Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 361 van 1490

...  349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374  ...
[5] Zelf was ik ook in de school en ik heb het voornaamste deel van Uw woorden heel goed gehoord; maar ik vond er niets in wat mij ook maar in het minst had kunnen verwonderen. Want dat U, hoewel thans in volmaakt menselijke vorm, Heer bent over hemel en aarde en over de hele geesten en zinnenwereld, was mij allang duidelijk. Wie buiten U kan voor het voedende brood voor alle mensen en dieren zorgen, en wie buiten U geeft de geesten, zoals ook nu onze zielen, eeuwig leven, liefde en wijsheid, hetgeen ik zie als het ware levende brood dat uit de hemelen komt?! Op deze wijze heb ik dat nog een paar van de betere mensen willen verduidelijken; maar hun domme opgeblazen verstand begreep het niet.
Hoofdstuk 48: In de herberg van de waard van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Ik zal vanaf nu tot aan het loofhuttenfeest in Galilea blijven en zelfs dan is het nog maar zeer de vraag of Ik naar het feest in Jeruzalem zal gaan, en er is dus tijd in overvloed voor onze waard Matthias (Mai ofMoi Diaz = mijn werker, ook wel mijn knecht of dienaar) om ons overal heen te kunnen begeleiden, bij welke gelegenheid hij nog heel veel voor oog en oor en voor hart en ziel zal ervaren. Juist voor deze plaats zal hij dan een uitstekende en ijverige verbreider van Mijn leer worden; want ook deze mensen zijn Mij gegeven om hen op te wekken tot het leven en niet tot de dood.
Hoofdstuk 49: Het geduld van de Heer met Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Toen ging de waard, besprak de zaak met zijn vele knechten, en ongeveer vijftig van hen namen ieder twee vissen, omdat drie teveel geweest zou zijn, en droegen die gezamenlijk naar de stad. Vlug gingen de knechten naar de Romeinen en Grieken, en toen deze de bekende edelvissen zagen, ontstond er een formele verkoop bij opbod zodat een vis van maar 40-50 pond voor tweehonderd zilverstukken verkocht werd.
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Toen DE JOODSE GRIEKEN de goed toebereide vissen zagen, zeiden zij: 'Van deze bijzonder edele soort hebben wij er slechts eenmaal één te eten gekregen, en nu ligt er zo'n groot aantal voor ons! 0, dat is echt teveel van het goede! 0 Meester, dat is ook Uw vlees en bloed zoals de waard dat zo goed heeft uitgelegd; want zonder Uw woord en zonder Uw wil zouden wij vast nooit, zo'n maaltijd gekregen hebben! Ja, hier zie je duidelijk waartoe de liefde, de wijsheid en de almacht van God allemaal in staat is! O, wat is de mens toch helemaal niets bij U vergeleken, o Heer en Meester!'
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] EEN JOODSE GRIEK zei bij het eten van de vis: 'In Kis bij Kisjonah hebben we ook edelvis gegeten die erg goed was; maar die was niet te vergelijken met deze, en toch is het hier dezelfde zee en hetzelfde water?!'
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Terwijl wij zo nog vrolijk zaten na te tafelen, zei EEN VAN DE JOODSE GRIEKEN: 'Heer en Meester! Deze waard die zo uiterst vriendelijk is, zou bijzonder geschikt zijn om de plaats in te nemen van de leerling die U steeds ergert, waarbij U dan de andere, als hij ook weer zou komen, het Romeinse' consilium abeundi ,* (de raad weg te gaan) zou kunnen geven. Want voor zover wij dat waargenomen hebben is hij nog geldgieriger dan een tempeldienaar en het enige wat hij wil is werelds leven en goed leven. Daarnaast heeft hij nog een heel kwalijke hartstocht die bestaat uit ijdele opschepperij en liegen, en met zo 'n leerling bent U en is de mensheid weinig gediend. Deze waard heeft echter beslist een heldere geest en begrijpt zelfs Uw geheimste woorden beter dan Uw eerste leerlingen; daarom zou hij toch wel een heel voortreffelijke plaatsvervanger zijn voor de afwezige.'
Hoofdstuk 49: Het geduld van de Heer met Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Wat echter de afwezige betreft, die kan komen als hij wil, -hij kan echter ook wegblijven als hij wil; want ieder mens goed of kwaad verhoudt zich wat betreft zijn geest ten opzichte van Mij als zijn lichaam ten opzichte van de zon. Wil hij zich door de stralen van de zon laten verlichten en verwarmen, dan kan hij dat doen - of hij een goed of een slecht mens is, dat maakt niet uit -; wil hij het niet, dan zal hij door God daartoe ook niet gedwongen worden, en daarom staat er ook:'God laat Zijn zon schijnen over goeden en kwaden. ' En kijk, zo is het ook bij Mij in levend geestelijk opzicht! Wie Mij volgen wil, kan dat doen, en Ik zal hem niet afwijzen ook al zou hij nog zo'n groot zondaar zijn! Want Ik ben immers alleen maar terwille van de verlorenen en zielszieken in deze wereld gekomen; want de gezonden hebben geen dokter nodig.
