Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 363 van 373

...  348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373
[6] De zure en bittere hoedanigheid zonder het zoete water worstelen zó zeer met elkander, dat zij de duistere hitte doen geboren worden en in zich doen ontbranden. En dit nu tezamen is de toorn Gods, de bron en oorsprong van het helse vuur, hetgeen te zien is bij Lucifer. Deze verhief zich en stelde zich mèt zijn regimen zó zeer te weer, dat de zoete bron in hem verdroogde, het zoete, waarin het licht ontstoken en de liefde opstijgt. Daarom is hij nu ten eeuwige dage een zure, harde, koude, bittere, vurige en onwelriekende bron; want, toen de zoetheid in hem verdroogde, zo werd hij gelijk een duister jammerdal en als een huis van verderf en ellende. Het licht wordt ontstoken temidden van de hitte, in het zoete bronwater. Dat is het begin des levens, wart de zure en bittere eigenschappen zijn de aanvang en de oorzaak van hitte en licht. Alzo wordt het zoete bronwater een schijnend licht, zoals de heldere, blauwe Hemel. En datzelfde heldere bronwater ontsteekt de zure en bittere eigenschap; en de hitte, die door de zure en bittere eigenschap in het zoete water ontstaat, stijgt uit dat zoete bronwater ook op in de bittere en zure eigenschap, en in deze twee eigenschappen wordt het licht eerste droog en schijnend, daarna beweeglijk en over­winnend. En wanneer dan het licht in het bittere en het zure opstijgt, zo proeven zij beide het zoete en heldere water, en in het zoete water is ook weer het licht, maar slechts licht van een Hemelsblauwe kleur. Dan siddert de bittere eigenschap en verdrijft de hardheid in de zure eigenschap; en het licht schijnt helder in deze eigenschap, veel helderder dan de glans der zon. Hierdoor wordt zij zacht licht, lieflijk en soepel en krijgt leven. Dit nu is de juiste bronwel der liefde. Hoe zou daar niet de liefde en de vreugde zijn, waar temidden van de dood het leven geboren wordt en midden in de duisternis het licht. Ge zegt: hoe geschiedt dat? Ja, wanneer mijn geest in uw hart zou zetelen en in uw hart zou opstijgen, zo zou deze uw lichaam begrijpen; maar op andere wijze kan ik het u niet aantonen; ge kunt het ook niet be­grijpen of verstaan; de Heilige Geest ontsteke uw Geest, opdat dit licht in uwe harten schijne. Dan wordt dit licht in u geboren zoals in God en stijgt op in de zure en bittere eigenschap van uw wezen, in het zoete water, en zegeviert, zoals het in God zegeviert. Wanneer dit plaats vindt, zult ge mijn boek eerst verstaan en eerder niet. Wanneer het licht in de bittere hoedanigheid ontstaat, d.w.z.: wanneer het bittere en droge het zoete bronwater des levens opvangt en daarvan drinkt, zo woedt de bittere Geest levend in de zure, wrange geest en deze is nu gelijk een zwangere geest, die zwanger is van leven en voortdurend leven voort moet brengen.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Zie, de sterren zijn uit God samengesteld; gij moet echter het verschil goed begrijpen, want zij zijn niet het hart en de zachte, reine Godheid, die men als God eren en aanbidden moet, doch zij zijn de binnenste en scherpe geboorte, waaruit het hart van God zich steeds openbaart en van waaruit de Heilige Geest uit de aanvang des levens steeds opgaat.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] De scherpe geboorte van de sterren kan noch het hart van God, noch de Heilige Geest bevatten. Maar het licht Gods, hetwelk opgaat in de angst evenals het golven van den Heiligen Geest, blijft geheel vrij, en heerst te midden van de schoot van de verborgen Hemel, die ontstaat uit het water des levens. Vanuit diezelfde Hemel hebben de sterren hunne eerste ontsteking bekomen, en nu zijn zij als een werktuig, dat God voor de openbaring nodig heeft.