Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 359 van 1112

...  347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372  ...
[3] De magiër zei: 'Ja, ja, je hebt helemaal gelijk als het maar alleen van ons afhing; want wij, volgelingen van de Zientu Viesta {Zuivere Visioenen) en het Zan-skrit zijn eigenlijk helemaal niet zo wreed en hebben veel medelijden met de mensen. Maar eigenlijk zijn het de volgelingen van de heel erbarmelijke Zou Rou Az To* (*Zoroaster)(Waarom woel je?), die de godheid in het vuur plaatste, die in hun leer, zeden en gebruiken alle mogelijke wreedheden ten opzichte van hun volk begaan. Wij hebben hen wel tot aan de kusten van de grote zee verdreven, maar helemaal vernietigen konden we hen niet. En omdat zij ons opperpriesterschap toch ook ten dele aanhielden en zich aan ons onderwierpen, werden zij door ons geduld, maar nooit als rechtvaardig beschouwd. Wat dus onze Opper-Indische volkeren betreft, die zouden langzaam maar zeker wel tot iets beters te brengen zijn, maar de kustbewoners en aanhangers van de Woeler nauwelijks, omdat zij te sterk in waanideeën zijn gaan geloven.
Hoofdstuk 101: Over de Indische godsdiensten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Daarmee stelden de magiërs zich voorlopig tevreden en zij dachten goed na over alles wat er gezegd was.
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] In jullie ligt weliswaar ook diezelfde vonk verborgen, maar nog zoals de levende kiem in een zaadkorrel. Zolang de zaadkorrel niet in de aarde komt, blijft hij schijnbaar dood; pas wanneer in de aarde al het buitenste en stoffelijke wegvalt en alleen de zielesubstantie ervan zich met de levende kiemgeest verenigt, begint die geest werkzaam te worden, en doet wonderen die jullie al talloze malen gezien hebben.
Hoofdstuk 103: De weg naar de levensvervolmaking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] God, de Heer van de oneindigheid, had Zich aan jullie moeten openbaren, zodat jullie dan, als het jullie beliefde, het volk druppel voor druppel de openbaring hadden kunnen bijbrengen, dus in één uur nauwelijks zoveel als jullie in één ogenblik voor een vol millennium ontvangen hadden. Maar God was het daar helemaal niet mee eens en gaf jullie in plaats van het licht uit de hemelen de duisternis van de hel, waarin jullie je voor het allergrootste deel nog bevinden. En de schuld daarvan ligt bij niemand anders dan alleen bij jullie zelf!
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Maar ik zegje, dat God, de Waarachtige, Zich in het begin van jullie bestaan meer dan duizend jaar lang steeds aan jullie Oudsten en aartsvaders heeft geopenbaard. Een tijdlang ging het heel goed; maar toen na verloop van tijd de Oudsten en aartsvaders te rijk werden en te veel aanzien kregen, begonnen zij naast de geboden van God ook hun eigen wetten als openbaringen van God in te voeren, en het volk geloofde er in en hield zich eraan.
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Jullie meenden weliswaar in de wereldse blindheid van je goede leventje dat een God Zich, als het allerhoogste wezen, alleen maar zou kunnen openbaren aan de ingebeelde allerhoogste heersers van deze wereld; want de waarde van iemand uit het volk achten jullie veellager dan die van een dier. Maar daarmee vergisten jullie je deerlijk; want God is juist de deemoedigheid, de zachtmoedigheid, het geduld, de eeuwige liefde en de erbarming Zelf, en is altijd alleen maar diegenen toegedaan die net zo zijn als Hij Zelf van eeuwigheid was, en Zijn eeuwige, heilige spreuk luidt: 'Laat de kleinen en geringen tot Mij komen; want van hen is het hemelrijk, het rijk van de liefde, de wijsheid, de waarheid en het eeuwige leven!'
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] En zie, dat hebben de geringsten uit het volk jullie nog vanaf de brandende houtstapels verkondigd, en jullie hebben hun daarvoor de mond met stenen dichtgeslagen, of, als zij zich nog in jullie handen in de kerkers bevonden, hebben jullie in plaats van naar hen te luisteren, hun tong met gloeiende tangen uit hun mond gescheurd! Zeg eens wat God dan nog meer voor jullie had moeten doen, als jullie onbegrensde heerszucht zo omging met diegenen die God voor jullie, blinden, had gewekt! Hoeveel duizenden werden er meer dan gruwelijk door jullie gemarteld, die, zoals gezegd, God voor jullie had gewekt, en jullie durven nog te vragen, hoe het komt dat jullie nu pas hier de Verborgene hebben gevonden, weliswaar tot nu toe nog maar ten dele!
