Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 364 van 1112

...  352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377  ...
[5] Hierop zei de magi‰r: 'O Heer, ik dank U voor deze belangrijke en zelfs heerlijke uitleg! Ja, zo kan een mens pas beseffen hoe blind en dom hij bij al zijn vermeende wijsheid is! Wat beeldt menig wereldse wijze zich toch in, terwijl hij uiteindelijk door de bomen het bos niet meer ziet! Als een mens zijn ogen maar een beetje wilde opendoen, ligt het zo voor de hand! leder kind heeft duidelijk een andere gestalte; de een is vaak groter dan de ander, de een is ruwer, een ander heel fijn en teer, en zo zijn er alleen al uiterlijk bij de kinderen van ‚‚n en hetzelfde ouderpaar heel grote verschillen. Wat een verschillen zullen er dan innerlijk wel niet zijn?
Hoofdstuk 126: De juiste opvoeding van kinderen, afgestemd op hun verschillende aanleg. Het belang van innerlijke vorming voor het wekken van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei: Zeker, want alle mensen moeten eerst kunnen lopen, met hun handen kunnen grijpen, met hun ogen kunnen zien en met hun oren kunnen horen, voor zij in staat zijn praktische bezigheden te verrichten. En zo moet de mens ook de doorjou genoemde voorkennis hebben, om met behulp daarvan gemakkelijker tot de ware levenswijsheid te kunnen komen. Maar daarbij moet er toch wel op worden toegezien dat de mensen deze voorkennis en het leren daarvan niet tot hoofdzaak maken, en zich niet hun leven lang bezig houden met het bestuderen van geschriften en talen, en daarbij de innerlijke vorming, die de geest in de mens wekt, vergeten; want daarin is tenslotte toch enkel en alleen de hele waarde van het leven gelegen. Want wat zou een mens er aan hebben als hij alle geschriften van de wereld kon schrijven en begrijpen en alle menselijke talen zou kunnen spreken, maar schade zou lijden aan zijn ziel?!
Hoofdstuk 126: De juiste opvoeding van kinderen, afgestemd op hun verschillende aanleg. Het belang van innerlijke vorming voor het wekken van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Wie God meer vreest dan de mensen, en ondanks de vervolging van de mensen Gods wil kent en ook doet, trekt Gods rijk met geweld naar zich toe; en wie dat doet, zal het ook zonder enige twijfel verwerven.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Maar daar komt nog wat bij, dat ook behoort bij het met geweld naar zich toetrekken van Gods rijk, en dat is het volgende: dat de mens zich in alle wereldse zaken zelf zo veel mogelijk verloochent, allen die hem beledigen van harte vergeeft, tegen niemand wrok koestert of toornig is, bidt voor degenen die hem vervloeken, goed doet aan hen die hem kwaad doen, zich boven niemand verheft, de zo nu en dan op hem af komende verzoekingen geduldig verdraagt en zich onthoudt van vraatzucht, zwelgerij, hoererij en echtbreuk. Wie al deze dingen in praktijk brengt, doet Gods rijk ook geweld aan en trekt het met kracht naar zich toe.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Wie God boven alles liefheeft, belijdt God en dus Mij voor de hele wereld, en Ik belijd ook hem in Mijn liefde, en daaruit bestaat het ware, eeuwige leven van de ziel van de mens. En doordat de mens juist door die levende liefde tot God ook tot de hoogste wijsheid komt en komen moet -dat is dan de hemel of Gods rijk -, daardoor heeft de mens ook Gods rijk in zich gekregen, dat hem dan eeuwig niet meer afgenomen kan worden. Dit heb Ik jullie nu uitgelegd; onthoud het, grif het inje hart en handel ernaar, dan zullen jullie het eeuwige en ware leven in je hebben! Maar gun Me nu even wat rust, en denk na over wat Ik jullie nu verteld en getoond heb!'
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Een van hen zei tegen de redetwistenden: 'Luister! Wie zegt dat hij de woorden en lessen van de Meester het best heeft begrepen, heeft Hem het minst begrepen; want in Zijn woorden kwam ook naar voren, dat zich niet de één boven de ander moet verheffen, maar in alles deemoedig en bescheiden moet zijn. Wie echter tegen zijn broeder zegt: 'Kijk, dat begrijp jij niet!' of dat heb je verkeerd begrepen!', die verheft zich immers boven zijn broeder, en dat is tegen de leer van de Heer en laat zien dat juist hij de leer slecht of helemaal niet heeft begrepen.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De drie magiërs hadden ook nog iets wat zij van Mijn leer niet konden begrijpen, en dat was de plaats van de hemelen; want zij zeiden: 'Dat het volledig kennen van God, Zijn wil en Zijn liefde en wijsheid, en het leven en handelen volgens de wil van God, op zichzelf Gods rijk uitmaakt, is volgens de leer van de Heer nu wel duidelijk, en ook is het duidelijk dat wanneer iemand dat alles in zichzelf tot stand heeft gebracht, hij zich wat betreft zijn ziel volledig in Gods rijk bevindt en het eeuwige leven heeft en dus een volmaakt mens is; maar waar is de plaats waar zijn ziel zich zal bevinden als die later haar lichaam verliest?'