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Zo ook wordt het hart of het licht van God in het lichaam dezer wereld steeds weer geboren en dat zelfde hart is één met het eeuwige, zonder begin of einde zijnde hart van God den Vader, die in en boven alle Hemelen is.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[32] Nu moet gij echter van dezen enigen Vader, die tegelijk toornig en liefde­rijk is, niet twee personen maken, want het is één Vader, die steeds uit zijn hart zijn geliefde Zoon doet geboren worden, en van beiden gaat de Heilige Geest uit.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Hier wil ik de lezer vermanen, dat hij de goddelijke geboorte juist be­schouwt. Ge moogt niet denken, dat de ene geest naast de andere bestaat, zoals ge de sterren aan de Hemel naast elkander ziet staan, neen, ze zijn alle zeven met elkander verweven, als één geest, zoals ge dat waar kunt nemen bij een mens. Hij heeft menigerlei gedachten vanwege de werking van de zeven geesten Gods, die in het menselijk lichaam wonen, maar ge moet toegeven, zo ge niet dwaas wilt zijn, dat ieder lichaamsdeel ook de kracht bezit van andere delen van het lichaam. Naar gelang van de eigenschap, die in een bepaald geval de boventoon heeft, naar gelang daarvan beheersen ook de gedachten het gemoed. Wekt ge in uw wezen de geest des vuurs, zo ontspringt in u bitterheid en toorn; want zodra het vuur ontstoken wordt, hetgeen in de hardheid en de boosheid geschiedt, zo welt de boosheid op in de bliksem. Want wanneer ge u tegen iets verzet, hetzij tegen liefde of tegen toorn, of tegen wat ook, dan ontsteekt ge die hoedanigheid, die daarmee parallel loopt en dat brandt in uw gehele geest in; maar de oergeest wordt ontstoken in de bliksem. Want wanneer ge iets aanschouwt, dat tegen u gekeerd is en wat ge niet goedkeurt, zo tekent uw hart protest aan. Het is, alsof ge een steen zoudt nemen en daarmee op een hoefijzer zoudt slaan, zodat er een vonk zou uitspatten. Allereerst smeult het; wanneer ge echter nog meer in op­stand komt, zo is het, alsof ge het vuur aanblaast, zodat de vlam eruit slaat. Dan is het tijd om te blussen, of wanneer het vuur te groot is ge­worden, zo brandt het door en verteert alles en doet schade aan de naaste.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[20] Zegt ge nu: hoe kan men het vuur, dat werd ontstoken, blussen, hoort dan toe. Ge hebt het zoete bronwater in u, giet het uit in het vuur, zo zal het uitdoven. Laat ge het branden, zo doet het in uw wezen opdrogen de bron van alle zeven Oergeesten, zodat ge verdroogt. Wanneer dit ge­schiedt, zo zijt ge een hellebrand en voor u is geen hulp meer. Wanneer ge echter aanziet, wat ge liefhebt, en ge maakt de geest in uw hart levend, zo ontsteekt ge het vuur; dat brandt allereerst in het zoete water als een gloeiende kool. Terwijl het nu smeult, zo doet het u wel­dadig aan en verteert u niet; wanneer uw hart zich echter verheft en de zoete bron ontstoken wordt, zodat het een laaiend vuur wordt, zo worden alle Oergeesten aangestoken, dan brandt uw gehele lichaam, en mond en handen komen in werking.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Dit vuur is het meest schadelik, en heeft vanaf het begin van de wereld het meeste verdorven en het is moeilijk om het te blussen. Want wanneer het ontstoken is, zo brandt het in het zoete water en het moet gedoofd worden door de bitterheid. Daarom volgt hierop ook een treurig gemoed, wanneer iemand het zou toelaten, dat in zijn lichaam vuur zou branden in het zoete bronwater. Maar dit zult ge weten, dat ge heerser over uw eigen gemoed blijft. Er ontstaat géén vuur in uw lichaam of geest, of ge verwerkt het zelf. Het is waar: al uwe