegje: Jullie zijn nog veel erger dan de kwaadaardigste dieren op aarde! Want die leven en handelen zoals hun innerlijke orde hun leert en ingeeft; maar jullie, als wezens die met alle verstand en een helder begrip en met een volkomen vrije wil begaafd zijn, zijn erger tegen jullie medemensen dan de meest wilde en verscheurende dieren onder elkaar. - Wat vinden jullie daarvan, en wat hebben jullie daar op te zeggen?'
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Maar waarom komen jullie uit je land hierheen gereisd om voor ons, die toch beslist niet op ons achterhoofd gevallen zijn, je oerdomme wonderen en bedrieglijke trucs te vertonen? Wat willen jullie dan daarmee bij ons bereiken? Moeten uiteindelijk ook wij jullie soms aanzien voor machtige bemiddelaars tussen God en de mensen, en geloven dat jullie waarachtige goden zijn?! Thuis in jullie land, dat groot genoeg is, kunnen jullie toch al zonder meer doen watje wilt, en je door je blinde volk laten aanbidden; maar wat drijft jullie naar ons, wat willen jullie hier met je bedriegerijen bereiken? Voor goud, zilver, parels en edelstenen zijn jullie niet hierheen gekomen, want zulke schatten hebben jullie immers al in overvloed. Willen jullie ons soms ook bekeren en laten geloven dat jullie waarachtige afgezanten van God zijn? Ja,ja, kijk, dat is heimelijk jullie plan, omdat jullie beslist veel liever de hele aarde hebben dan alleen maar jullie Indië! Maar ik zegje datje met die heimelijke bedoeling bij ons nooit een voet aan de grond zult krijgen, maar het heel gauw zwaar te verduren zult hebben. Ga daarom voor deze keer nog ongestraft naar je land terug, en waag het nooit weer met zo'n plan hierheen te komen, en maak het ook thuis niet te bont, anders zou onze enige ware, eeuwige God en Vader Zijn geduld en lankmoedigheid met jullie wel eens kunnen verliezen en jullie in Zijn terechte toorn straffen! - Dwaze tovenaar, heb je mij begrepen?'
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  339 - 340 - 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364  ...