Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 357 van 1112

...  345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370  ...
[15] Als je een hongerig mens ziet, terwijl jij meer dan genoeg hebt, denk dan niet dat de hongerige zich wel even behaaglijk voelt als jij met je volle buik, maar bedenk dat hij erg hongerig is en geef hem te eten, dan zul je daarna een grote tevredenheid in je hart voelen, die je nog veel behaaglijker zal voorkomen dan je volle buik; want een vol hart maakt de mens heel wat gelukkiger dan een volle buik.
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Ik zeg jullie: Ik zal degene die zo'n misdaad aan dieren zou begaan, met toornige ogen aanzien; want ook dieren zijn Mijn schepselen en hebben leven en gevoel, en een verstandig mens moet zijn kwade wil niet op hen botvieren. Maar hoe eindeloos veel hoger staat zelfs het armste kind dan alle dieren der aarde! Wie zich dus zo aan een kind vergrijpt, is een duivel en is vervloekt!
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Ja, onze stieren en dierengevechten zijn gemakkelijker af te schaffen, en de gladiatorengevechten, die bij de oude Romeinen nog erg in zwang zijn, nemen bij ons al heel sterk af, omdat niemand zich meer zo gemakkelijk voor die gevechten wil lenen. Wel vindt zoiets nog vaak bij grote feestmaaltijden plaats, maar meer pro forma dan op de oude gruwelijke manier. Alleen de stierengevechten bestaan nog en zijn een favoriet schouwspel van de Romeinen; maar wij zullen er alles aan doen om er voorshands voor te zorgen dat ze ten minste minder vaak plaatsvinden en in plaats daarvan moeten andere zaken komen die de zeden verbeteren.
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Lazarus wendde zich weer tot de magiërs en zei wat Ik hem gezegd had, en kwam daarop bij Mij terug
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Toen haalden de drie magiërs hun toverstokken uit hun wijde mantels, trokken drie kringen om zich heen op de grond en daarna ook in de lucht. De Romeinen waren helemaal oog en oor .
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Daarna deed de magiër wat hij gezegd had. De beide helpers staken met fosfor en een paar harsige houtspaanders die zij bij zich hadden een vuur aan. De totaal fijngewreven vogel werd vervolgens tot as verbrand, en de voornaamste magiër boog zich met zijn staf naar de grond en begon onder het mompelen van enkele onbegrijpelijke woorden met zijn staf in de as te roeren, en kijk, weldra hupte er eenzelfde vogel op de grond rond, die al gauw wegvloog!
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Toen liet hij, zich speciaal tot de Romeinen wendend, de volkomen verse bos bloemen zien en zei: 'Kijk, door de macht van mijn staf moet zich tenslotte alles wat oud en verwelkt is, verjongen en een fris, nieuw leven in gaan ademen! Als de hooggeëerde gasten dat zouden wensen, zou ik nog wel een klein voorbeeld van de macht van mijn staf kunnen laten zien, maar nog maar één, omdat ik de grote wonderwerken alleen maar voor duizenden mensen tot stand kan brengen!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Toen haalde de magiër een stuk brood uit een zak van zijn opperkleed en zei: 'Ieder van u kan zich ervan overtuigen dat dit een echt stuk brood is, en toch zal ik het door mijn machtsspreuk en enkel door het aanraken met deze toverstok in een harde steen veranderen!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[26] Met deze woorden gaf hij het schijnbare stuk brood aan de Romeinen, die zich er over verbaasden dat het werkelijk steen was geworden. En ze wilden de magiër nu werkelijk behoorlijk veel geld betalen.
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Maar Ik wenkte Rafaël, die tussen de nog wat blinde Romeinen en de drie magiërs ging staan, zijn rechterhand ophief en zei: 'Neen, een duidelijk bedrog mag nooit beloond worden, altijd zal het zeer nadrukkelijk moeten worden bestraft, omdat een dergelijk bedrog zich er het meest toe leent om de zielen van de mensen gevangen te nemen en te doden! Het waren valse wonderen en jullie blinde heidenen, hebben niets van het bedrog gemerkt. Maar ik zal het jullie dadelijk laten zien!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Toen trokken de Romeinen zich terug, en de magiërs zeiden: 'Ja, jonge knappe vriend, beter kunnen wij het niet!'
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] In het begin zeiden jullie wel, naar het uiterste westen te gaan om daar, als het ware aan het einde van de wereld, het ondergaan van de zon, van de maan en van de sterren van zo dichtbij mogelijk te waar te nemen en te onderzoeken, maar jullie kennen de vorm van de aarde best; want er waren mensen in jullie land die de aarde heel goed bestudeerd hebben en ook heel goed wisten wat zij van de zon, de maan, de planeten en van de vaste sterren moesten denken. Maar dat hebben jullie het volk niet alleen nooit meegedeeld, maar je hebt het zelfs met zware straffen bedreigd als het ooit waagde over de sterren en de aarde iets anders te denken, te zeggen en te geloven dan wat jullie het daarover altijd hebben voorgelogen. En voor die schaamteloze leugens moet het arme volk jullie nog de grootste offers brengen en zich ook nog op alle mogelijke manieren gruwelijk door jullie laten kwellen.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Dat hij leeft en ook zeker zal sterven, weet de mens; maar als een mens gezond en goed verzorgd is, leeft hij graag en is hij van nature een vijand van het sterven en de dood, en heeft er daarom altijd een grote angst voor. Deze voortdurende angst zou de mens al gauw dermate overmannen, dat hij voor elk werk en ook voor een geestelijke vorming volkomen ongeschikt zou worden, en hij zou ook de grootste vijand van het leven worden, -zoals er bij ons ook zo'n volk is, dat zijn leven vervloekt en geen kinderen verwekt om geen ongelukkige wezens op deze wereld te zetten. Dat volk vermeerdert zich alleen door nieuwkomers van buitenaf, met uitzondering van vrouwen, die daarom bij dit volk niet aangetroffen worden. Maar dan verschijnt de zichzelf boven alles verloochenende priesterstand, leert de mensen bepaalde onzichtbare machtige goden en hun krachten kennen en doet zich bij het volk voor als een zendeling en dienaar van de goden, die zelf macht heeft en voor de ogen van het volk wonderen verricht en voor hun oren wijsheid verkondigt.
Hoofdstuk 97: De verdedigingstoespraak van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Rafaël zei: 'Ik ben niet boos op jullie, want ik weet wel hoe jullie zijn; maar dit zeg ik je, en onthoudt dat goed, dat God op Zichzelf de eeuwige waarheid en wijsheid Zelf is en Zich daarom nooit door een of andere manier van bedriegerij laat vinden en begrijpen; want God is heilig. Bedrog is echter -in wat voor vorm dan ook en om welke beweegreden het ook gepleegd wordt - op zichzelf onheilig, daarom verdoemenswaardig en een heilige God geheel onwaardig.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Wie God als de hoogste waarheid wil zoeken en vinden, moet Hem in alle deemoed en waarheid van zijn hart zoeken en dan zal hij Hem zo ook vinden; maar met allerlei leugens en bedrog laat God zich nooit vinden!
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  345 - 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370  ...