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De hoofdmagiër wilde zich daarom met deze vraag tot Mij wenden.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Dat zeggend stond Ik op en ook Mijn leerlingen. We zochten een slaapplaats in een grote tent, en iedereen begaf zich .ter ruste.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nu kwam ook onze Lazarus in gezelschap van Rafaël het huis uit. Hij kwam meteen op ons toe en wilde wat zeggen; maar Rafaël gaf hem een teken en zei, dat Ik nog wat rust wilde houden. Toen hield Lazarus zich in en wachtte tot het Mij schikte. Maar Mijn rust duurde nog slechts enkele ogenblikken; Ik riep Zelf Lazarus bij Me en vroeg hem of hij nu eerst voor een goed en zuiver morgenmaal wilde zorgen. Dat deed hij direct en hij zette al zijn mensen aan het werk. Het duurde natuurlijk nog geen uur eer het ochtendmaal gereed was.
Hoofdstuk 130: Het vertrek naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Sommige van Mijn leerlingen vroegen zich af wat Ik vandaag wel van plan mocht zijn, omdat alles wat haastig gebeurde. Maar zij kregen op die onnodige vragen helemaal geen antwoord van Mij, -kortom, Ik zat aan tafel, at en dronk en gaf niemand antwoord op wat voor vraag dan ook.
Hoofdstuk 130: Het vertrek naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Toen Ik al gauw met de maaltijd klaar was, vroeg Agricola Mij dan ook: 'Maar, Heer en Meester, ik begrijp U vandaag helemaal niet! Anders bent U steeds zo kalm en geduldig, maar vandaag gaat alles zo gehaast, dat U Zich niet eens de tijd gunt om rustig Uw maaltijd te gebruiken, zoals ik dat van U gewend ben. Wat bent U vandaag eigenlijk van plan?'
Hoofdstuk 130: Het vertrek naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Toen het drietal dat hoorde, stonden zij heel verheugd van hun zitplaatsen op en begaven zich direct met Mij op weg.
Hoofdstuk 130: Het vertrek naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ook de gids, die enigszins verlamd was, voelde zich plotseling helemaal gezond en sterk, dankte Mij ook op zijn knieën en vroeg Mij (de genezen lamme): 'Heer, wonderbaarlijk grote profeet, die zulke wonderen doet en wist hoe mijn metgezel het licht uit zijn ogen verloren had, u zult ons ook wel kunnen vertellen waar we naar toe kunnen gaan om tegen een matig loon werk te krijgen; want het is nu in deze tijd moeilijk om snel ergens werk te krijgen!'
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De blinde zei: 'Dat bij God alle dingen mogelijk zijn, weten en geloven wij beiden; maar God doet nu geen wonderen meer, omdat de mensen te slecht en boosaardig zijn geworden, te beginnen bij de hogepriester tot aan ons toe. Want Gods geboden heeft men verworpen en daarvoor in de plaats andere gegeven, die slecht en miserabel zijn; als de wetten echter slecht zijn, dan worden ook de mensen die zich aan de slechte wetten moeten houden, slecht, want zoals de leer is, is ook het geloof en zijn de inzichten van de mensen. De mensen hebben zodoende God verworpen en vereren nu weer het gouden kalf, en daarom heeft God hen ook verworpen en zal Hij weldra een boos gericht over hen laten komen; want mijn gids, die kan zien, heeft mij de tekenen in de nacht van eergisteren beschreven, en die duiden werkelijk op niets goeds voor de mensen die God volledig de rug hebben toegekeerd. En zo ziet u, vriendelijke man, want naar uw stem te oordelen bent u dat, dat God nu in deze kwade tijd heel zeker geen wonderen meer zal doen en dat ook niet kan en wil!'
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  352 - 353 - 354 - 355 - 356 - 357 - 358 - 359 - 360 - 361 - 362 - 363 - 364 - 365 - 366 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 372 - 373 - 374 - 375 - 376 - 377  ...