5587 resultaten - Pagina 358 van 373
... 346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 ...
[13] Antwoord: Dat is de andere open poort der Godheid: ge moogt uwe ogen openen en de geest in uw halfdode hart tot ontwaken voeren, want het is geen duistere rede of fantasie.Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Alzo ie het ook met de mens. Wanneer één geest in werking komt, zo brengt hij de andere ook tot activiteit en ziet hen alle, omdat hij uit het hart omhoog stijgt, waar in de hitte het licht ontstoken wordt, zodat de geest, die opstijgt in dat licht, de andere geesten ziet.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Merk nu op: Hier moet ik het gehele Goddelijk Lichaam, als ik het zo mag aanduiden, in het midden, in het hart raken en het verklaren. Ge zult waarnemen, hoe alle zeven geesten steeds weder elkander doen geboren worden en ge zult opmerken, dat de Godheid geen begin en geen einde heeft. Aanziet daarom de lust uws geestes, en het eeuwige goddelijke vreugdenrijk, de Hemelse zaligheid en de lichamelijke vreugden die in eeuwigheid geen einde nemen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[14] Ge weet zeer goed, dat ge goed en vriendelijk behoort te handelen jegens uwe naaste; ook weet ge, dat ge uw eigen leven, dat is uw lichaam en uwe ziel, niet behoort te schande te maken en te bezoedelen. Waarlijk, hierin bestaat de kern en de Liefde Gods; God ziet niet naar naam of geboorte; wie echter in Gods liefde woont, woont in het Licht; het Licht echter is het Hart van God. Wie nu God in 't harte draagt, hoe zal hij Hem wederom kunnen verliezen?
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Dit wil zeggen de beweeglijkheid, het stuwen of drijven der dingen, zoals daar is de hitte, die brandt, verteert en alles opslurpt, wat binnen haar bereik komt, en wat niet van haar eigen “hoedanigheid” is. Daartegenover staat, dat zij alles verlicht en verwarmt wat koud, nat en donker is en hetgeen zacht is, hard maakt. Ze heeft echter nog twee factoren in zich, nl. het Licht en het Verderf; daarover is 't volgende op te merken. Het Licht of het “Hart van de Warmte” is op zichzelf iets lieflijks en vreugdevols, een levenskracht, een verlichting van dingen die onduidelijk zijn, en het is een gedeelte, of ook kan men zeggen de bron, van het Hemelse Vreugdenrijk. Want het maakt in deze wereld alles levend en beweeglijk; alle vlees, zowel als bomen, loof en gras groeien op deze wereld door de kracht van het Licht en ontvangen hun leven hier door. Dit is het goede. Maar daar staat tegenover, dat het Licht óók het verderf in zich heeft, want het brandt, verteert en vernietigt; dit verderf ontstaat, werkt en verheft zich in het Licht en maakt het Licht beweeglijk; het worstelt en strijdt met het goede, dat er in het Licht is. Het Licht heeft dus een tweevoudige bron. Het Licht bestaat in God, zonder hitte, maar in de natuur bestaat het niet; want in de natuur zijn alle eigenschappen in elkander verzonken, alsof ‘t één eigenschap was, naar zijn aard en wijze; evenals God “Alles” is en door Hem alles ontstaat en van Hem alles uitgaat. God is het Hart of de bronwel der natuur, uit Hem komt alles voort. Nu heerst de hitte in alle krachten der natuur en verwarmt alles en is een bron van alles; wanneer dat niet zo was, dan zou het water veel te koud zijn en de aarde zou verstijven, en er zou geen lucht zijn. De hitte heerst in alles, in de bomen, in kruid en gras en ze maakt het water beweeglijk, opdat hierdoor op aarde kruid en gras zal groeien. Daarom is zij een eigenschap, omdat zij in alles heerst en alles doortintelt. De factor “licht” echter, in de eigenschap hitte, geeft aan alles datgene waardoor het lieflijk en vreugdevol wordt. De hitte zonder licht is van geen nut, maar eerder een vernietiging van het goede, een boze bron, want alles gaat teniet in haar razernij. Maar het element “licht” in de “hitte” is een levende bron, waarin de Heilige Geest kan leven. De hitte maakt het licht beweeglijk, zodat het werkt en stuwt, hetgeen men waarneemt in de winter; dan is het zonlicht ook op de aarde, maar de warmtestraal der zon kan de aardbodem niet bereiken; daarom groeit er ‘s winters ook geen enkele vrucht.
