17481 resultaten - Pagina 355 van 1166
... 343 - 344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 ...
[1] Toen wij onze zaal binnenkwamen, kwamen de vijf priesteressen Mij heel eerbiedig tegemoet en vroegen Mij om vergeving omdat zij Mij en Mijn leerlingen voordien zo hardnekkig hadden tegengesproken; want zij hadden toch nooit kunnen vermoeden dat Ik Degene was, die Ik was.Hoofdstuk 119: De eerbied van de priestervrouwen voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Maar ook dit bezeten zijn is te genezen door gebed, door het aanroepen van Mijn naam, door vasten en door het opleggen van de handen in Mijn naam. -En dit is nu ook in dit opzicht alles wat jullie voorlopig moeten weten; al het hogere en meerdere zal jullie geest je leren, die Ik op de juiste tijd vervullen zal met Mijn geest.'
Hoofdstuk 121: Kenmerken van de op aarde geïncarneerde maanzielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Maar om zuiver wereldse dingen hoef je niet bij Mij aan te komen; want dat zieldodende gif zal Ik jullie niet geven ook al zouden jullie Mij daar ook jarenlang om vragen! Want Mijn doel is jullie in je ziel van al het wereldse volledig vrij te maken, en niet om jullie daar nog meer mee te verbinden. - Jullie weten nu wat je moet doen en geloven, en meer is voorlopig niet nodig.
Hoofdstuk 122: De Heer waarschuwt voor de terugval in het materiële. Het wezen van de materie. De oneindigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Ben Ik dan het IK, of is het Mijn innerlijke geest? Ik heb jullie immers gezegd dat die bij jullie blijft, en als jullie iets nodig hebben, dan zal hij het jullie zonder voorbehoud geven. Mijn persoon is voor jullie verder van geen nut, maar alleen de geest, die jullie nooit verlaten zal als jullie hem niet verlaten.'
Hoofdstuk 122: De Heer waarschuwt voor de terugval in het materiële. Het wezen van de materie. De oneindigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] De priesters hadden hun namelijk op de man af verteld, dat Ik wat Mijn geestelijke deel God Zelfben, de Enige en Enkele, en dat Ik een uiterlijk lichaam heb om Mij voor de mensen zichtbaarder en toegankelijker te maken. Zij zeiden dat Mijn lichaam weliswaar net als het lichaam van ieder mens begrensd is -, maar dat Mijn geest alles doordringt, dichtbij en veraf, en daarom slechts hoeft te willen om dichtbij en veraf te laten gebeuren wat Ik maar wil. Als ik iets wil, is het er al en blijft het bestaan zolang Ik het wil laten bestaan. Als Ik het echter niet meer verder wil laten bestaan, bestaat het ook niet meer, en wel alsof het er nooit geweest is. Ook weet Mijn innerlijke, goddelijke geest alles, hoe verborgen ook; ja, Ik ken volgens hen zelfs de allergeheimste gedachten van alle mensen op de hele aarde en weet ook alles wat er waar dan ook nog zo verborgen gebeurt.
Hoofdstuk 119: De eerbied van de priestervrouwen voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] IK zei: 'Mijn leerlingen hebben jullie toch al Mijn gebed gegeven, dat Ik hen geleerd neb en dat ieder mens in zijn hart op dezelfde wijze kan bidden; ieder ander lippengebed is voor Mij een gruwel.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Weg met alle gebeden, weg met alle feestdagen want iedere dag is een ware dag des Heren, en weg met het hele priesterdom! Want ieder mens die God erkent en Hem boven alles liefheeft en Zijn wil doet, is een waarachtig en goed priester, en ook een goede leraar als hij zijn naasten deze leer geeft die hij van Mij gekregen heeft.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Wie dus Mijn wil doet, spreekt nu de Heer, bidt waarachtig en bidt altijd zonder ophouden; en iedere dag waarop een mens zijn medemens in Mijn naam een weldaad bewijst, is een goede, en alleen zó'n dag is voor Mij een aangename dag des Heren.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] In de geest ben Ik van eeuwigheid altijd volkomen dezelfde, Ik heb Mij nooit veranderd en zal Mij ook eeuwig nooit veranderen in Mijn wezen, werken en willen. Ik ben nu drie dagen lang bij jullie en heb jullie geleerd wat jullie moeten weten, geloven en doen -ieder voor zich -om het eeuwige leven van de ziel te verkrijgen. Heb Ik jullie toen iets gezegd over bepaalde gebeden of over een bepaalde doelmatige, mysterieuze, als enige Mij welgevallige godsdienst, of over een bepaalde feestdag, zoals eventueel over een sabbat van de joden die zij de dag van de Heer Jehova noemen, en waarop de priesters de mensen alle arbeid verbieden terwijl zij zelf als priesters juist op de dag van de Heer het grootste en schandelijkste bedrog plegen, en daarbij nog de gewetenloos slechte mening er op na houden God daarmee een goede dienst te bewijzen? Nee, van dit alles hebben jullie uit Mijn mond niets gehoord en Ik zeg jullie geheel naar waarheid:
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Wie bij Mij een goede vraag verhoord wil hebben, moet naar zijn hart op bedevaart gaan en Mij zo helemaal in stilte zijn vraag met volkomen natuurlijke, eenvoudige woorden voorleggen, dan zal Ik hem verhoren. Maar Ik zeg jullie tevens, dat niemand daarbij tot Mij moet komen met bepaalde, vroom uitziende gebaren en een vroom gezicht! Want als iemand iets aan Mij vraagt met zo'n zeker, huichelachtig, vroom gezicht, zal die vraag niet verhoord worden; want wie niet zo natuurlijk als hij is tot Mij komt, en niet in de ware geest van de volle waarheid vraagt, zal niet verhoord worden, maar alleen degene die Mij waarachtig liefheeft, Mijn wil doet en zonder enige opschik en dwang tot Mij komt zoals hij is, zal door Mij altijd verhoord worden.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen zei DE MINERVAPRIESTER: 'Ja, Heer, U heeft in alles volkomen gelijk; maar omdat U vandaag helaas reeds de laatste nacht bij ons doorbrengt, zou ik U in naam van ons allen nog iets belangrijks willen vragen, en dat is, of U zo vriendelijk zou willen zijn ons toe te staan Uw leer, die U nu aan ons gegeven heeft, woordelijk op te schrijven, opdat zij als het belangrijkste goed van alle mensen nooit verloren zal gaan, daar Iedere leer anders toch, als er alleen maar mondelinge overleveringen zijn, tenslotte in de loop der tijden vervormd en verontreinigd wordt. Want de mensen voegen mettertijd graag van alles toe en laten anderzijds gemakkelijk iets wezenlijks weg. Als alles echter opgeschreven is, en door alle hier aanwezige getuigen ondertekend is ten bewijze dat het volledig waar is, dan, denk ik, zal een verontreiniging van Uw leer niet zo gemakkelijk meer mogelijk zijn. Om te zorgen dat wij niets verkeerds opschrijven, vragen wij U, o Heer, of U ons met Uw alwetende en almachtige geest wilt leiden!'
Hoofdstuk 124: Over de ontwikkeling van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Ik voeg daar echter nog aan toe dat jullie ook moeite moeten doen om alle mensen reeds van kinds af aan behoorlijk lezen, schrijven en rekenen te leren -niet alleen maar de rijken -, anders hebben jullie weinig aan de geschreven boeken. Probeer vooral een goede ontwikkeling van de kennis en daardoor van het hart bij de mensen te bewerkstelligen, dan staat je in Mijn rijk een grote beloning te wachten, en daardoor zul je ook gemakkelijk met de mensen op aarde kunnen werken; want met echt ontwikkelde mensen kun je gemakkelijk praten en omgaan. Maar probeer de mensen een waarachtige, totale ontwikkeling bij te brengen; want een halve ontwikkeling is vaak slechter dan helemaal geen!
Hoofdstuk 124: Over de ontwikkeling van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Zo riep Ik de ziel van de mentor. En er ontstond een groot gedruis in de zaal, uit de bodem steeg rook op alsof daaronder brand was, en midden uit de rook kwam DE GEEST met een woedend gezicht te voorschijn en zei tegen de vrouwen: 'Waarom storen jullie, ongelovige vrouwen, mij in mijn rust waarin ik bezig ben met mijn vervolmaking, en in prettig gezelschap ben van geesten die net zo zijn als ik, en waar onderlinge ruzie en onenigheid ondenkbaar is?
Hoofdstuk 125: De geest van de mentor van de priestervrouwen verschijnt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Heeft jullie verstand je dan niet gezegd dat de mens een heel wonderbaarlijk werk is van een grote, wonderbaarlijk almachtige Schepper, en dat daarin niets plaats kan vinden wat niet een oorzaak en een wijs doel heeft?! Dat heb ik jullie tijdens mijn aardse leven nog vaak gezegd; maar daar hebben jullie geen waarde aan gehecht, want jullie was het er alleen maar om te doen, door iedereen bewonderd te worden vanwege je stoïcijnse wijsheid. Maar desondanks knaagde toch voortdurend de twijfel aan jullie hart, die ik door overduidelijk opnieuw te verschijnen te niet had moeten doen.
Hoofdstuk 125: De geest van de mentor van de priestervrouwen verschijnt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Maar nu is er een hogere geest bij jullie gekomen en heeft jullie onderwezen. Waarom geloofden jullie Hem dan niet volledig? Waarom vragen jullie mij als getuige van Hem, wiens naam ik niet waardig ben uit te spreken? O jullie vreselijk dwaze vrouwen! Heus, als nu die grote geest met hier zou zijn, zouden jullie allen er flink van langs hebben gekregen! Onthoud echter, dat het je heel slecht zal vergaan als je mij nog een keer in mijn rust stoort!'
Hoofdstuk 125: De geest van de mentor van de priestervrouwen verschijnt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)