Hoofdstuk 49: Het geduld van de Heer met Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] 'Nee', zei DE WAARD, 'zo'n vangst op dit tijdstip is ongehoord! O Meester, als U met nog tien keer zoveel leerlingen nog volle tien jaar in mijn huis zou wonen en eten, dan zou ik U daarmee de winst, die U mij vandaag door deze visvangst bezorgd hebt, niet kunnen vergoeden! Zie eens, mijn grote goed gebouwde huis met de vele, doelmatige bedrijfsgebouwen en alles wat daarin is -en ook met alle akkers, weiden, bossen, gemeenteweiden en wijngaarden -, is lang niet zoveel waard als deze haast ontelbaar vele, grote edelvissen, die anders maar zelden 's winters zo hier en daar gevangen worden. Als men er in het gunstigste geval tien vangen kan, is men zonder meer al een rijk man; want vissen van dit soort worden voor honderd zilverstukken per stuk door de Romeinen en Grieken vlot opgekocht, ingezouten en aan de hoven der koningen zeker voor driehonderd zilverstukken verkocht. Als U het goedvindt, o Meester, dan stuur ik mijn knechten er met een paar naar de stad naar de Romeinen en de Grieken, en dan kunt u zich ervan overtuigen met hoeveel geld zij al heel gauw terug zullen komen! ,
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: 'Doe dat in elk geval; maar zeg wel tegen al je mensen dat zij niet over Mij spreken, want dan zouden we heel snel opgescheept zitten met alle belangrijke Romeinen en Grieken! Laat voor ons avondmaal ook deze prachtige vissen klaarmaken, en zelfmoetje flink mee-eten, want tot op heden heb je alleen maar horen praten over de heerlijke smaak van deze vissoort, maar zelfheb je er nog nooit een geproefd. Pas wanneer je er nu eerst zelfeen zult eten, zul je merken waarom men zoveel geld voor deze vissen betaalt. En nu kun je je knechten wel met de vissen wegsturen; maar zij moeten die uit de netten nemen. Ook voor ons moeten die uit de netten genomen worden; laat de vis in de karen met rust! ,
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] IK zei: 'Dat zeker, -maar niet dezelfde bodem! Deze vissen zijn zeldzaam en komen in de natuur alleen maar in deze streek voor. Zij voelen zich merendeels slechts in diep water thuis, waar zij dan ook hun voedsel vinden dat bestaat uit een soort diepzee planten. Die planten komen echter alleen maar hier voor en wel over een oppervlak van duizend akkers; verder is de bodem van de zee tot in de verre omtrek leeg, en deze vis komt daar niet voor. - Maar laten we nu eten en drinken! ,
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Laat niemand denken dat Hij God een goede dienst bewijst door te vasten en voor zijn begane zonden in haren kleding voor het oog van de hele wereld boete te doen, -maar alleen diegene is God welgevallig, die dankbaar eet en drinkt wat God hem schenkt om daardoor zijn aardse krachten sterk te maken voor nuttig werk waardoor hij zichzelf en zijn naaste zoveel mogelijk kan helpen, en die, als hij enige zonde beging, deze als zodanig kent, berouwt, verafschuwt, niet meer begaat en zich zo waarachtig verbetert.
Hoofdstuk 51: Over vasten en boete doen. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Ev.Luc. 18,9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Ik zeg jullie echter: Zulke mensen zijn eveneens een gruwel voor God; want hun hart is verhard, evenals hun geest en hun verstand. Zij veroordelen hun naasten zonder enige toegeeflijkheid en clementie, ze vegen voor de deur van hun buurman en zien de grote hoop vuiligheid niet voor hun eigen voorportaal. O waarlijk Ik zeg jullie: Zoals deze tempelheiligen en - rechtvaardigen nu meten, zo zullen zij aan gene zijde op hun beurt ook gemeten worden!
Hoofdstuk 51: Over vasten en boete doen. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Ev.Luc. 18,9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Maar IK zei tegen hen: 'Jullie vergissen je in je oordeel! De Jood ging helemaal niet gerechtvaardigd uit de tempel; want hij prees zichzelf luid voor al het volk, trok aller ogen, oren, lof en bewondering naar zich toe en beloonde zich op deze wijze zelf. Is zo 'n gevoel van eigenwaarde echter ook niet een heel erge soort van hoogmoed?! De vruchten daarvan zijn uiteindelijk haat en verachting en een voortdurende vervolging van allen die hij niet als gelijkwaardig erkent en beoordeelt. Is zo'n mens dan wel een gerechtvaardigde voor God? O, beslist niet! Hij staat er nog erg ver vanaf!
Hoofdstuk 51: Over vasten en boete doen. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Ev.Luc. 18,9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] IK zei: 'Nu dan, wees niet kleinmoedig, en eet en drink als jullie nog zin hebben! Ik Zelf zal van deze vis nog wat nemen.'
Hoofdstuk 51: Over vasten en boete doen. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Ev.Luc. 18,9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei: 'O, beroem je daar maar niet op, want de geest van de verzoeking gaat rond als een hongerige, brullende leeuwen probeert de mensen te verslinden! Jullie kunnen niet waakzaam genoeg zijn en niet genoeg letten op ieder zuchtje wind datje o zo licht prikkelt! Als zo'n prikkeling de mens in zijn hart ook maar een haarbreedte aan haar kant gebracht heeft, dan zal het hem heel veel wilskracht kosten om zijn eerdere standpunt te herwinnen. Onthoudt dat allen goed; want zolang de mens in deze wereld leeft, denkt, wil en handelt, weegt zijn vlees zwaarder dan zijn ziel.'
Hoofdstuk 52: Over verzoeking en zwakheden. Oefen het denken! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374  ...