Hoofdstuk 1: Het onderzoek naar het Wezen der Godheid in de natuur; naar zijn beide hoedanigheden. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Het bittere is het hart van alle leven; zoals deze eigenschap het water, dat in de lucht aanwezig is, tesamenvoegt, zodat het deelbaar wordt, zo werkt ze ook in alle schepselen, alsook in het gewas, dat op de aarde groeit, want loof en gras hebben hun groene kleur ontvangen door deze eigenschap. Als nu deze hoedanigheid in enig schepsel gematigd woont, zo is ze deze mens tot vreugde, want zij doet alle andere boze invloeden teniet en is een begin en de oorzaak van de vreugde en van de lach. Want wanneer zij in werking gesteld wordt, maakt zij een mens aan het sidderen en vol van vreugde, en heft hem met zijn gehele wezen op, want het is als ware het ‘t Hemelse Rijk der Vreugde, een opheffing van de Geest; geest en kracht in alles wat groeit op aarde; een moeder des levens.
Hoofdstuk 1: Het onderzoek naar het Wezen der Godheid in de natuur; naar zijn beide hoedanigheden. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Wanneer gij echter niet geloven wilt, dat in deze wereld alles zijn oorsprong vindt in de sterren, zo wil ik u dat bewijzen; wanneer gij echter geen stompzinnige zijt en een weinig verstand bezit, let op hetgeen volgt. Bezie ten eerste de Zon. Zij is het hart of de koningin van alle sterren. Zij geeft alle sterren licht van het opgaan tot aan het ondergaan en verlicht en verwarmt alles. Alles leeft en groeit in haar kracht. De vreugde van alle schepselen groeit in haar kracht. Wanneer zij nu zou worden weggenomen, zou alles duister en koud worden; er zou ook geen vrucht meer groeien. Mens noch dier zou zich kunnen vermenigvuldigen, want de hitte zou verdwijnen en het zaad, dat overal aanwezig was, zou koud worden en verstenen.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] Het inwendige van het lichaam des mensen beduidt de diepte tussen de sterren en de aarde; het gehele lichaam met alles wat er bij hoort, beduidt Hemel en aarde; het vlees betekent de aarde en is ook van de aarde, het bloed stelt voor het water, en is ook van water, de adem beduidt de lucht en is ook de lucht; de blaas, waarin de lucht werkt, is de diepte tussen sterren en aarde, waarin vuur, lucht en aarde naar hun aard werkzaam zijn, en de warmte, de lucht en het water werken ook in deze ruimte, evenals in de diepte van de aarde. De aderen stellen de krachtwegen der sterren voor en zijn ook de krachtwegen der sterren; want de sterren beheersen met hun krachten de aderen en zij drijven de mensen in hun bepaalde vorm en gestalte. De ingewanden of darmen stellen voor hoe de werking der sterren is. Alles, wat uit hun kracht ontstaan is, wat zij zelf gemaakt hebben, dat verteren zij zelf wederom en dat blijft onderhevig aan hun kracht; de darmen bewerkstelligen ook de vertering van al datgene, wat de mens er in opzamelt; alles, wat uit de kracht der sterren gegroeid is. Het hart van de mens stelt voor de warmte of het element vuur; het ís ook de warmte, want deze heeft in het hart haar oorsprong. De blaas stelt het element “lucht” voor, en de lucht heerst er ook in. De lever is het element water, zij ís ook het water, want uit de lever komt het bloed in het gehele lichaam, in alle leden; de lever is de moeder van het bloed. De longen stellen de aarde voor en ze zijn ook van dezelfde hoedanigheid. De voeten stellen de nabijheid en de verte voor, want in God is verte en nabijheid één en hetzelfde.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] De zeven geesten echter, die in een Engel zijn, die het licht en het verstand voortbrengen, zijn met de gehele Godheid verbonden, zodat zij niet meer kunnen bewerkstelligen in enig opzicht dan God Zelf en ook niet op een andere wijze. En wel, aangezien zij een gedeelte van het geheel zijn, want God heeft hen daartoe uit zichzelf geschapen. Nu deden echter de Oergeesten in Lucifer dit niet, maar, omdat zij zagen, dat zij de voorrang hadden, zo gingen zij zodanig te werk, dat de geest, die in hen geboren werd, zeer vurig werd en in de oerbron van het hart opsteeg als een trotse jonkvrouw.