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De magiër zei: Ja, nu pas begrijpen we het beter; want we dachten eerst nog te veel volgens onze vanouds vertrouwde menselijke voorstellingen, volgens welke wij de zaak zo bekeken, dat God als het allerhoogste, als het ware boven alle sterren wonende wezen, Zich op deze aarde alleen maar aan die mensen zou kunnen openbaren, die dank zij hun hoogst mogelijke aanzien hier op aarde in zekere zin in rang aan Hem gelijk waren. Als dan de een of andere heel eenvoudige persoon pretendeerde van God Zelfeen openbaring te hebben ontvangen, dan werd zo'n verklaring door de priesters als een hoogst strafbare misdaad tegen de eindeloze heiligheid en majesteit van God beschouwd en verdoemd, en de eenvoudige profeet moest die misdaad meestal met de dood bekopen. Dat is helaas maar al te waar.
Hoofdstuk 105: De magiër vraagt naar de weg van de openbaring - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Maar God wist toch ook wel dat het zo met ons priesters gesteld is! Had Hij Zich dan niet een keer aan een opperpriester zodanig kunnen openbaren dat deze had moeten inzien dat die openbaring van God kwam, waarbij God in die openbaring duidelijk had kunnen aangeven wat Hij van een priester en wat van een leek verwachtte? Als zoiets ooit gebeurd zou zijn, dan zou er waarschijnlijk geen enkele arme, kleine profeet ter dood zijn veroordeeld vanwege een openbaring die hem door God was gegeven; want dan zouden immers alle priesters van hogerhand geweten hebben dat ook een heel gewoon mens,ja zelfs een slaaf, of zelfs een vrouw, van God een openbaring kan krijgen. Dan zouden zulke mensen door geen enkele priester ooit meer zijn vervolgd, maar daarentegen hoog zijn geëerd, en iedereen zou gelovig naar hem geluisterd hebben. Maar wij kunnen ons echt niet herinneren dat bij ons ooit een opperpriester zo'n openbaring en aanwijzing van God heeft gekregen.
Hoofdstuk 105: De magiër vraagt naar de weg van de openbaring - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Rafaël zei: 'Ja, beste vrienden, want dat zijn jullie nu ook voor mij, nu wordt zelfs voor iemand zoals wij een echte goede raad duur! Er zijn er in jullie land en rijk weliswaar nog velen, die nu zouden willen hebben wat jullie hier nu al gedeeltelijk hebben gevonden; maar als zij het van jullie gekregen hebben, zullen ook zij niet meer in de Indische landen en rijken kunnen leven. Want daar heerst de volmaakte hel en in de hel kan de hemel in de mens moeilijk bereikt worden, omdat er voor de mens die zich tot de waarheid wil bekeren, overal duizend hindernissen op de loer liggen, die zich vijandig tegen hem opstellen en hem ook van alle kanten achtervolgen.
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] De magiër zei: 'Die keus zal voor ons niet moeilijk zijn! Als onze vrienden het ware levenslicht even serieus nemen als wij, en als ook zij vermoeden dat dat licht in het verre westen ergens gevonden kan worden, zullen zij dat wel op gaan zoeken; vinden zij dat licht echter niet zo belangrijk als wij, laten zij dan maar in hun nacht en dood blijven! Maar één ding zullen wij toch voor hun heil doen: we hebben veel dienaren bij ons; daarvan kunnen wij er een aantal naar huis terugsturen. We geven hun geheime brieven mee in een taal die behalve de priesters niemand kent. Als onze vrienden zich daar wat van aan zullen trekken, dan moeten ze ons volgen en ook naar het licht komen; trekken ze zich er echter niets van aan, dan moeten ze maar in hun nacht blijven! -Heb ik juist geoordeeld of niet?'
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Nadat Ik dat gezegd had, was Lazarus al bij Mij en nodigde ons uit voor de avondmaaltijd en Rafaël nam de drie magiërs mee. Toen wij in huis op onze oude plaatsen aan tafel zaten, verbaasden de magiërs zich over de schitterende inrichting van de grote eetzaal, maar nog meer over de speciaal voor hen gedekte tafel, die prachtig was in zijn echt Indische overvloed, en waarop zich de kostbaarste Indische avondspijzen bevonden.
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Het drietal deed dat toen ook en verwonderde zich uitermate over de buitengewoon goede smaak van de spijzen en de wijn, en ze verzekerden aan één stuk door dat zij zoiets kostelijks nog nooit geproefd hadden.
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ja, deze buitengewoon vriendelijke God, die jullie beter kennen dan wij , zij uit al onze levenskrachten hogelijk geloofd en geprezen; want Hij heeft ons zeker met Zijn heilige wil de weg hierheen gewezen, en heeft Zich door jullie nader en duidelijker aan ons, blinde zoekers, geopenbaard, dan ooit tijdens ons jarenlange zoeken naar Zijn mogelijke bestaan.
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Deze woorden hadden alle aanwezigen opnieuw in een verheven stemming gebracht, en heimelijk zei Petrus tegen Mij: 'Heer, zie toch eens, hoe deze mensen naar U verlangen! Waarom geeft U Zich nog steeds niet aan hen te kennen!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  347 - 348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372  ...