Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 360 van 1037

...  348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373  ...
[3] Ik zei: 'Degenen die daar aanwezig zijn hebben nu veel vóór en tegen Mij naar voren gebracht, maar zijn het er nu over eens geworden dat ze Mij niet meer vijandig tegemoet willen treden, en daarom gaan Ik en jij en onze Romeinse vrienden nu naar hen toe. Alle anderen blijven hier tot wij terugkomen. Mijn Rafaël zal jullie wel doorgeven waar wij bij de Farizeeën over spreken. Laten we dus naar hen gaan, die op ons wachten!'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Daar zei hij niets meer op en ging het huis binnen, en wij gingen naar de Farizeeën. Hier ging Lazarus vooruit en Rafaël, die de tempeldienaren al kenden, begeleidde hem. Ik en de Romeinen wachtten nog even in de voorhof
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Een schriftgeleerde, die zich erg op zijn wijsheid liet voorstaan en die wij al kennen van de Olijfberg, zei tegen Lazarus: 'Vriend, je weet vast nog wel wat we gisteravond besproken hebben en ook zo goed als geheel overeen zijn gekomen! Daarom zijn wij vandaag zo vroeg mogelijk hier naar toe gegaan. Maar, vriend, wij zijn hier werkelijk niet ontvangen op een manier die ons genoegen doet. Want het scheelde niet veel of wij waren doorjouw honden lelijk toegetakeld, als jouw dienaren ons niet te hulp waren gekomen! Dat was toch echt niet de ontvangst waarmee men ons tempeldienaren pleegt te ontvangen!
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Een volmaakt mens zal natuurlijk nooit in een schijndood terechtkomen; maar een materieel en genotzuchtig mens gemakkelijk, omdat zijn ziel vaak met een te grote liefde aan haar vlees hangt. Wanneer zo'n mens koud en stijf wordt, geen adem en polsslag meer heeft en geen teken van leven geeft, is de ziel toch nog in het lichaam en doet angstige pogingen om het weer tot leven te wekken, wat haar na enige dagen meestal ook lukt. Maar als zo'n mens te snel in de aarde begraven wordt en vervolgens in het graf ook naar het lichaam weer levend wordt, dan kunnen jullie je wel voorstellen dat het voor hem, al is het ook maar voor enkele ogenblikken, een toestand van zeer grote vertwijfeling moet oproepen. Als jullie echter volgens Mijn leer leven waarin jullie vooral de naastenliefde onder elkaar moeten beoefenen, dan is het zeer zeker ook een daad van ware naastenliefde, dat jullie er goed op toezien dat er geen schijndode verbrand of begraven wordt. Als jullie merken dat iemand schijndood is, breng hem dan in een ruimte met goede en frisse lucht, bid voor hem en leg hem de handen op, dan zal het beter met hem gaan!
Hoofdstuk 84: Het verbranden en balsemen van lijken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Wij zouden ons daar echter niet zo erg of uiteindelijk helemaal niet druk over gemaakt hebben, als jij ons niet zelf beloofd had dat wij vandaag de Messias persoonlijk zouden ontmoeten. Nu zijn we al een paar uur hier en we hebben niet alleen niets van de eventuele aanwezigheid van de Messias te zien gekregen, maar jij hebt ons zelfs niet met jouw zo bekende gastvrijheid ontvangen, zoals andere keren, en wij mochten zelfs jouw hoofdwoning niet binnengaan maar werden naar deze vreemdelingenherberg van jou verwezen -en kijk, dat was beslist niet correct van jou en wel des te minder omdat jij voor zover wij weten thuis was en ook geen dringende zaken te doen had! Maar laten we het daar niet meer over hebben, omdat jij nu toch met die wonderbaarlijke jongeman gekomen bent en wij met jullie beiden over de hoofdzaak kunnen spreken!
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] De schriftgeleerde zei: 'Jij hebt nu goed gesproken en ons nogmaals verbazingwekkende dingen gezegd; wij zullen je raad in acht nemen; maar breng ons nu naar de meest Wijze aller wijzen!'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Nu deed Rafaël de deur open en zei: 'O Heer, kom binnen bij degenen die nu naar U dorsten!'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] De schriftgeleerde zei: 'Heer en Meester, waarom wij U nu zoeken, weet U beslist net zo goed als U van tevoren wist met wat voor gedachten wij hier naar Bethanië zijn gekomen! Wij twijfelen er bij onszelf nu helemaal niet meer aan dat U de beloofde Messias bent, maar wij zouden nu graag uit Uw mond willen horen wat wij moeten doen om in onze moeilijke positie nog enigszins Uw genade en erbarming waardig te zijn.'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Ik zei: 'Mensen als Nikodemus en ook Jozef van Arimatea zitten toch ook dikwijls in jullie Raad! Wat zij doen, kunnen jullie toch ook doen als jullie dat willen! Ik heb jullie al herhaalde keren in de tempel openlijk gezegd en door woorden en tekenen duidelijk getoond wie Ik ben. Als jullie dat in je hart geloven en daar ook naar handelen, zullen jullie leven en zalig worden; maar als jullie niet geloven en er ook niet naar handelen, zullen jullie je leven en je zaligheid verbeuren.
