10915 resultaten - Pagina 353 van 728
... 341 - 342 - 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 ...
[6] Wat iemand in zijn hart en geest als het ware van vezel tot vezel analyseert, inziet en begrijpt, dient niet meer om hem tot geloof te dwingen, maar slechts om zijn geest in hem geheel te versterken; daarom behoort hij niet meer tot de klasse van de noodrijp geworden vruchten, maar reeds tot de klasse van de volledig rijp geworden vruchten.Want Ik zegje: ieder mens die in zijn leven een waarheid hoort, maar de innerlijke elementen waarop die waarheid stoelt nog niet nader kent, maar de waarheid die hij hoorde toch gelooft zonder zich verder om de innerlijke elementen te bekommeren, behoort nog sterk tot een onrijpe vrucht; wie echter over de waarheid die hij hoorde net zolang twijfels in zichzelf laat opkomen tot hij alle elementen heeft leren kennen waar die waarheid op steunt, behoort waarlijk niet tot een noodrijpe, maar tot een volledig rijpe vrucht.Hoofdstuk 222: Noodrijpe en volledig rijpe zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ik geloof dat Ik je daarmee nu alles heb gezegd wat kan dienen omjou en jullie allemaal gerust te stellen. Ik zou er weliswaar nog veel over kunnen zeggen, maar waar zou dat goed voor zijn? Wie de waarheid volkomen ziet in weinig woorden heeft geen lange beleringen nodig; wie de waarheid echter niet ziet in weinige woorden, zal die nog minder inzien in een lang betoog. Ben je het eens met dit onderricht van Mij en er tevreden mee?'
Hoofdstuk 222: Noodrijpe en volledig rijpe zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] De opperstadsrechter zei: 'O Heer en Meester -buitengewoon, ik zou zelfs willen zeggen: duizendmaal meer dan volkomen tevreden, en er rest mij en de anderen niets anders dan U tot het einde van ons aardse leven uit het diepst van ons hart te danken. U, o Heer en Meester - U hebt door deze genade die U ons hebt bewezen in ons hart een tempel voor Uzelf gebouwd, die geen macht ter wereld ooit weer zal kunnen verwoesten; behoed echter ook deze tempel van U voor al te grote stormen van verleiding!'
Hoofdstuk 222: Noodrijpe en volledig rijpe zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Nu loopt het echter al tegen middernacht, en dus zullen we ook ons lichaam een korte rust gunnen; morgenvroeg zullen we elkaar voor Mijn vertrek nog zien en spreken.'
Hoofdstuk 222: Noodrijpe en volledig rijpe zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Ik begaf Mij echter met Johannes, Petrus en Jacobus direct naar buiten, en wel weer naar de reeds bekende berg Nebo. De overige leerlingen waren nog bezig zich aan te kleden en te wassen; ook hun haar zat in de war, en dat moesten ze in orde maken.
Hoofdstuk 223: Judas Iskariot (30.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Ik zei: 'Juist omdat Ik de Heer ben en almachtig, moet Ik - met name op deze aarde, die een kweekschool voor Mijn kinderen is - ook de duivels evengoed dulden als de engelen; want niemand kan zonder een volkomen vrije wil Mijn kind worden, en voor de duivel zelf is de weg tot ommekeer niet volkomen versperd. je zult derhalve ook inzien dat Ik een leerling, aan wie Ik overigens geen welgevallen heb, zolang in Mijn nabijheid duld als hij daar zelf wil blijven; wil hij echter vandaag van Mij weggaan, dan zal hij door niemand uit Mijn gezelschap tegengehouden worden.
Hoofdstuk 223: Judas Iskariot (30.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Na het ochtendmaal zal Ik namelijk direct verder reizen en Mij naar de streek begeven waar de vanouds bekende beek de Arnon ontspringt. Want de wegen naar het dal van de Jordaan zijn van hieruit erg slecht en moeilijk; maar door het dal van de Arnon loopt nog een tamelijk goede weg, die verderop echter ook erg moeilijk wordt.
Hoofdstuk 223: Judas Iskariot (30.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Ik zei tegen hen: 'Mijn beste vrienden, Ik heet alleen 'Heer en Meester'; bespaar Mij dus de naam 'Apollo'.Want wat die te betekenen heeft heb Ik jullie gisteren al grondig uitgelegd!'
Hoofdstuk 224: De Heer waarschuwt tegen traagheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Daarop zei Ik: 'Bij de Romeinen bestaat echter ook nog een ander levensbeginsel, dat als volgt luidt: 'In medio beati!' ofwel: 'de gulden middenweg!'. Ik zeg je dat de juiste spaarzaamheid een deugd is, zolang ze niet te ver gaat en zolang er niet een medemens in de omgeving van een te spaarzaam mens min of meer benadeeld wordt; want als dat laatste bij de spaarzaamheid het geval wordt, houdt ze op een deugd te zijn, gaat gemakkelijk over in gierigheid en wordt zodoende een ondeugd.
Hoofdstuk 225: Over spaarzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Kijk, een hond die zijn baas goed kent en hem zeer toegedaan is wordt ook de nabijheid van zijn baas gewaar, loopt op hem toe en betuigt hem door allerlei sprongen, gelaatsuitdrukkingen en liefkozingen dat hij zijn baas liefheeft en hem goed kent; op een vreemde loopt hij echter niet toe, en als iemand zijn baas nadert wordt hij door de hond woest aangevallen, en hij volgt de stem van niemand anders dan alleen van zijn baas. Maar wie vertelt de hond dat die ene mens zijn baas is en een ander niet?
Hoofdstuk 226: Een ochtendgroet van de kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] In de eerste plaats toont hem dat jouw ver reikende uiterlijke levenssfeer, die hij door zijn sterke speurzin heel goed als die van jou herkent, hoewel die door talloze andere doorkruist wordt. En in de tweede plaats: wat drijft hem vervolgens naar jou toe? Niets anders dan zijn instinctmatige liefde en trouw voor jou. Dat hij zich echter niet in de weg vergist en heel goed weet of hij steeds dichter bij jou komt, dat weet hij door het steeds minder dicht of steeds dichter worden van jouw uitwendige levenssfeer, die jij in zekere zin uitstraalt.
Hoofdstuk 226: Een ochtendgroet van de kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Daarop zei Rafaƫl: 'Wat nu niet is, kan later nog ooit komen! Voorlopig is het echter veel beter voor de mens dat hij lichamelijk niet kan vliegen; want als hij ook dat zou kunnen, zou hij weldra tot het grootste roofdier op aarde worden en zou hij niet meer aan de cultuur van de aardbodem denken.
Hoofdstuk 228: Waarom de vogels water opnemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Nu zullen we hier echter vandaan gaan, snel het ochtendmaal tot ons nemen en daarna onze reis voortzetten!'
Hoofdstuk 228: Waarom de vogels water opnemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[20] Nu kwam ook de waard met de wijn, zette voor ieder van ons een drinkbeker neer en vulde die met wijn, die echter niet van de beste kwaliteit was.
Hoofdstuk 229: Over het vliegen van de mensen De Heer in het dal van de Jordaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[27] De waard merkte echter dat het water ons heel goed smaakte, en zei: 'Eigenaardig, dat mijn slechte water jullie beter schijnt te smaken dan mijn wijn; ons water is namelijk niet goed, omdat wij eigenlijk geen bronwater bezitten, maar genoegen moeten nemen met water uit de Jordaan, die hier vlakbij de Dode Zee geen goed water meer heeft voor een dorstig mens!'
Hoofdstuk 229: Over het vliegen van de mensen De Heer in het dal van de Jordaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)