geesteswerkingen ontsprongen van zelf en werken in u; de ene heeft steeds grotere macht en kracht over u dan de andere. Want wanneer in de ene mens de heerschappij der geesten gelijk was aan die in een andere mens, zo zouden wij allen een gelijkvormige wil en een zelfde gestalte bezitten; zij zijn echter alle zeven onder het gezag van uw ene belichaamde geest, welke de ziel heet. (Zij heeft in zich het eerste principe der geest der zielen, het tweede en de sterrengeest in de elementen, het derde, namelijk deze wereld.) Wanneer nu een vuur in een oerbron ontstaat, zo is dit aan de ziel niet verborgen; zij mag onmiddellik de andere bronnen wekken, die het ontstoken vuur niet gunstig gezind zijn en zij mag het vuur blussen. Zou echter het vuur te groot worden, zo heeft zij haar gevan­genis, waarin zij de geest, die werd aangestoken, mag opsluiten, nl.. in de harde scherpe kwaliteit, en de andere geesten moeten hare gevan­genisbewaarders zijn, totdat de toorn voorbij gaat en het vuur uitdroogt. Merk op wat dit betekent. Wanneer een bepaalde geest of oerbron u te heftig een bepaalde richting uitdrijft, wat tegen de natuurwet ingaat, zo moet ge uw ogen daarvan afwenden. Helpt dat niet, neem dan die geest en werp hem in de gevangenis. Dat wil zeggen: wendt uw hart af van de tijdelijke wellust, van eten en drinken en overdaad, van de rijkdom dezer wereld en denk dat op de dag van heden het einde van uw leven daar is; wendt u af van de overvloed dezer wereld en roept ernstig tot God en geeft u aan Hem over.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Wanneer ge dat doet, zo zal de wereld met u spotten en zij houdt u voor een dwaas. Draag dit kruis met geduld, en laat den gevangen Geest niet meer uit de gevangenis en vertrouw op God, Hij zal u de kroon der goddelijke vreugde geven. Scheurt zich echter de geest weer uit de ge­vangenis los, zo werpt hem er weer in; beschouwt hem als uw weder­partij, zo lang u leeft. Wanneer ge maar zoveel overhoudt, dat hij niet de bronwel van uw hart geheel in vlammen doet opgaan, waardoor uw ziel wordt gelijk een dor stuk hout; en wanneer iedere bron nog zijn sap bezit, wanneer gij heen gaat, zo zal het vuur dat ontstoken werd u ten jongste dage niet schaden en in uw Oergeesten niet verankerd blijven, maar ge zult, na dit droevige bestel in de opstanding een triomferende Engel Gods zijn.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[33] Let nu op de diepte in het centrum. De Vader is het enige wezen, dat zelf alles is en die zijn geliefde Zoon altijd al heeft doen geboren worden en in beiden is de Heilige Geest in de bliksem, waar het leven een aan­vang neemt, steeds ontstaan. Nu is uit de strenge en ernstige geboorte van de Oergeesten des Vaders, waarin zich de naijver en de toorn be­vinden, steeds het lichaam der natuur geboren. Het licht van den Zoon als het hart des Vaders staat in de natuur, maar zij kan het niet be­grijpen.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[36] Toen evenwel de Vader in het lichaam de scherpte ontstak, heeft Hij daarom nog niet de heilige bron aangeraakt, waar zich het liefderijke hart openbaart, zodat zijn hart in de toorn zou komen te zitten.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Van de aansteking van het hart of het leven dezer wereld.
Hoofdstuk 25: Van het gehele sterrenlichaam, dat is de gehele astrologie of het gehele lichaam dezer wereld. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Toen het licht zich in de hitte ontstak, werd de hete plaats in het licht gevangen genomen en kon het lichaam van de zon niet groter worden. Toen het licht de hitte verzachtte, bleef het lichaam van de zon als een hart in het midden staan, want het licht is het hart der natuur en niet de hitte.
