Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 358 van 1112

...  346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371  ...
[4] De hoofdmagiër zei: 'We weten wel dat zij een diepere wijsheid en kennis bezitten; maar wie kan er bij hen komen? Ze bewonen streken die alleen voor adelaars toegankelijk zijn, maar verder voor geen sterveling. Wij weten alleen maar dat zij zich ergens in de dalen van het hooggebergte ophouden; maar waar, dat is een andere vraag.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De magiër zei: 'Lieftallige, wijze jongeman! Wij erkennen dat je helemaal gelijk hebt en dat wij Indiërs zeer in het duister leven; maar daarbij zijn we toch een heel gelukkig volk, omdat we alles hebben wat de mensen op deze aarde gelukkig kan maken. Het volk heeft door zijn vaste geloof nog het voorrecht dat het geen dood verwacht en er dus ook niet bang voor is. Het is alleen maar bang voor een hoogst ongelukkige toestand van de ziel na de dood van het lichaam, die hun in het vooruitzicht wordt gesteld, indien zij die, doordat ze zich niet aan de wetten gehouden hebben, verdiend hebben. Een bewijs ervoor dat het volk dat gelooft en die toestand na de dood vreest, leveren de buitengewone boetedoeningen van het Indische volk, die het voor zijn mogelijke zonden verricht.
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Het volk is derhalve volkomen gelukkig als het zich maar aan de voorgeschreven wetten houdt. Maar als volgens ons beste weten en geweten het volk in natuurlijk en geestelijk opzicht gelukkig is en onze bedriegerijen daar juist toe bijdragen, kan een mogelijke waarachtige, grote, wijze en almachtige God dus niet boos op ons worden en zijn toorn over ons laten komen; want hij kan immers nooit willen dat de mensen op deze aarde zo ongelukkig mogelijk leven. Zou hij echter de manier niet goedkeuren waarop wij door onze slimheid en bekwaamheid het hele volk gelukkig maken - en dat voor alle tijden -, dan zal het hem toch niet onmogelijk zijn ons te kennen te geven hoe hij het Indische volk geleid en bestuurd wil hebben.
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen wij echter met hen begonnen te spreken over het bestaan van een ware God, ontweken zij de vraag en gaven ons geen duidelijk antwoord. Wij drongen daarop ernstig bij hen aan en gaven hun te verstaan dat zij zich in onze macht bevonden.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Je hebt ons nu weliswaar wel aangetoond dat God, als de eeuwige oerwaarheid, Zich ook alleen maar door de waarheid laat vinden. Dat, lieftallige vriend, is heel goed en heel prachtig gezegd; maar wat is de waarheid, en waar vinden wij die in deze wereld?! Gelukkig is de zeldzame mens die van die waarheid ook maar enig vermoeden heeft; maar waar is degene die haar volledig bezit?! O, zeg ons wie het is, dan zullen wij hem tot het einde der wereld volgen en hem alle schatten van ons grote rijk aanbieden opdat hij ons een deel van zijn geestelijke schat aanreikt!
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] We hebben juist de grootste twijfel aan het bestaan van de enige, ware God, omdat wij Hem al zo lang zoeken en Hij Zich nog steeds net als duizenden jaren geleden, laat zoeken. Wat kunnen jullie nu eigenlijk op ons voor hebben dat de ware enige God Zich door jullie heeft laten vinden? Wie kan eigenlijk weten of jij Hem ooit ijveriger gezocht hebt dan wij?
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Als wij echter God en Zijn waarheid met alle ijver en met alle ons ten dienste staande middelen zoeken en voortdurend luid in onszelf roepen: 'God, Schepper en Heer, waar bent U, Verborgene?', en Hij acht ons niet het geringste antwoord waardig, dan zijn er drie gevallen mogelijk: of Hij bestaat helemaal niet en alles bestaat eeuwig volgens een norm die in de natuur vanzelf toevallig gevormd en vervolgens geordend is, óf God is iemand die Zich alleen maar bekommert om eindeloos grote dingen, óf God is een wezen dat zo doof en gevoelloos is, dat de mensen voor Hem hetzelfde zijn als voor ons de mijten op een blad en de ontelbare muggen in de lucht.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Wij vermoeden wel dat er ergens een zeer wijze en almachtige God moet zijn, door wiens wil alles wat wij met onze zintuigen waarnemen, geschapen of gemaakt is. Ja, we zijn zelfs door onze oude wijzen te weten gekomen dat er zich in het verre westen dat de zon, de maan en alle sterren opneemt, een volk bevindt dat voortdurend alleen met de enige ware God in verbinding staat, Hem daardoor goed kent en ons zeker iets meer over Hem zou kunnen en willen vertellen. Wij zijn nu echter al zeer ver naar het westen doorgedrongen met ons geheime doel, maar dat gelukkigste volk van de aarde hebben we nog niet gevonden. Wij ontdekten dat wij er zelf met ons vermoeden dat er een God moet zijn en met onze trucs, zoals jij, lieftallige jongeman, ze noemde, toch altijd nog beter aan toe zijn dan alle wijzen van de vele landen waar we al doorheen getrokken zijn.
