Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 362 van 373

...  348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373
[14] Zoals de Vader Zijn Zoon, d.w.z. Zijn Hart of Licht uit al zijn krachten doet geboren worden, alzo is het ook met het Rijk der Engelen; dit is gemaakt naar de gelijkenis en het Wezen Gods. Een cherub of aan­voerder van een Koninkrijk der Engelen is de bron of het hart van zijn gehele koninkrijk en is geschapen uit alle krachten, waaruit de Engelen ook geschapen zijn; hij is de lichtgevendste en de krachtigste. (De Koning der Engelen is het middelpunt of de bronwel, zoals Adams ziel het middelpunt is van alle zielen; en zoals uit de loco Solis, d. i. de plaats van de zon, de omgang der planeten voortkomt, omdat iedere ster de glans en de kracht van de zon begeert, zo ontvangen ook de Engelen de kracht van hun cherub of vorst, alles naar de gelijkenis van 't Goddelijke. Want de Schepper heeft uit de Salniter der goddelijke krachten het hart genomen en de cherub of koning daaruit geformeerd, opdat deze met zijn kracht wederom al zijne Engelen zou kunnen doordringen en hen allen zou aandoen met zijn kracht, zoals de zon met haar kracht alle sterren doordringt of, zoals het geval is met de krachten Gods en die van den Zoon van God, waardoor het Hemelse vreugdenrijk ontstaat. De Engelen van 't koninkrijk beduiden de vele en menigvuldige krachten des Vaders en de koning der Engelen beduidt den Zoon des Vaders of zijn Hart, waaruit de Engelen geschapen zijn. De werking die van den koning der Engelen uitgaat ten opzichte van zijn Engelen, of de aan­raking zijner Engelen met zijn kracht stelt voor God den Heiligen Geest. zoals de kracht van den Vader en den Zoon uitgaat en alle Hemelse vruchten en vormen aandoet, waardoor alles in opgang is en het Hemelse vreugdenrijk bevestigd wordt, alzo werken ook de krachten van den cherub of troonEngel, hij arbeidt in al zijn Engelen, zoals de Zoon en de Heilige Geest, of zoals de zon in de sterren werkt. Daarom ontvangen alle Engelen de wil van den troonEngel en zijn hem allen gehoorzaam. Zij zijn leden en hij is hun hart en zoals alle Hemelse vormen en vruchten de leden zijn des Heiligen Geestes en Deze is hun hart, of zoals de zon het hart van alle sterren is en alle sterren zijn leden der zon en allen werken alsof zij slechts één ster waren, terwijl de zon het hart is, in het midden van hen. Of er nu veel en menigvuldige krachten zijn, alles werkt tenslotte door de zonnekracht en alles bestaat door de kracht der zon, wat ge ook ziet, 't zij lichaam, metaal of gewas.
Hoofdstuk 7: Over de plaats, de woning, zowel als over de heerschappij der Engelen, zoals het in de beginne geweest is en zoals het worden zal. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[39] Zoals het het schoonste opstijgen en scheppen in de heilige Hemelse natuur is geweest, zo wordt het ook in deze wereld door de mensen het meest bemind. De natuur heeft de mens wel in zijn hart geschreven, dat het beter was dan andere stenen en aarde; echter de oorsprong, waardoor het is ontstaan of waar het vandaan is gekomen, heeft zij hem niet kunnen openbaren. Het morgenrood van de dageraad is daarbij slechts op te merken.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] De andere eigenschap of de andere uiting van den Geest van God is de eigenschap zoetheid; zij werkt door in alles, wat zuur en wrang is en verzacht dat, zodat dit lieflijk en zacht wordt. Zij is een overwinning op dit wrange en zij is zelfs de bron van Gods barmhartigheid, die de toorn overwint, waardoor het boze verzacht wordt en de barmhartigheid Gods zegeviert. Hiervan ziet ge een voorbeeld bij de appel. Deze is aanvankelijk zuur, wrang; wanneer echter de zoete eigenschap de zuurheid gaat overheersen, wordt de appel door en door zoet en heerlik om te eten; zo is het ook gesteld met de goddelijke kracht. Want als men over de barmhartigheid van God den Vader spreekt, zo spreekt men van Zijne kracht, van Zijn Oergeesten, waaruit de Zoon of het Goddelijk Hart ge­boren wordt.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Merk op: Deze eigenschap of kern in de goddelijke kracht is de samen­trekking of vorming of inkrimping, want zij is de koude, die men ziet wanneer het water bevriest. De zachte hoedanigheid, het milde is de warmte, waardoor de koude wordt omgezet. Het water heeft hierin zijn oorsprong. De wrange, zure scherpe eigenschap heet dus: Hart en de andere, tegenovergesteld daaraan, heet warmte, verzachting, mildheid en het zijn twee eigenschappen, waaruit de Zoon Gods geboren wordt. Want wanneer de eigenschap scherpheid, wrangheid in eigen kracht werkt, is zij naar haar kern duisternis, en de eigenschap warmte is in eigen kracht gelijk een opborrelend en verwarmend omhoog strevend licht; een bron van zachtmoedigheid en weldadigheid. Omdat ze echter in God den Vader in elkander overvloeien als waren zij slechts één kracht­uiting, zo ontstaat daardoor een lieflijke, barmhartige werking. En zij zijn twee geesten Gods te midden van de zeven Oergeesten in de goddelijke kracht; hiervan geeft de openbaring van Johannes een duidelijk beeld. (Hoofdstuk 1). Hij ziet zeven gouden kandelaars voor den Zoon van God, die betekenen de zeven Geesten Gods, die in volle klaarheid lichten vóór den Zoon van God, en waaruit van eeuwigheid tot eeuwigheid de geboorte van Gods Zoon voltrokken wordt, en Hij is het Hart van deze zeven geesten.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] De derde eigenschap of de derde uiting van de Goddelijke Geest die in den Vader is, noemt men de bittere eigenschap. Deze dringt door in de beide andere eigenschappen; ze werkt er in door; zij is een sidderende, en omhoog strevende eigenschap. Ze triomfeert over de beide anderen. Ze is de oorzaak en vreugdebron der dingen; de oorzaak der lachende, ver­heffende vreugde, door haar beeft en jubelt alles; de Hemelse vreugde vindt hierin haar oorsprong. Door haar ontstaan veelsoortige rode kleuren; zij geeft daar als 't ware vorm aan; door de zoete eigenschap worden witte en blauwe kleuren en door de wrange, zure of scherpe worden allerlei groene en donkere en gemengde kleuren in verschillende verschijningsvormen en geuren gevormd. Het bittere is de eerste geest, die het leven beweeglijk maakt; door deze geest is het heugelijke ge­schapen; zijn naam is 't Hart, want Hij is de sidderende, morrende, door­dringende, verheffende geest, een vreugdevol triomferende geest, een belangrijke bron van het lachen. Door de eigenschap “zoetheid” wordt de eigenschap bitterheid opgelost, verzacht, zodat zij geheel lieflijk en vreugdevol wordt. Wanneer zij echter te veel naar voren treedt en zich te veel doet gelden, zo ontsteekt zij het zoete en het zure en is gelijk een bijtend, verscheurend en brandend vergif. Het is er evenzo mee, als wanneer een mens een verscheurende wond heeft, die hem ach en wee doet roepen. Deze eigenschap is in de goddelijke kracht, wanneer zij ontstoken wordt, de Geest van een toornig en naijverig God; zij is onuit­blusbaar, hetgeen te zien is bij de legioenen van Lucifer. Wat meer zegt: deze eigenschap is, als zij ontstoken wordt, als een hels vuur, dat het licht uitdooft; het maakt het zoete onwelriekend, het zure snijdend., hard en kond, brengt een stank, een ellende, een treurnis teweeg, veroorzaakt een huis der duisternis, des doods en der hel en het einde der vreugden, want niets is in staat dit tegen te honden en ook niets is in staat deze duisternis weer opnieuw te doorlichten, want deze duistere, bittere, grimmige bron welt in alle eeuwigheid.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Merk nu op: In deze drie hoedanigheden ligt het lichamelijke bestaan be­sloten, of het nu geldt de lichamelijkheid van de Engel, van de mens, of van het vee, de vogels of het gewas. Al het geschapene, in de Hemel en op deze aarde is hieraan onderworpen, zowel wat betreft de Hemelse, als­ook de aardse vormen, soorten, zo ook alle kleuren. Tenslotte: alles, wat vorm heeft aangenomen, is afhankelijk van deze drie hoofdeigenschappen; door hun kracht en gezag komt alles tot stand en geformeerd. Ten eerste is de scherpe eigenschap en de zure een bron of lichaam. Zij doet de kracht der zoetheid samentrekken en de koude in deze scherpte maakt, dat zij droog wordt. Want het zoete is als 't ware het hart, de kern van het hart, want het maakt soepel en licht en is met de Hemel te vergelijken; de bittere eigenschap maakt, dat het deelbaar is, zodat de krachten als aparte leden gevormd worden en in het gehele lichaam beweeglijkheid veroorzaken. En wanneer dan deze zoete eigenschap op de hierboven beschreven wijze droog is geworden, zo is zij als een volmaakt lichaam, maar met dit verschil, dat zij zonder verstand is. De bittere eigenschap dringt door in het lichaam, dwars door de wrangheid, zuurheid en zoet­heid heen en brengt allerlei kleuren teweeg. De eigenschap, die de boven­toon voert in een bepaald lichaam, of die eigenschap, die met het lichaam de meeste affiniteit vertoont, deze is het ook, die door de bittere eigen­schap het lichaam met zijn bepaalde kleur vormt en naar deze eigen­schap heeft het schepsel zijn grootste hang en neiging, zijn willen en streven.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[45] Ik houd het er voor, dat in deze zesde smelting voor de alchimisten met hun zilver- en goudmaken, het grootste gevaar ligt, want hiertoe is nodig een echt fijn vuur, en het kan gauw opgebrand en dof worden, en ook veel te week door een te koud vuur. Het moet een middelmatig vuur zijn, opdat de geest in het hart niet opstandig worde doch integendeel heel zacht heen en weer schommele, dan behoudt het zijn zoete en zachte klank en verheugt zich immer, als het zich weer in het Godslicht zou ontsteken.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] En dat licht noem ik in de menselijke geboorte, de dierlijke geboorte. (“Versta het beeld, dat uit de ziel naar Gods gelijkenis is ontsproten”) of de geboorte van de ziel, welke van gelijke kwaliteit is als deze Goddelijke dierlijke geboorte en hierin is de ziel van de mens een met het hart van God, als zij echter ook in dit licht staat.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[36] Ge moet hem niet met het Hart of het Licht van God vergelijken, dat Licht, dat in den Vader woont, hetwelk noch begin, noch einde heeft, zoals God de Vader zelf. Want deze vorst is een schepsel en heeft een begin; hij is echter in God den Vader en is met Hem in liefde verbonden, als zijn geliefde Zoon, dien Hij uit zich zelven geschapen heeft. Daarom heeft God hem de kroon van ere, macht en heerschappij op het hoofd gezet, dewijl in de Hemel niets hogers en schoners en ook niets machtigers is, behalve God zelf in Zijn Drievuldigheid, dan hij. Hiermede is een der Engelenkoningen naar het inzicht van de Geest juist beschreven.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Wanneer het zoete voor het bittere, het zure en het wrange vlucht, zo ijlen het bittere en het zure het na, alsof het zoete hun grootste schat ware, en het zoete weert zich zo heftig en tracht zo snel zich te ver­wijderen, dat zij het lichaam verscheurt en van het lichaam wijkt, buiten en boven de aarde. Zij vliedt zo snel, tot een lange halm groeit. Dan dringt de hitte op de halm aan, en de bittere hoedanigheid wordt alsdan door deze hitte ontstoken en ontvangt een schok, zodat zij schrikt; daarna doet de zure, wrange kwaliteit haar verdrogen. Dan strijden de zure, zoete en bittere eigenschap en de hitte met elkander, en de zure doet met haar koude altijd de droogte ontstaan, dan verdwijnt het zoete en de andere vluchten het na. Wanneer het evenwel ziet, dat het zal worden gevangen genomen, dat het bittere op het aandringt en ook de hitte, zo maakt het de bitterheid brandend en ontsteekt het. Dan werpt het zich te midden van het zure en wrange en stijgt er dan weer uit op; dan ontstaat daaruit een harde knoop op de plaats, waar de strijd heeft plaats gegrepen en de knoop krijgt een opening. Wanneer echter het zoete hiermee in aanraking komt, zo infecteert het het bittere zodanig, dat dit gaat sidderen en zodra het boven de knoop komt, zet het zich snel naar alle zijden uit, ten einde het bittere te ontvluchten. En in zulk uit­zetten blijft zijn lichaam in 't midden hol en terwijl het de sidderende sprong maakt door de knoop, ontvangt het steeds meer halmen en loof en is vrolijk, omdat het de strijd ontlopen is. En wanneer nu de hitte van buiten op een dergelijke wijze op zulk een halm toekomt, zo worden de eigenschappen, die in de halm zijn, ontstoken en doordringen de halm, en zij worden door de zon aangedaan en doen de kleuren in de halm geboren worden naar hun aard. Wanneer echter het zoete water in de halm is, zo behoudt deze zijn groene kleur, naar de aard der zoete hoe­danigheid. Zo werken de verschillende eigenschappen tezamen met de hitte in zulk een halm, en deze groeit steeds voort en zal in de ene storm na de andere stand houden; daardoor krijgt de halm steeds meer knopen en zijn takken worden steeds wijder uitgebreid. In die tussentijd laat de hitte van buiten voortdurend het zoete water in de halm opdrogen en deze wordt hoe langer hoe dunner; hoe groter hij wordt, hoe dunner hij ook wordt, totdat hij niet meer uitgroeien kan. Dan geeft de zoete eigen­schap zich gewonnen, daarna heerst dan de bittere, zoete, zure en wrange tegelijkertijd nevens elkander en het zoete zet zich nog iets uit, maar het kan niet veel meer uitrichten, want het is gevangen genomen. Dan groeit uit alle kwaliteiten, die in dat bepaalde lichaam aanwezig zijn, een kolf of kop en er ontstaat een nieuw lichaam in die kolf, en dit wordt gevormd, zoals in het begin de wortel in de aarde gevormd was, met dit verschil, dat deze laatste nu een andere, meer subtiele vorm ontvangt. Dan begint de zoete kwaliteit zacht en langzaam te werken en er groeien kleine, fijne blaadjes in de kolf; deze hebben alle eigen­schappen in zich. Want het zoete water is nu gelijk een zwangere vrouw, die het zaad ontvangen heeft en de kolf zet zich hoe langer hoe meer uit, tot zij eindelijk uiteen springt. Dan openbaart zij zich in haar blaadjes, zoals een vrouw zich openbaart in het kind dat uit haar geboren wordt, maar de blaadjes of bloesems hebben niet meer dezelfde kleur en gestalte als de moederplant, maar zij hebben alle overige genoemde eigenschappen; want de zoete eigenschap moet nu uit de andere eigenschappen kinderen verwekken. En als dan deze moeder, de zoete kwaliteit, de schone, groene, blauwe, witte, rode en gele bloemen of kinderen heeft doen geboren worden, zo wordt zij zeer moede en kan hare kinderen niet lang van voedsel voorzien; zij mag haar kinderen ook niet lang houden, dewijl het slechts haar stiefkinderen zijn, die zeer teder zijn. En wanneer dan de hitte van buiten af op deze kinderen aandringt, zo worden alle eigen­schappen in hen ontstoken, want de geest des levens arbeidt in hen. Dewijl zij te onmachtig zijn tegenover deze sterke geest en zich niet kunnen verheffen, zo laten zij hun edele krachten van zich gaan en dat ruikt zo lieflijk, dat men zijn hart van vreugde voelt opspringen; zij moeten echter verwelken en afvallen, omdat zij te teder zijn voor de kracht van deze geest. Want de geest vaart uit de kolf in de bloesems, en de kolf wordt gevormd met behulp van al de genoemde eigenschappen. De zure eigenschap doet de kolf tezamen trekken; die zoete verzacht hem en doet hem uitzetten; de bittere verdeelt de materie in onderdelen en de hitte is de levende geest in alle.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[20] De vijfde geboorte in God is nu zo, dat wanneer het licht heel zacht en lieflik door de eerste vier geboorten heendringt, brengt het het hart van het zoete water, een liefdevolle kracht met zich mee. En wanneer de scherpe geboorten dat proeven, dan worden zij ook zacht en liefdevol en lijkt het alsof steeds weer het leven in de dood oprijst. Dan vervult iedere geest de anderen en verkrijgt niets dan nieuwe kracht, de zure hoedanigheid wordt verzacht, want de kracht van het licht uit het zoete water maakt ze zacht, en in het vuur stijgt de zachte liefde op, het verwarmt de koude en het zoete water maakt de scherpe smaak heel lieflik en zacht.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[38] Let hier op, gij joden, Turken en Heidenen, want het geldt u, voor u wordt hier de poort van God geopend, verhardt uzelf niet langer, want het is nu de juiste tijd. Gij zijt dat alles met uw Godloochening vergeten, maar zodra gij u bekeert, dan zal het licht en het hart van God in u opgaan als de stralende zon.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[51] En zoals de Heilige Geest alles in de natuur maakt en vormt, zo helpt ook de Engelengeest, die van dezelfde kwaliteit is als de Heilige Geest, alles vormen en uitbeelden, zodat alles één hart en één wil vertegenwoor­digt, en er louter lust en vreugde heerst.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[14] Nu was dit het voornemen van God, dat Hij uit de aarde een schone Engelenschaar wilde maken en daarbij nog allerlei vormen. Daarop zou alles groeien en bloeien en geboren worden, zoals men ziet aan de ertsen, de stenen, bomen, kruid en gras, en aan allerlei dieren naar Hemelse vorm. En aangezien deze vorming vergankelijk was, omdat zij voor God niet rein was, wilde God aan het einde van die tijd het hart en de kern uit de nieuwe wedergeboorte trekken en het scheiden van de dood er de toorn, opdat deze nieuwe wedergeboorte buiten deze plaats in God voor eeuwig zou kunnen groeien en bloeien, en Hemelse vruchten voort­brengen.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Versta uw moedertaal juist: de diepte hiervan doet niet onder voor het Hebreeuws of Latijn; al verheffen de geleerden zich hierop als een trotse bruid; hun kunnen gaat ten gronde. De geest toont aan, dat nog vóór het einde daar is, menige oningewijde meer zal verstaan en meer zal weten dan de geleerdste doctoren nu weten; want de poort des Hemels wordt geopend. Wie nu niet de blinddoek voor het gelaat heeft, die zal Hem zien; de bruidegom kroont zijne bruid. Amen. Ziet, het woord “barm” is op uwe lippen en wanneer ge dit zegt, zo maakt ge de mond dicht en er komt een knarsend geluid. Dit is de wrange hoedanigheid, die in het woord aanwezig is, zodat het hard klinkt of schalt, en de bittere hoedanigheid verdeelt het woord weer. D.w.z. wanneer ge zegt “bar”, zo rolt de laatste letter, de r en klinkt als een sidderende adem; dat doet de bittere hoedanigheid, deze is sid­derend, bevend. Nu is echter het woord “barm”, een dood en onbegrijpelijk woord, dat niemand verstaat, d.w.z. dat de twee eigenschappen “zuur en bitter” zijn als een donker, koud, kort begrip; men kan hun kracht zonder de verklarende werking van het licht niet verstaan. Wan­neer men echter zegt: “barmhart”, zo stoot men de tweede lettergreep “hart” uit de diepte van het lichaam, uit het hart; de ware geest die uit de hartewarmte omhoog schiet, spreekt het woord “hart” uit, en uit het hart wordt het licht geboren en vandaar verspreidt het zich. Ziet, als ge zegt “barm”, zo stellen de twee eigenschappen, zuur en bitter, dit woord zeer langzaam tezamen. Dit bestaat uit een lange lettergreep, zonder klemtoon, hetgeen zijn oorzaak vindt in de zwakheid der genoemde eigen­schappen. Wanneer ge zegt “hart”, dan vaart de geest in en door het woord “hart”, snel als de bliksem en hij geeft het woord betekenis, inhoud en verstand. Wanneer ge evenwel zegt “ig”, zo vormt de geest het gehele woord zodanig, dat de klemtoon weer verlegd wordt en de geest als 't ware gevangen wordt gehouden tussen de twee andere eigen­ schappen. Alzo is de goddelijke kracht; de zure en bittere eigenschap zijn de “Salniter” der goddelijke almacht; de zoete kwaliteit is de kern der barmhartigheid; naar deze eigenschap is het, dat God ook God genoemd wordt met alle krachten, die aan Zijn wezen inherent zijn. De hitte is de kern van den Geest, waaruit het Licht voortkomt. Zij wordt ontstoken in de zoete kwaliteit en vormt een middelpunt tussen het zure en het bittere, waartussen zij als 't ware gevangen gehouden wordt; hier wordt de Zoon van God geboren, en Deze is het ware Hart van God. En de vlammen des Licht of de bliksem, die op 't zelfde ogenblik in alle krachten doorstralen, zoals de zon de gehele wereld bestraalt, is de Heilige Geest; deze gaat uit van de klaarheid van den Zoon van God, en is als een bliksem in zijn gestrengheid; want de Zoon wordt te midden der andere hoedanigheden geboren.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373