Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 363 van 1112

...  351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376  ...
[8] Ik zei: 'Ja,ja, zo is het helaas met dit volk van Mij! Daarom zal Ik andere volkeren opwekken, nu al en nog meer in de toekomst; maar altijd zal het zo zijn dat er zich onder de vele geroepenen maar weinig uitverkorenen zullen bevinden.'
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Er is geen volk op de hele aarde dat zichzelf niet heel goed zou kunnen helpen, als het maar wilde. Maar waar is de wil? Ja, voor het kwade en slechte heeft een volk meer dan genoeg wil; maar voor het puur geestelijk goede en ware ontbreekt het aan goede wil, omdat dat niet tegemoet komt aan de zinnelijkheid van het vlees, en de ziel van iemand die die goede wil niet heeft, gaat net als de ziel van een heel volk in het gericht en in de dood van de materie over, en kan en wil dan niets meer horen, in zich opnemen en begrijpen van datgene wat van de geest is, van zijn licht en zijn leven. En als men zulke in hun vlees gevangen zielen uit hun slaap wil wakker schudden, worden zij dol en grimmig wild, vallen over degenen die hen willen wekken heen als wolven over lammeren, en wurgen en verscheuren ze meedogenloos zonder enige erbarming.
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De magiër zei: 'Omdat U, o Heer, het ons gezegd hebt, geloven we dat nu ook vast en zeker, en we zullen het misschien als geen ander volk op aarde, streng in praktijk brengen! Maar nu doet zich nog een andere vraag voor, en die luidt: Zullen we weer naar Indië teruggaan, of moeten we dat oude zondige land mijden als onze ergste doodsvijand, of moeten we weer naar huis gaan en de blinden het licht brengen dat wij na lang zoeken eindelijk gevonden hebben? We hadden weliswaar besloten ons vaderland, waarvan wij de omstandigheden maar al te goed kennen, voor altijd te mijden en ons leven bij vreemde volkeren te eindigen; maar omdat wij nu in U diegene gevonden hebben voor wie wij ons land lang geleden verlaten hebben, verandert dat ons eerste besluit, en wij zouden ook daarin volledig naar Uw wil willen handelen.'
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Dit volk hier behoort kennelijk tot de geroepenen en temidden van hen bevinden zich toch altijd nog een aantal uitverkorenen, waarbij het te rade kan gaan wanneer het daar behoefte aan heeft; maar bij ons zijn geen uitverkorenen en ook geen geroepenen, en daarom is het lot van het grote Indische volk zeer betreurenswaardig, dat wil zeggen, als Uw laatste uitspraak zo moet worden opgevat, als deze in zekere zin voor alle plaatsen en tijden door U is uitgesproken.'
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zegje dat de mensen bij zo'n volledige gelijkheid wat hun talenten betreft en hun mogelijkheden en uiterlijk, hun woonplaatsen en bezittingen, en als zij dezelfde helderheid van inzicht zouden hebben, zich toch volledig op het niveau van de dieren en eigenlijk nog daaronder zouden bevinden!
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Als de geroepenen echter gelovig aannemen wat hun geleerd is, dan zijn zij er even goed en vaak nog beter aan toe dan de uitverkorenen; want een uitverkorene die het levende licht in zich draagt maar zich er niet precies aan houdt, zal later strenger ter verantwoording worden geroepen over zijn slecht gebruikte talenten, dan degene die alleen maar geroepen is en die enkel moet horen, geloven en er gewillig naar moet handelen.'
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Maar voor hij vertrok, liet hij de tien knechten bij zich komen, gaf hun ieder tien pond en zei: 'Handel daar goed mee tot ik terugkom!'
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De tijd kwam echter dat de koning, nadat hij het nieuwe rijk in bezit genomen had, terugkwam. Toen hij zich weer in zijn burcht bevond, liet hij al gauw dezelfde knechten bij zich roepen die hij bij zijn vertrek het geld had toevertrouwd, om te zien wat ieder daarmee verdiend had.
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Dat de boosdoeners gestraft worden, vind ik helemaal in orde; want juist de goddelijke lankmoedigheid is onverdraaglijk, omdat de boze daardoor steeds meer tijd en ruimte wint voor het tot stand brengen van zijn gruweldaden, terwijl de mens die zich goed gedraagt in een steeds grotere ellende terecht komt, tenslotte alle geloof verliest en genoodzaakt is het hem toevertrouwde pond in de zweetdoek van zijn nood weer onaangeroerd en eerlijk aan de strenge, onbarmhartige heer terug te geven. Ja, in dat opzicht is het natuurlijk wel beter een geroepene dan een knecht te zijn!
Hoofdstuk 125: De kritiek van de magiër op de gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Wie een hem verleend talent zo vlijtig mogelijk ontwikkelt, heeft dan ook een werkelijke schat, waar hem nog steeds meer bijgegeven wordt; wie het echter niet ontwikkelt en zich niet los wil scheuren uit zijn traagheid, heeft het alleen aan zichzelf te wijten dat hij tenslotte met zijn in het zweetdoek bewaarde pond nog dommer wordt dan degenen, die niet wilden dat de koning van het licht over hen zou heersen.
Hoofdstuk 125: De kritiek van de magiër op de gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Wie het pond krijgt, heeft welhaast ook de orde van de koning gekregen. Of de knecht zich ernaar richt, ligt aan zijn vrije wil, en de koning is niet schuldig aan de luiheid van de knecht, maar de knecht zelf, omdat de koning van het licht maar al te goed weet welke talenten hij aan een knecht gegeven heeft. En daarom is de koning altijd in zijn ware en zeker niet ingebeelde recht, en niet de luie en trage knecht.
Hoofdstuk 125: De kritiek van de magiër op de gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Wie Gods rijk in zijn hart bezit, heeft alles. Hij heeft de hoogste en diepste wetenschappen in zich, en het eeuwige leven en de kracht en macht daarvan, en dat is toch zeker meer dan alles wat de mensen op deze wereld ooit als groot en meest waardevol hebben erkend.
Hoofdstuk 126: De juiste opvoeding van kinderen, afgestemd op hun verschillende aanleg. Het belang van innerlijke vorming voor het wekken van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Maar Ik zeg jullie ook, dat het bereiken van het rijk van God nu geweld vereist. Wie het willen bezitten, moeten het met kracht letterlijk naar zich toetrekken; wie dat niet zullen doen, zullen het ook moeilijk reeds hier op aarde volledig tot hun levend bezit kunnen maken..
Hoofdstuk 126: De juiste opvoeding van kinderen, afgestemd op hun verschillende aanleg. Het belang van innerlijke vorming voor het wekken van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Daarop zei de magiër: 'O Heer, hoe is dat mogelijk, - hoe kan de zwakke en nietige mens het rijk van God geweld aandoen en het als het ware naar zich toetrekken? Verder vraag ik me af waar het ware rijk van God zich bevindt, als de mens het kan grijpen en naar zich toe kan trekken!'
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Het volledig kennen en opvolgen van Gods wil is het ware Godsrijk in jullie! Maar als men Gods wil kent is het toch niet zo gemakkelijk om hem op te volgen als jij je dat voorstelt; want de wereldse mensen verzetten zich daar tegen en vervolgen degenen die Gods rijk werkelijk willen verwerven. Daarom moet degene die zich het rijk van God volledig eigen wil maken, geen vrees hebben voor hen die alleen het lichaam van de mens kunnen doden, maar de ziel geen schade kunnen toebrengen; de mens moet veeleer God vrezen, die volgens Zijn eeuwig onveranderlijke orde ook de ziel naar de hel kan verstoten!
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  351 - 352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376  ...