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[14] Zo de Oergeesten zeer lieflijk gearbeid zouden hebben, zoals zij deden, voor zij lichamelijk werden, toen zij nog in gemeenschap met God waren, vóór de schepping, zo zouden ook zij een lieflijke zoon in zich weten, die gelijk zou zijn aan den Zoon van God en zo zou het Licht in Lucifer en de Zoon Gods als één geweest zijn; een samensmelting vol van lieflijkheid en verrukking. Want het grote Licht, hetwelk het Hart van God is, heeft zacht en lieflijk zich verenigd met het kleine Licht, dat in Lucifer is, als met een jongen zoon, want de kleine zoon in Lucifer is als een geliefde broeder voor het Hart van God.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Wilt gij een filosoof en natuurkundige zijn en het Wezen Gods in de natuur doorvorsen, zoals het alles geschapen is, bidt dan tot God om zijn Heilige Geest, opdat Hij U door dien geest verlichte. Want in vlees en bloed kunt ge dit niet begrijpen; of ge het ook leest, zo is het toch als een damp voor uw ogen; alleen in de Heilige Geest, die in God is en ook in de ganse natuur, waaruit ook alle dingen geschapen zijn, kunt ge vorsen tot in het Lichaam Gods, hetwelk de natuur is. Zo ook kunt ge de heilige Drie-eenheid doorzoeken. Want de Heilige Geest gaat uit van de heilige Drie-eenheid en heerst in het lichaam Gods, d.i. in de gehele natuur. Zoals de geest van een mens in het gehele lichaam in alle aderen heerst en de gehele mens vervult, zo vervult de Heilige Geest ook de ganse natuur en Hij is het Hart der Natuur en heerst in de goede eigenschappen van alle dingen. Wanneer ge nu deze Geest in u hebt, zodat Hij uw geest doorlichten en vervullen kan, zo zult ge verstaan, wat hier geschreven zal worden. Wanneer ge de Heilige Geest echter niet in u hebt, zo zal 't u vergaan als de wijze heidenen, die zich aan de Schepping vergastten en haar uit hun eigen wijsheid wilden doorvorsen. Zij kwamen met al hun nadenken tot voor Gods aangezicht, maar konden het toch niet zien en waren stekeblind wat betreft het inzicht in de Goddelijke dingen. Zo konden ook de kinderen Israëls in de woestijn het aangezicht van Mozes niet zien. Daarom moest hij zijn aangezicht bedekken, toen hij voor het volk trad. Dat kwam, doordat zij de Ware God en Zijn Wil niet kenden noch verstonden, Die toch temidden van hen wandelde. Daarom was het bedekte aangezicht een teken en een bewijs van hun verblinding en onverstand. Zo weinig het maaksel zijn maker kan begrijpen, zo weinig ook kan een mens zijn Schepper begrijpen en kennen, tenzij de Heilige Geest hem verlicht, hetgeen alleen hèn te beurt valt, die niet op zichzelf vertrouwen, maar hun hoop en al hun willen op God vestigen en wonen in de Heilige Geest. Zij zijn één met de Goddelijke Geest. Wanneer men nu de zon en de sterren op de juiste wijze beschouwen wil naar hun verschijning, werkingen en hoedanigheden, zo vindt men in het hart daarvan het Goddelijke Wezen, evenals de krachten der sterren bepaald worden door de natuur. Wanneer men de omloop van het gehele sterrenheir beziet, dan is het spoedig duidelijk, dat dit is: “de moeder van alle dingen” of “de natuur”, waaruit alle dingen geboren zijn, en waarin alle dingen leven en zich bewegen; en alle dingen zijn uit deze zelfde krachten gemaakt, zij blijven eeuwigdurend daarin. En of ze nu aan het einde van deze tijdkring zullen worden veranderd, doordat het goede en het boze zich van elkander afscheiden, zo zullen toch Engelen en mensen in de kracht der Natuur, waaruit zij in oorsprong ontstaan zijn, in God, eeuwig bestaan. Gij moet