Hoofdstuk 25: Van het gehele sterrenlichaam, dat is de gehele astrologie of het gehele lichaam dezer wereld. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[25] Ge moet daarom nog niet denken dat het Hemelse licht in deze wereld in de oerbronnen Gods geheel gedoofd is. Neen, er is slechts een duister­nis, welke wij met onze verdorven ogen niet doorschouwen kunnen; zo God echter deze duisternis doet wijken, die zweeft boven het licht, en uwe ogen worden geopend, zo ziet ge op de plaats, waar ge zijt, en waar ge zit of ligt, Gods schone aangezicht en de gehele Hemelse poort. Ge durft uw ogen niet naar de Hemel opheffen, want er staat ge­schreven: het “Woord” is nabij u; namelijk op uw lip en in uw hart. 5 Mozes 30 :, Romeinen 10 : 8. Zo nabij is God u, dat de geboorte der heilige Drievuldigheid ook in uw hart plaats heeft; God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest worden allen in uw hart geboren. Wanneer ik hier nu schrijf over het centrum of het midden, en dat de oerbron der Goddelijke geboorte in het midden plaats vindt, zo betekent dat niet, dat er in de Hemel een bijzondere plaats is of een bijzonder lichaam waaruit het vuur van het goddelijk leven ontspringt en van waaruit de zeven geesten Gods uitgaan in de volheid van den Vader, maar ik spreek op menselijke wijze over deze dingen ter wille van het onverstand van de lezer, over de wijze, waarop de Engelen zijn gevormd en zoals in God alles bestaat. Ge kunt geen plaats, noch in de Hemel, noch op de aarde noemen, waar de goddelijke geboorte niet alzo geschiedt, noch in enige Engel of heilige mens, noch daarbuiten. Waar een oerbron of oergeest in de goddelijke kracht aangeroerd wordt, waar ook, behalve in de duivelen en in alle goddeloze verdoemde mensen, zo is de goddelijke ge­boortebron aanwezig en daar zijn tegelijkertijd alle zeven Oergeesten Gods aanwezig en het is, alsof ge een ruimtelijke cirkel zou sluiten en als het ware de gehele goddelijkheid binnen dien cirkel. Zo ook wordt de goddelijkheid in een schepsel geboren; de volheid des Vaders is tot aan alle einden der wereld en in alle dingen. Op deze wijze kan men God noemen: een almachtige, alwetende, alziende, alhorende, alriekende, al­proevende, alvoelende God, die alom tegenwoordig is en hart en nieren proeft van Zijn schepselen.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] De zeven geesten zijn de vader van het Licht en het Licht is dus hun Zoon, dien zij van eeuwigheid tot eeuwigheid baren. En het Licht ver­licht hen en maakt voortdurend de zeven geesten levend en rijk aan vreugde, want zij leven allen en bewegen zich allen uit de kracht van het Licht. Ziet, ik wil het u nog éénmaal tonen; of ge het ook begrijpen mocht, opdat deze grootse arbeid niet tevergeefs zal geschieden of zonder nuttigheid. De zure, wrange kwaliteit is de eerste geest; deze trekt tezamen, en maakt alles droog; de zoete hoedanigheid is de tweede; deze verzacht en kalmeert. De derde geest is de bitterheid, die ontstaat uit de vierde en de eerste; wanneer de derde vol woede met de wrange strijdt, zo ontsteekt hij het vuur, en de boosheid ontspringt in dat vuur en gaat op in de wrangheid. En deze zelfde boosheid of grimmigheid wordt de geest der bitterheid. Zelfstandig en in de zoetheid wordt hij verzacht, in de hardheid wordt hij lichamelijk concreet gemaakt; nu be­staat hij en ook de vierde geest is geboren. Nu gaat de bliksem in de kracht van deze vier kwaliteiten op in de hitte en stijgt op in het zoete bronwater en de bitterheid maakt hem triomferend en de zure maakt hem schijnend, droog en lichamelijk, de zoete maakt hem zacht. En het Licht staat in het midden van hen als een hart. Wanneer dit Licht, dat in het midden van hen is, in de vier geesten schijnt, zo stijgen de krachten van deze vier geesten op in dat Licht en worden levend, en zij hebben het Licht lief, dat wil zeggen, zij laten het op zich inwerken en worden zwanger van dat Licht en deze zelfde geest, die hen allen omvat is de liefde des levens; dit is de vijfde geest. Wanneer zij deze liefde in zich voelen, zo zijn zij in staat tot grotere vreugden, want de een ziet de andere in het Licht en de ene maakt de andere werkzaam; dan ontstaat de toon of klank, dit is de zesde geest/ In deze toon gaat de kracht van alle zes geesten op en komt er in tot uiting. Ze vormen tezamen één lichaam en dit is het lichaam der natuur, waarin alle Hemelse schepselen en gestalten en gewassen geformeerd worden.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  348 - 349 - 350 - 351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373