Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 356 van 1166

...  344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369  ...
[1] Jored en zijn zoon Jorab begeleidden Mij tot Malaves, waar de dankbare bewoners ons snel tegemoetkwamen en voor ons wilden zorgen. Maar wij namen niets aan, raadden hun echter nog een keer aan om standvastig te blijven in de ontvangen leer. Dat beloofden zij ook heel nadrukkelijk, en vroegen Mij naar welke plaats Ik nu ging.
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Toen we alleen waren, zei PETRUS: 'Heer, het zou haast beter zijn om maar steeds bij de heidenen te blijven en de Joden te laten voor wat ze zijn; want het is toch hartverwarmend om te zien hoe gretig deze mensen de levenswoorden in zich opnemen. De vernietiging van hun drie afgoden namen ze heellicht op, en vrijwel niemand behalve de vijf vrouwen maakte zich daar extra druk over, en uiteindelijk waren zelfs de vrouwen ook niet zo moeilijk te overtuigen. En als men het geheel eens op de keper beschouwt dan heeft zo'n heiden, zoals Jored was en is, met zijn hele huis, toch wel honderdmaal meer gezond verstand dan een joodse oudste of schriftgeleerde. Hoe zou het ons in Jeruzalem zijn vergaan als U bij de Farizeeën de tempel ook zo uitgedund zou hebben als drie dagen geleden die in Chotinodora?! Ik zeg met steeds meer inzicht en overtuiging: Van alle volkeren zijn de joden Uw grote erbarming, geduld en begrip het minst waard. - Wat vindt U van mijn mening?'
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Kijk eens wat voor tekenen hier gedaan moesten worden om deze heidenen te laten geloven! De tekenen waren krachtige mest, zodat de leer als levenstarwe op hun gemoedsveld kon ontkiemen en tot een toekomstige vrucht kon opgroeien. Toen Ik echter anderhalf jaar geleden bij jullie Joden kwam, was slechts een woord voldoende en jullie volgden Mij, zonder dat jullie precies wisten wie je volgde. Jullie gemoedsbodem was wel begroeid met veelonkruid, en menige doornstruik omringde jullie hart, -maar daarnaast was er toch ook nog veel ruimte op het veld voor de tarwe.
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Maar bij deze heidenen zouden we tien jaar lang hebben kunnen praten zonder hen bekeerd te hebben tot het licht van het leven uit God, omdat zij ondanks de vele, grote tekenen nog hevige tegenstand boden. Nu behoren zij wel bij ons, meer dan vele Joden, en vanwege hun starheid zal de joden ook het licht ontnomen worden en aan de heidenen worden gegeven, maar ondanks dat alles mag je nooit vergeten dat het heil van de mensen alleen maar van Jeruzalem uitgaat, en alle voorspellingen die aan de joden gegeven zijn zullen op die plaats in vervulling gaan voor alle mensen van de aarde! Maar ondanks dat alles zullen we nu ook de heidenen bezoeken en hen voorbereiden op wat zij na Mijn hemelvaart kunnen verwachten, namelijk de uitstorting van de Heilige Geest uit God.
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK stond echter op van Mijn zitplaats en vroeg met geweldige stem aan de rovers: 'Met welk recht eisen jullie dat van ons en van iedereen die je kunt achterhalen?'
Hoofdstuk 127: De Heer overwint de rivierrovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] IK zei: 'Goed dan, wees vrij; maar jullie geroofde goud geef je aan Mijn twee schippers, anders zal het jullie heel slecht vergaan!'
Hoofdstuk 127: De Heer overwint de rivierrovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Toen voeren DE TWINTIG verder, maar onder elkaar zeiden zij: 'Het is toch een vreemde zaak met onze Heer! Nu neemt Hij al heidenen en tollenaren en dieven en rovers als leerling aan; maar al die leerlingen uit Jeruzalem liet Hij in Kapérnaum zonder een woord gaan! Ja, ja, we zullen nog beleven dat Hij ook hoeren en echtbreeksters als leerling aanneemt! Dat is werkelijk heel vreemd! Maar wat kunnen we er aan doen? Hij is en blijft nu eenmaal een met alle kracht van God vervulde profeet die niemand kan weerstaan, en we moeten Hem Zijn recht laten, -daar kan niets tegenop!'
Hoofdstuk 127: De Heer overwint de rivierrovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] DE WAARD zei heel hoffelijk: 'O mijn zeer vereerde vriend, ik heb nog van alles in voorraad, zoals vlees, melk, boter, kaas, eieren, honing en allerlei tuinvruchten; ook heb ik beste vis in mijn vergaarbakken! U hoeft maar te vragen en het wordt allemaal binnen de kortste tijd klaargemaakt!'
Hoofdstuk 128: De Heer in Samosata - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] IK zei: 'Dat is niet nodig, wij houden het nu echt bij Mijn eerste verzoek; Ik wens alleen een prima wijn, die zul je wel ergens hebben!'
Hoofdstuk 128: De Heer in Samosata - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] IK zei: 'Omdat je een eerlijke wereldziel bent en het op jouw manier goed met ons meent, vertel Ik je als Heer en Meester voor Mij en al deze anderen: Ik ben een Heiland der heilanden van de aarde, en dit zijn Mijn leerlingen. Voor het merendeel zijn wij Galileeërs. En nu weetje voorlopig wel genoeg!'
Hoofdstuk 128: De Heer in Samosata - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[20] Maar toen zij zo spraken, hadden we hen samen met de tien rovers die ons in hun brede boot vlug achterna voeren, ook al ingehaald, en IK zei tegen de twintig: 'Jullie vinden het vreemd dat Ik zo doe, - Ik vind het echter van jullie tienmaal vreemder dat juist jullie deze daden en dit handelen van Mij vreemd vinden. De mensen zijn Mijn werk, en Ik ken dit werk het best, Ik ken al hun bekwaamheden en weet daarom goed wat Ik doe. Laat daarom verder niets meer van wat Ik doe jullie vreemd voorkomen, anders zou het jullie erg vreemd voor moeten komen dat Ik jullie heb aangenomen terwijl jullie nog duizendmaal erger waren dan deze tien rovers, die nog niemand gedood hebben maar alleen de rijk en zwaarbeladen vlotten wat lichter hebben gemaakt!'
Hoofdstuk 127: De Heer overwint de rivierrovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] De tollenaar legde hem dat uit, en toen de ernstig uitziende HOOFDMAN hoorde dat Ik een Heiland der heilanden van de hele wereld was, kwam hij meteen op Mij af en zei: ' Als u bent wat de bestuurder van U gezegd heeft, genees mijn zoon dan! Hij lijdt aan een kwade koorts, ligt al vele jaren ziek te bed en heeft meer weg van een lijk dan van een levend mens. Van overal vandaan heb ik de beste dokters laten komen, maar zij konden hem geen van allen helpen. Als u hem kunt helpen, schenk ik u een koninklijk loon!'
Hoofdstuk 129: De genezing van de aan koorts lijdende zoon van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] DE HOOFDMAN was nu erg opgetogen en zei: 'Heer en meester van alle meesters en waarachtige heiland der heilanden! Alles, alles, wat u ook maar wilt, zal gebeuren; maar nu voor vandaag vraag ik u om met al uw leerlingen mijn gast te zijn; want zie eens, mijn huis is ruim en heeft veel kamers! Het zou van mijn kant toch wel erg ondankbaar zijn om u in de herberg van de tollenaar te laten, die vandaag hoogstwaarschijnlijk helemaal vol zit met de in aantocht zijnde grote Perzische karavaan.'
Hoofdstuk 129: De genezing van de aan koorts lijdende zoon van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[23] DE HOOFDMAN zei: 'Daar zul je me juist een groot plezier mee doen. Ik vind het alleen erg jammer dat de rest van mijn familie nu niet hier is, maar in Serrhe, waarvan zij pas over een paar dagen terug zullen komen. Maar ik heb toch mensen genoeg, en u zult niets te kort komen.'
Hoofdstuk 129: De genezing van de aan koorts lijdende zoon van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] DE HOOFDMAN zei: 'Het volk heb ik in mijn macht, en ik weet wat ik bij een mogelijke opstand te doen heb. Het volk zal eerst in alle rust en kalmte uitgelegd worden wat dat allemaal te betekenen heeft. Als de mensen dat naar alle waarschijnlijkheid erg goed op zullen nemen, omdat ze nu met jullie doen en laten echt niet meer tevreden waren, dan is dat al iets goeds. Mochten enkelen zich daarbij, misschien door jullie opgestookt, ontevreden reageren, dan heb ik ook wel weer middelen genoeg bij de hand om hen tot rust en tevredenheid te brengen. Laatje er echter niet toe verleiden om iemand op te stoken, want mijn ernst kennen jullie!
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  344 - 345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369  ...