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Wij zochten Hem reeds in alle uithoeken van de aarde die maar enigszins voor ons toegankelijk waren, wij vonden vele zeldzame dingen, maar de Verborgene hebben we tot nu toe nog niet gevonden. En toch ziet het er op de aarde, in de lucht en ook tussen de sterren uit als in een huis, waarvan de inrichting duidelijk aantoont dat het een zeer goede en wijze huisvader heeft. Als men echter naar hem vraagt en hem zelfnader zou willen leren kennen, is hij nooit aanwezig, en niemand kan er zich op laten voorstaan hem ooit gezien of gesproken te hebben. En toch moet hij ergens zijn en voor de orde in zijn huis zorgen. - En, jonge, wijze vriend, nu zijn we pas op het juiste punt beland!
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] En vriend, in deze drie gevallen hebben wij helemaal geen God nodi?; want dan hebben de dieren meer aan Hem dan wij, armzalige mensen, die met hersenen en verstand begaafd zijn! Het blijft echter merkwaardig, dat Hij ergens moet zijn, maar Zich toch niet door ons laat vinden.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Rafaël zegt: 'Dat is jullie priesterlijke hoogmoed. Want wee diegene uit het volk die jullie ontmoet en zonder er erg in te hebben niet zou groeten, terwijl jullie hem wel gezien hebben. Dat wordt hem meteen als een grote misdaad aangerekend, en hij moet zich daarvoor een zware boetedoening laten welgevallen, die uit een zware, vaak huiveringwekkende lichamelijke kastijding bestaat of, als hij rijk is, uit andere grote offers, die bij jullie niet zelden tot in het ongelofelijke gaan! En kijk, dat is een heel grove zwarte vlek! Zolang dat bij jullie gebruikelijk is en blijft, zal God zich door jullie niet laten vinden, want alleen mensen die trachten in hun ziel aan Hem gelijk te worden of al min of meer aan Hem gelijk zijn, kunnen God vinden.
Hoofdstuk 100: De ware weg tot God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Maar gelijk aan God worden betekent: wordt vol liefde voor je medemensen, en laat je hart vol deemoed, zachtmoedigheid, geduld en ontferming zijn ten opzichte van iedereen, dan zal God Zich ook over jou ontfermen en Zich in de geest van Zijn liefde en eeuwige waarheid door je laten vinden.
Hoofdstuk 100: De ware weg tot God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] In dit land en bij dit volk was eens een groot profeet, vol van Gods geest. Licht en waarheid waren zijn wegen, en de kracht van God lag in elk van zijn woorden. Door een bijzondere schikking van God moest hij op een keer naar een ver land vluchten, omdat de mensen in zijn eigen land hem naar het leven stonden. In het vreemde land moest hij in een spelonk van een hoge berg wonen, die hem voor de blikken van de mensen verborg. Toen hij al geruime tijd in de spelonk woonde, waarin hij zich voedde met allerlei wortels, bad hij tot God of Hij Zich slechts één keer aan hem zou willen laten zien, dan zou hij met vreugde in de spelonk sterven.
Hoofdstuk 100: De ware weg tot God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Toen dacht de profeet: 'Ah, dat was dus God! God bevindt Zich dus in die geweldige storm en maakt Zich zo aan de mensen kenbaar!'
Hoofdstuk 100: De ware weg tot God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Toen wachtte de profeet. En zie, niet lang na de storm trok er een geweldige vlammenzuil, dus een machtig vuur, langs de grot, en de profeet zei: 'God, U openbaart Zich dus in het vuur aan ons mensen?'
Hoofdstuk 100: De ware weg tot God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  346 - 347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371  ...