echter uw denken vergeestelijken en bedenken, hoe de gehele natuur, met alle krachten, die daarin aanwezig zijn, zoals wijdte, diepte, hoogte, Hemel, aarde en alles, wat daarin is, en in de Hemel, het lichaam Gods is; en de krachten der sterren zijn de bronaderen in het natuurlijke Lichaam Gods in deze wereld. Ge moet niet denken, dat in het lichaam der sterren de gehele triomferende drie-eenheid, God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, aanwezig is, waarin geen kwaad woont, maar die de heilige, lichtende, eeuwige Vreugdebron is, die onverbrekelijk en onveranderlijk is, zo, dat geen schepsel het begrijpen of uitspreken kan. Zijn diepte kan geen schepsel meten. Maar ge moet ook niet denken, dat Hij in ‘t geheel niet aanwezig is in het lichaam der sterren en in deze wereld; want wanneer men zegt: “Alles” of “van eeuwigheid tot eeuwigheid”, of “alles in alles”, zo bedoelt men hiermee God in Zijn volle betekenis. Neem een voorbeeld aan een mens; hij is gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God; zoals geschreven staat in het eerste boek van Mozes, vers 27.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] De Hemel is echter een lieflijke, vreugdevolle verblijfplaats, waarin alle krachten aanwezig zijn, evenals in de natuur en in de sterren en elementen. Maar geen ruwe, voortjagende en kwellende krachten zijn daar. Maar iedere kracht heeft slechts een bepaald aanzicht, zij is nl. licht en kalmerend, en niet boos en goed zoals de krachten die in de sterren en elementen aanwezig zijn. De Hemelse krachten zijn louterend en rein. De boosheid is daarin niet. De Hemel behoort zeker niet minder tot het gebied der natuur dan het voorgenoemde, want de sterren en elementen hebben hun oorsprong in de Hemel en ook hun kracht komt vandaar. Want de Hemel is het hart van het water; zoals in alle schepselen en in alles wat in deze wereld bestaat, het water het hart, de kern is; of het nu lichamelijk of onstoffelijk is, in gewassen der aarde of in metaal of stenen. Van alle dingen is het water het hart of de kern. Zo is de Hemel het hart in de natuur, waarin alle krachten verborgen zijn, evenals in sterren en elementen. Evenals de hersenen in het hoofd van de mens van een weke en zachte substantie zijn, zo is het ook met de Hemel, wanneer deze wordt voorgesteld als het hart der natuur, waarin deze krachten zachtmoedig en soepel zijn.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Hier wil ik u de kern en het hart van Lucifer tonen, zo zult ge zien, wat een duivel is, of, hoe hij een duivel geworden is. Zie daarom toe en vraag hem niet te gast, want hij is de verklaarde vijand van God en alle mensen en Engelen in de eeuwigheid. Wilt ge dit nu juist verstaan, dan moet ge niet van God een duivel maken, zoals sommigen doen, die zeggen: God heeft het boze geschapen en wil dat sommige mensen verloren zullen gaan!
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Dit beduidt de Zoon Gods, die alle zeven geesten van God de Vader geboren doet worden. Hij is de Zoon van al de zeven geesten. Het hart Gods is steeds het middelpunt, evenals de naaf het middelpunt is van het rad.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Zo ook kan er maar één hart van God zijn en niet zeven. Dat ene hart is het middelpunt en het leven van alle zeven geesten. De spaken nu, die het houvast bieden, beduiden God de Heilige Geest, die van de Vader en van de Zoon uitgaat, en toch tegelijkertijd in Hem aanwezig blijven. Zoals er nu vele spaken zijn, die alle in 't midden van het wiel rond draaien, zo is de Heilige Geest de werkmeester van God en Hij vormt alles, wat in God aanwezig is. Er is slechts één enkele God met zeven Oergeesten, evenals er maar één rad is, alhoewel er zeven raderen zijn, maar zij alle vormen als ‘t ware, één geheel.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang