Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 362 van 1112

...  350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375  ...
[16] De hoofdmagiër zei: 'Dan moet alleen ons verstand beslissen wat we moeten doen! Als onze mensen verzorgd zijn, kunnen we ondanks de tamelijk gevoelige koude hier blijven -en dat in ieder geval zo lang, tot deze wijzen zich ter roste zullen begeven -, dan kunnen we in die tijd nog veel van hen leren.'
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Daarmee waren alle drie het volledig eens, en hielden zich verder rustig.
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Het oplichten, dat zich zo nu en dan voordeed in de omgeving van de Dode Zee, werd steeds sterker en heftiger en herhaalde zich vaker dan in het begin. Het leek op een ver en sterk weerlichten. Het leverde derhalve veel stof op tot allerlei gesprekken.
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Lazarus zelf dacht dat hij zoiets nog nooit in die hevigheid had gezien; ook de joodse Grieken beweerden dat. De arme knechten en arbeiders, met de nog steeds aanwezige echtbreekster en de mooie Helias met haar familie, zeiden dat ook, en verbaasden zich allen zeer over dit verschijnsel.
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De magiër zei: 'Ja, ja, u heeft helemaal gelijk. Wij waren toentertijd nog jong en waren nog leerlingen die zich weinig om dergelijke dingen bekommerden. Bovendien hebben die wijzen slechts enkele andere hoog geplaatsten ervan in kennis gesteld, maar dat heeft kennelijk niet zoveel indruk gemaakt als de drie vooraanstaande wijzen waarschijnlijk gehoopt hadden, en wij konden er ook maar heel weinig over te weten komen. Bij ons vertelde men slechts dat bij het eens zo grote en machtige volk in het westen een nieuwe koning geboren was., wiens arm de vijanden en onderdrukkers van het volk zou overweldigen en verdrijven; maar over het feit dat die pasgeboren koning tevens de beloofde Middelaar zou zijn hebben we weinig of niets gehoord.
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] We moeten de sterren vragen om ons de stand van die zon aan te geven, die we genaderd schijnen te zijn, maar waarvan we toch niets kunnen zien door de blindheid van ons hart. Wat zullen de zwijgende sterren ons zeggen? We kunnen ze aldoor vragen stellen en zullen toch geen antwoord van hen krijgen! Ik geloof, dat we eerder van de wonderbaarlijk wijze man iets naders over de stand van die door hem omschreven levenszon te weten kunnen komen, dan van de sterren, die ons nog nooit iets hebben meegedeeld, hoewel de mensen ons tijdens onze voorstellingen vaak om dingen en omstandigheden vroegen, die ons allang bekend waren en waarover we dan met ernstige, wijze gezichten tegen het volk zeiden, dat we het uit de sterren gelezen hadden. Ja, het blinde volk geloofde dat wel, alleen wij zelf niet, en deze mensen hier zouden het nog veel minder geloven, omdat zij zich in het volle licht van de waarheid bevinden.
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Als een ziel dat eenmaal in gaat zien, keert zij zich af van haar vroegere slechtheid, en begint die te verachten en te verafschuwen en probeert innerlijk beter te worden. Ook al mocht zij zo nu en dan toch nog in een oude zonde terugvallen, dan volhardt zij daar niet in, maar heeft daar berouw over en verlangt er niet naar om hem weer te begaan. Zo verminderen en bekoelen langzamerhand de slechte neigingen, en dan wordt het ook steeds lichter in zo'n ziel.
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] En omdat de witte vredesgeesten die je zag in de eerste plaats voor de verbetering van die slechte ziel zorgen, gaat een ziel die haar leven heeft gebeterd, eerst naar deze geesten over om zich daar in geduld en goede orde en rust te oefenen.
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Maar U, mijn Heer en mijn God, bezit vanaf de eeuwigheid het oneindig beste, en U zou de arme mensen, Uw schepselen, Uw kinderen, ook het allerbeste voor hun hart en voor hun ziel kunnen geven; maar dat doet U heel wijselijk niet, de mensen moeten eerst de meest afgrijselijke roofdieren worden en daarna straft U hen met Uw harde gerichten en maar heel weinigen kunnen zeggen: 'De Heer van hemel en aarde heeft zich eindelijk weer een keer over ons ontfermd!'
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Heer, vergeef mij dat ik nu zo zonder enige terughoudendheid gesproken heb; maar Uw geheimzinnig gedrag tegenover de drie magiërs heeft mij daartoe verleid! Kunnen zij er wat aan doen dat zij zijn zoals zij zijn?! Zij zoeken U al geruime tijd en kunnen U niet vinden, en nu zijn zij bij U, en U maakt Zich nog steeds niet aan hen bekend! O Heer, zeg me toch waarom dat, uitgaande van Uw onbegrensde wijsheid, zo moet zijn, terwijl anderzijds Uw vaderlijke liefde, mildheid en goedheid wel wil dat alle mensen gelukkig, wijs en zalig zullen worden! Want bij dit voortdurende razen en tieren van de mensen onderling, is het immers toch ondenkbaar dat zij ooit het levensdoel kunnen bereiken dat U hun gesteld heeft. - Heer, legt U mij dat toch eens uit!'
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Bij deze bekwaamheden kreeg het ook een duidelijke en goed begrijpelijke openbaring uit Gods mond, die hun vrij en openlijk liet zien wat ze moesten doen om het doel dat hun door God gesteld werd, langs de kortste en gemakkelijkst begaanbare weg te bereiken. Maar daarnaast liet God ook weten dat ze helemaal vrij waren en ook konden handelen in strijd met de wil die God hun had verkondigd, door zich te laten leiden door het vlees en wereldse materie; maar dan zouden ze daardoor zelfeen gericht en daarmee ook hun dood veroorzaken.
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] God heeft het nooit laten ontbreken aan grote en kleine openbaringen, maar heeft toch nooit een mens gedwongen zich daaraan te houden. Gezegend is echter degene, die zich eraan houdt en zijn leven daarnaar richt!
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Heeft het de eerste mensen van de aarde soms ooit aan de beste opvoeding ontbroken? O nee! Hebben zij die soms ook niet aan hun kinderen gegeven? Ja zeker, en altijd in de meest zuivere zin! Maar de mensen voelden ook de aandrang in zich om tegen de geboden van God in te gaan, omdat dat hun lichaam behaagde, en daardoor raakte hun leven totaal in verval en algehele godvergetenheid. En als God mannen naar hen toezond en hen vaderlijk vermaande, om zich weer tot Hem te keren, dan werden deze mannen direct in de ban gedaan en verdreven en een aantal werd zelfs op gruwelijke wijze gedood.
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De magiër zou zich nu graag met een aantal vragen tot Mij gewend hebben; maar hij durfde dat niet. Maar Ik riep hem bij Mij en stond hem toe Mij te vragen wat hij wilde, dan zou Ik hem antwoord geven.
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Men kan U echter alleen maar bezitten, door Uw wil te kennen en ernaar te handelen. Want nooit kan een geschapen, eindig mens Uw wezen hebben, omdat U in Uzelf van eeuwigheid tot eeuwigheid God bent; maar Uw heilige, hem geopenbaarde wil kan een mens bezitten en er met al zijn krachten naar handelen. Als de mens dat doet, heeft hij Uzelf in zich, dan herkent hij U, heeft U lief en aanbidt U .
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375  ...