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[27] Wie zich evenwel in Mijn rijk zal bevinden, dat nu ook aan de Romeinen gegeven wordt, zal voor geen macht ter wereld bang hoeven te zijn, zoals ook Ik voor geen enkele wereldse macht vrees koester. Hier aan Mijn zijde staan reeds tien Romeinen met de hoogste aardse posities van Rome; zij kunnen voor jullie ook van Mij getuigen of Ik ooit naar een wereldse heerschappij gestreefd heb, en zij zullen jullie ook zeggen wat zij als heidenen van Mij denken!'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] De Romein Marcus liep nu naar hen toe en zei in de Griekse taal, die de Farizeeën ook beter beheersten dan de taal van de Romeinen: 'Mijn vrienden, jullie hoeven je toch niet te generen omdat jullie in ons bijzijn zo openlijk hebben uitgesproken dat jullie graag van onze heerschappij verlost zouden zijn, en ook degene die jullie weer tot een vrij, groot en machtig volk op deze aarde zou maken, vrijwel onbetwist voor de echte Messias zouden houden! Want kijk, aan dergelijke uitlatingen van jullie kant zijn wij immers al sinds lange tijd gewend, en wij trekken ons daar ook niets van aan. Wij blijven nog altijd bij ons gezegde: leo non capit muscas*, (* Latijn voor: een leeuw vangt geen vliegen.) omdat wij ons daar werkelijk nog sterk en machtig genoeg voor voelen.
Hoofdstuk 86: Het getuigenis van Marcus over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Wij heidenen, die door jullie voor blind uitgemaakt worden, hebben echter allang ook bij onszelf gedacht -en dat temeer, omdat wij jullie wetten en profeten ook grondig bestudeerd hebben -dat er achter die wonderbaarlijke Nazarener iets zeer buitengewoons schuil moet gaan, en of Hij mogelijk zelfs niet de volgens de profeten aan alle mensen beloofde Messias zou zijn. Maar nu hebben wij, al is dat voorlopig alleen bij onszelf, er geen enkele twijfel meer over dat Hij ook geheel naar waarheid datgene is wat wij allang in Hem vermoedden.
Hoofdstuk 86: Het getuigenis van Marcus over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Kijk, zo vraagt de mens bij bepaalde gelegenheden niet naar waarheid en recht, maar treedt in zijn blinde toorn en woede op tegen degene die hem in zijn vermeende recht heeft gestoord, hoewel hij bij zichzelf ook wel inziet dat hij reeds sinds lang in alle opzichten ten onrechte en ter wille van zijn behaaglijke rust altijd alleen maar leugen en bedrog als schild heeft gehad!
Hoofdstuk 87: De redenen van de tempeldienaren voor hun houding tegenover de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Wanneer de rabbi van de gemeente in een jaar maar één ware prediking voor de gemeente heeft gehouden en de gemeente daar vervolgens vast en getrouw naar handelt, dan heeft die gemeente ook niet zo gauw meer een tweede prediking nodig. Want voor degene die naar Mijn leer leeft en handelt, hoeft de rabbi van de gemeente niet meer elke sabbat te preken, want voor zo iemand is dan iedere dag toch al een echte sabbat en de ware en levende prediking, die hem door de geest wordt ingegeven, draagt hij in zijn hart.'
Hoofdstuk 89: Sabbat en priesterstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Maar als jij denkt dat God de eenmaal gegeven vorm van een in een bepaalde tijd noodzakelijke wet niet zou kunnen veranderen, omdat Hij in Zichzelf eeuwig onveranderlijk is, hoe hebben jullie je dan de vrijheid durven veroorloven om de wet van Mozes zo erg naar jullie goeddunken en tot jullie eigen materieel voordeel te veranderen, dat jullie nu werkelijk ook geen jota meer in acht nemen van wat Mozes en de profeten geleerd en aanbevolen hebben?
Hoofdstuk 91: Een schriftgeleerde beroept zich op Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373  ...